De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 12
(1899)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 89]
| |
Sascha Schneider
| |
[pagina 90]
| |
geen kunst denkbaar is dan die geboren werd uit het gevoel en op haar beurt gevoel kan opwekken? Ik stel mij Schneider voor als een door en door moderne, een spesiefiek negentiendeeuwse verschijning. Het kan niet anders, of de grote bewegingen van onze tijd moeten - evenzeer als de jongste Duitse wijsbegeerte - een machtige indruk geoefend hebben op zijn geest, zó zeer, dat zij zijn gehele aanleg, z'n gehele ontwikkeling als kunstenaar én als mens beheerst hebben. De keus van zijn onderwerpen volstaat reeds, om dit te bewijzen. De zich meer en meer opdringende menselike hervormingen, de anarchistiese aspirasiën van zovelen in alle beschaafde landen, de met de dag groter wordende breuk tussen dogma en humanieteit, de monsterachtige ontwikkeling van het kapietalisme en daartegenover de sombere ellende van de proleet, dat alles en noch meer moet, van zodra hij denken kon, zijn geest stof hebben geleverd tot honderderlei bespiegeling. Wat hem in dat alles het meest heeft getroffen, dat heeft hij samengevat in samenstellingen, welke ik zeker niet alle op dezelfde lijn zou willen plaatsen, doch waarvan toch de minst volmaakte noch voldoende is, om tot nadenken te stemmen. In het voorportaal van een Assieriese tempel staat de Anarchist en heft boven zijn hoofd de bom, die het gebouw, dat zovele eeuwen trotseerde, zal doen in gruis storten. Christus in der Hölle toont ons een van licht stralend jongeling, eisend, van een op een ruwe troon gezeten Moloch, die te gelijkertijd én de dwingelandij van elk dogma én die van de stoffelike macht vertegenwoordigt en dood en duivel tot trawanten heeft, de ontvoogding van zijn gekluisterd slachtoffer. In Der Mammon und sein Sklave ligt in het stof gebogene en menselike gedaante vóór een monster met een adelaarskop, houdend in de linke hand een geesel, waarvan geldstukken de prikkels zijn. Eins ist Not toont ons de Heiland, heerlik van goedheid, predikend voor een menigte van armen, van op een heuvel, waarop een monumentaal kruis met de woorden, Freiheit, Gleichheit, Bruederlichkeit. Spotlachend vertoont van achter dit kruis de donkere daimoon van de logen zijn afzichtelike tronie, als wilde hij zeggen: ‘Dromen, die toch nooit vervuld worden!’ Sein Schicksal. Op een logge troon zit, gemijterd en de staf in de hand, starend met strak-duistere blik vóór zich, de geestelike verdrukker, terwijl, achter hem, op de muur, zijn vormeloze schaduw de gedaante aanneemt van Satan. Het ware wezen toont zich in de schaduw. Met breed uitgestreken, zwarte vleugels, en om de even geopende mond een afschuwelike grijns, staat de geest van de duisternis zege- | |
[pagina 91]
| |
Naar een fotografie van de firma Avon te Parijs
Gustave Moreau DE DODE SAPHO | |
[pagina 93]
| |
vierend naast het koude marmerblok, waarop de dode Heiland ligt uitgestrekt: Der Triumph der Finsternis. Deze zes platen behoren niet alle tot de mooiste uit de beide kaften. Ik sprak er van, omdat zij van de wijze van voorstellen van Schneider een tamelik goed iedee geven. Toch zijn, van deze zeven, de tweede, derde en zesde uitnemend geslaagd. Vooral de fieguur van de Kristus is telkens zeer indrukwekkend. De Heiland en de legenden, die met zijn persoon in verband staan, schijnen op de kunstenaar een machtige indruk te hebben geoefend. De geschiedenis van het lijden en de dood van de Zoon des Mensen inspireren hem telkens de voortreffelikste samenstellingen. Niet, dat hij - een enkele keer zelfs - een van de epiezoden uit de Passie zou hebben behandeld; neen, maar hij fantazeert om die epiezoden heen net zooals een dichter-met-woorden het doen zou. Juist deze tekeningen behoren tot de mooiste uit zijn sieklus. Eén toont ons Iskariot, voortschrijdende, in alle eeuwen, met zware, gemeten treden, het naakte lijf geheel met doornen omwikkeld, het misdadigershoofd voorovergebogen, over de zich oneindig vermenigvuldigende zilverlingen, waarvoor hij de Meester verkocht aan zijn vijanden, en het kruis van de Meester glijdt, in schuinse helling, vóór de verrader heen, en de Meester zelf staat, schimachtig, veraf, met opgeheven vleugelen, deemoedig, medelijdend. Ein Wiedersehen is noch aangrijpender. Onder het kruis, in een koningsmantel, waarop doornen geborduurd zijn, tussen twee engelen, de één met het kruis, de ander met een schotel, waarop de kroon van doornen ligt, zit Jezus, de handen gevouwen op zijn knieën. Door de beide engelen van Goed en Kwaad wordt Iskariot vóór Hem gebracht. Met bevende hand, doch met afgewend hoofd, omdat hij de blik van de Verradene niet kan verdragen, biedt Judas de Rabbi de beurs aan met het loon van het verraad. De duisternissen van de nacht omhullen de achtergrond, waarop - ik weet niet waarom - een vlammend gebouw. Andere tekeningen zijn zuiver fantazie, louter allegorieën of simbolen. Zo Der Gram, een reusachtig heksenfieguur met beide klauwhanden drukkend op de schouders van een jongeling, wenend naast het lijk van zijn dode vader. Zo Der Herr der Erde, in soevereine trotsheid, met over het naakte bovenlijf gevouwen armen, als een voorhistories dwingeland recht op een troon, op het voetstuk waarvan Kristus aan het kruis is voorgesteld. Zo Das Gefühl der Abhängigkeit, een werkelik schrikbeeld uit een nachtmerrie; tussen de reuzenhanden en armen van een monster met gloeiende ogen en laag voorhoofd, een man, naakt, in de boeien....: de proleet in de ban van het kapitaal? Zo noch Der Männergesang, de vier klassieke stemmen, belichaamd in evenveel | |
[pagina 94]
| |
gelukkig gedachte fieguren. Zo noch Die Genien der Geschichte, die van de kunsten, van de oorlogen, van de wetenschappen. Zo eindelik, Um eine Seele - de boze en de Engel Gods wakend bij een pas ontslapen mensenkind. Wat nu Schneider's werk, daargelaten nu de hoedanigheden van vinding en samenstelling, noch meer waarde schenkt, dat zijn ten eerste de meesterlike tekening, ten tweede de grote duidelikheid van de bedoeling. Zijn fieguren, ofschoon wel niet slaafs naar de natuuur gevolgd, bewijzen dat hij de anatomie van het menselik lichaam onder de knie heeft als alleen de allerbesten. De aksie, waarin hij ze laat optreden, hun houding, gebaren, gelaatsuitdrukking, laten voor de toeschouwer niets van de weer te geven wijsgerige gedachte onopgehelderd. Wellicht past dit laatste niet op een tweetal: Es ist vollbracht en - als het iets zeggen wil - Der Gedanke und das Unendliche. Deze laatste plaat is daarenboven, als uitvoering, geensins op de hoogte van al de andere. Zo waarderen wij in Sascha Schneider een kunstenaar, een dichter, - wel niet een naïeve, zoals b.v. in deze eigen tijd zijn landgenoot Heinrich Vogeler, veel meer - om met Schiller te spreken - een sentimenteele, van nabij verwant met deze andere tijdgenoot, Jan Toorop, altans zo als deze zich aan ons openbaart in werken als Drie Bruiden, Tuin van Weeën, De Sfinks, De Tijd, of met Khnopff in zijn Sfinkse, zijn Medusa, zijn klokluidend meisje, met dit verschil echter, dat b.v. in al die werken van Toorop toch niet alleen de gedachte-, maar ook de gevoelsmens aan het woord is.... Doch naïef of niet, gevoelsmens of louter hersenmens, in elk geval is Schneider een hoogst belangwekkende personalieteit, en zeker zal geen van onze lezers het nu beklagen, zo hij met zijn beide teekeningen reeksen op zijn beurt wil kennis maken.Ga naar voetnoot(1) Pol de Mont ![]() |
|