| |
Kunstnieuws
In ‘Arti’ te Amsterdam
Arti is ditmaal biezonder goed.
Vooral in de grote, de erezaal hangen stukken van onmiskenbaar artistieke waarde.
Laat mij eerst die drie kunstenaars noemen, die mij, naar persoonlike smaak, het sympatiekst zijn: Bauer, Gorter en Veth.
Bauer heeft, als herinnering aan zijn reis in het Oosten, een verrukkelik kleurengedicht in donker aardbezierood en blauw. Dit altans zijn de domienerende kleuren, waartegen zich aflossen, als glinsterende juwelen, het purper, het blauw, het groen, het goudgeel van de rijkgekleurde Oosterse gewaden van de gelovigen op de trappen van de Moskee.
Hoewel als geheel in mijn ogen minder aantrekkelik dan zijn blonde gebouwen tegen lichtblauwe lucht, waarvan ik vóór twee jaren ongeveer hier in dit zelfde Arti-zaaltje zulk een verrukkelik staaltje bewonderd heb in zijn Domkerk, maken deze uiterst zachte, weldadig zachte kleuren een allerlieflikste indruk, niettegenstaande de foeilelike, allerbanaalste lijst.
* * *
Van Gorter een enig mooie Voorjaarsdag en Wilgen, het laatste ver weg het minste van de twee, hoewel er veel poëzie ligt in de grijze geesten van wilgen, dromend langs de berm van het zomerbeekje, dat zich in groene weiden verliest.
Voorjaarsdag is echer zo schoon, zo verrukkelik schoon, dat ik éen ogenblik, bij het binnentreden van de zaal meende te zien een echt landschap bij de duinen, een heus bestaand landschap, stralend in zon. En ik zàg de witte lentewolken drijven en ik proefde de zoelzoete voorjaarslucht. De realieteit, niets dan de realieteit, maar de realieteit gezien in een droom van mooi, niet met het platte van een fotografie, waaraan zich onze Noordnederlandse schilders, helaas, maar ál te vaak bezondigen... Een lange, lange, lijnreche weg, de beide zijden bezoomd door berken, witte zilverberken, die schijnen te gaan..., als pelgrims te gaan naar het blauw-blonde Westen...
Op de achtergrond een duinenrei, lichtgrijs schemerend achter bomen.., en langs de blanke, zonnige weg, schitterend, glinsterend van licht en van zon, zeult een vrouwtje voort, zeult heel langzaam voort, heel traag, haar kruiwagen met takken, onverschillig, bewusteloos van 't mooi om haar heen.
* * *
Van Veth een allerkranigst portret van Dr Abraham Kuiper.
Vooreerst zo treffend in de gelijkenis, dat men wanen zou hemzelf te zien.., de geniale kalvinist met de zienersogen; ten tweede een gedurfd stukje kunst, mooi in de toon, zo mooi uit de verf, zo'n mooie harmonie tussen het gezond blozende gelaat en de mooi grijsbronze achtergrond, dat ik deze afbeelding van
| |
| |
een van onze allerinteressantste landgenoten wel reken tot de allermooiste portretten van Jan Veth. Alleen de zwarte jas schijnt me wat al te glad, wat al te vlak.
* * *
Hoe kán men iets poëties maken van een Noord-Hollands boerenhuis met een blauw-gewitte ondermuur? Dit echter heeft Ed. Karsen gedaan met zijn In Noord-Holland, een boerenhuisje, half blauwgewit, half bruinrood, achter het tere bruingeel van herfstbomen. Alleen het blauwgroen van het gras schijnt mij wat hard, wat te weinig geasjeveerd.
* * *
De jonge Israëls is voor mij altijd een biezonder simpatiek artiest, al schijnt zijn Koningsplein bij de eerste indruk wat vol, wat boelig. De toon van de huizen is biezonder mooi, de toon van de lucht en het stemmige van de stad, maar over 't geheel voel ik me toch meer aangetrokken door z'n Winter, twee kinderen, een jongen en een meisje, die samen dapper voortstappen door de dikke sneeuw tegen de rijpe toon van de mooie huizenrei. Het gulle, het zachtdichte van pasgevallen sneeuw is in dit schilderij biezonder gelukkig, hoewel 't geheel wat schetsachtig is.
Het stukje Op de Amstel zou aantrekkeliker zijn als 't maar naar een meer aantrekkelik model was genomen, het half onwijze, bijna iedieotige gezichtje, bederft echter 't geheel, hoewel de toon van het groen, licht zeegroene pakje, mooi doet tegen de zachtgrijze zomerlucht.
* * *
Paul Rink is mede zeer gelukkig in zijn drie inzendingen, Rustdag te Volendam, Zondag Middag en Kinderen buiten, het eerste in olieverf, de twee laatste in akwarellen.
Het olieverfschilderij, dat verkocht is aan de heer Buffa en met de gouden medalje werd bekroond, trekt mij biezonder aan door het onbewegelike in de houding, het standbeeldachtige, het Sjieneese bijna van die stijve vissers, die daar bijeen staan, de handen in de broekzakken, vóór die stijve scheepjes, dat stijve bos van stijve masten, waartegen los en luchtig de meeuwen zweven.., witte meeuwen, heel elegant, met wijd uitdrijvende, sneeuwblanke vleugels.
De akwarellen zijn meer gewoon gedaan, maar trekken aan door de volmaakt korrekte tekening en de allerliefste menging der kleuren, waarin biezonder plezierig doet het gele kransje van paardenbloemen, dat het kleine, het rode meisje om het hoofd draagt. Het vrouwtje lezend in de bijbel is ook biezonder goed gedaan.
Een heel aardig ding van Molkenboer is het Portret van B.C.M., waarin het heldere rood van de stoel biezonder plezierig doet tegen 't lichtgrijs van de zijwand. Het portret van de prelaat in het violette kleed, dat ik verleden jaar van hem gezien heb, trok mij persoonlik echter oneindig meer aan.
Daar mijn studietje voor de beperkte ruimte anders te lang zou worden, stip ik hier voor de eerste zaal, alleen noch aan Plein te Gardaia van A. le Gras, Dok te Antwerpen van H.W. Jansen en zijn Winter en Kampveerse Toren, de eenden op Tire-haut van John Hulk, een kleine maar mooie de Bock, die evenwel niet in zijn beste manier is, (bij Buffa hangt op 't ogenblik een betere), een Molen van Poggenbeek, (zijn Frederiksplein is veel minder gelukkig) Bij Abcoude van Wijsmuller, een zeer schone Breitner, Nacht, een verdienstelike Jocelin de Jong, In de Yzergieterij, en een kranig gedane akwarel van Mevrouw Jansen-Grothe, De Rooker, die met een mannelike toets is behandeld. Zelden heb ik, wat teknies kunnen betreft, verdiensteliker werk van vrouwen gezien. Ook haar Schrijvend Vrouwtje (grootmoeder), een krijttekening, is niet minder schoon.
Van Dupont, een acht-en-twintig jarig Hollander, die te Parijs woont, zijn er drie prachtige etsen, naar mijn indruk door de kunstenaar zelf getrokken... Alle drie hebben ze tot onderwerp Werkpaarden, twee in kleinere en een in grotere afmetingen, en alle drie hebben ze, meen ik, hetzelfde magere, uitgemergelde dier tot model gehad, arme, geduldige karrepaarden, voortslepend hun sentnerzware vrachten langs de kaden, de losplaatsen van de grote stad.
Op 't eerste, 149, l'Attelage, staat het dier wachtend, 't hoofd gebukt, de leidsels los, wachtend tot het wordt geladen,
| |
| |
peinzend, hoe zwaar de vracht zal zijn, hoeveel de stramme leden noch kunnen dragen; en verder op de achtergrond de vreselike stad, de kade, met de zich telkens aflossende ploegen paarden, voortzeulend hun karren, voort, altijd voort. En op 't water de menselike zeulers, op lange trossen van bargen en boten, het bedrijvige leven van de brede rivier. Op 150, Trekken, trekt het martelaars-dier de wagen voort. Aanzettend, machtig, de borst gebogen, de voorpoten strak, stil naast elkaar, de zenen in de achterpoten strak gespannen. Deze ets zou ik willen noemen Het Geduld, het geduld, de wanhopige berusting in die arme, moede ogen. 151, Rust, heeft tot onderwerp twee paarden, 't ene, heel mager, - 't rust eens even uit, - het hoofd verborgen in de voederzak. Het andere, een subliem fieguur, wachtend met omhooggeheven hoofd, met omhooggeheven ogen, wachtend op gerechtigheid uit die medogeloos dove hemel..., bête de labeur, zoals de dichter-kunstenaar ze noemt. Op de brug, over de Seine, 't leven van de stad, de volgeladen omnibussen, 't eentonige woelen op de bruggen.
De gehele behandelingswijze van de drie etsen is Dureriaans, Dureriaans in de opvatting, Dureriaans in de mooie, krachtige, zuivere lijn, Gotiek zelfs in het meegevoel, het medelijden met wat zwoegt en lijdt.
Deze etsen zijn zeer billik te verkrijgen, de kleinere voor f. 15, de grotere voor f. 25 buiten de lijst.
* * *
De tekeningen (de etsen en akwarellen worden gemakshalve bij de tekeningen gerangschikt!) zijn ditmaal over het geheel zeer goed. Tiepies leuk is de Protestmeeting van de kikkers tegen de Vivisectie, van J. van Oort te Amsterdam. Vermakelik vooral is de houding van de kikkers, die luisteren naar het verslag; het afscheid van de wenende familie, waarvan het mannetje ‘onder het mes’ moet; de moeder, die haar halfwassen kikkertje redt. Enkele van de fieguurtjes zijn echter mistekend, bijv. dat van de kikker, die 't plakaat met de opengesneden kikvors met de handen op de rug beziet en de andere, die de Physielogie der Smart tentoonstelt. Zijn Reigers, hoewel als borduurpatroon wellicht zeer dekoratief, zijn echter als akwarel veel minder gelukkig.
Véel minder goeds valt er te zeggen van de tweede zaal. Ik vermeld alleen een aantrekkelik Aan de Biesbos van Gunneweg, een Opkomend Onweder van Willem Rip, 't aardige Lentestukje van Elias, Huisje met de Berken, en van Mondriaan noch een zéer schoon akwarel aan de Stadhouderskade te Amsterdam.
't Beeldhouwwerk is zoals altijd in Noord-Nederland treurig. Wel aardig zijn de groenbronzen Meisjes uit Volendam van Odé en zijn buste van J.T. Cremer is zeker verdienstelik, voor een Noord-Nederlander altans!
A. w.s.v.l.
| |
Antoon van Welie
Een van de rijkstbegaafde jongeren in Noord en Zuid, onze medewerker Antoon van Welie, heeft het voortreffelik plan opgevat, ter gelegenheid van het van Dijck-jubileum in onze stad een tentoonstelling van eigen werk te openen.
Een smaakvolle loods, waarvoor de beide talentvolle jongeren, van Averbeke en Diehl, een welgeslaagd ontwerp uitvoerden, zal, op de kosten van de jonge kunstenaar, op de ledige grond, tussen de Plaatsnijders- en de Bouwmeestersstraten, vlak tegenover de achtergevel van ons Muzeum en de toegang tot de van Dijck-tentoonstelling, worden opgericht.
De heer van Welie, die een oud-leerling is van de Kunst-Akademie en het Hoger Kunstgesticht van deze stad, heeft zich - in de laatste jaren - ontwikkeld tot een artiest, die - in het opzicht van de hoge ernst van zijn kunstopvatting en van zijn streven naar de hoogst mogelike volmaaktheid van uitvoering - om nu noch niets anders te zeggen - van nu af niet zo licht van zijn ouderdomsgenoten zal overtroffen worden.
Te Antwerpen zullen van hem te zien zijn een twintigtal portretten, een vijftiental schilderijen en een reeks tekeningen van verschillende aard.
De Vl. S. wenst haar medewerker de grootst mogelike bijval toe! Zij wakkert tevens alle vrienden van ware kunst ten warmste aan, na de werken van de
| |
| |
zeventiendeeuwse Antoon niet te verzuimen ook die van zijn negentiendeeuwse naamgenoot te bezoeken.
| |
Hart Nibbrig
Bij Oldenzeel zagen wij met blijde verrassing, een kleine verzameling werken van een onzer aantrekkelikste en talentvolste jongere artiesten, Hart Nibbrig. Nibbrig bekleedt onder de Hollandse schilders een geheel eigen plaats: in tegenstelling tot de meesten hier te lande heeft hij zich al vóór jaren bekend als een overtuigd lumienist en dan ook de methode van de neo-impressionisten, als degene die, volgens hem, het best geschikt is om de duizende schakeringen van het licht in al haar kracht weer te geven, in zijn meeste werken toegepast. Ik zou dan ook bijna geneigd zijn, te zeggen, dat hij meer een Zuid-nederlands of Vlaams dan een Noord-nederlands of Hollands schilder is. Hij behoort bepaald tot de familie van de West-Vlaming Claus en de Brabander Heymans, zeker wel de voortreffelikste lumienisten die er ergens zijn te vinden. Wat bij Nibbrig in de eerste plaats treft, dat is, evenals bij deze Vlamingen, niet meer ‘de stemming’, zo als Israëls, Blommers, Mauve dat verstaan of verstonden, maar de begochelende waarheid en de verkwikkende frisheid van zijn overigens altijd dichterlik geziene hoekjes natuur.
Bij Oldenzeel waren van hem, benevens een paar noch onvolmaakte lithographieën, een mooi waterverfje, Kerkgang getieteld, en een reeks in de volle zin van 't woord merkwaardige olieverfstukken, waaronder ik vooral uitmuntend durf noemen, Oogstmaand, Zomer, Gouden Regen, Najaar.
Dit zijn bladzijden, die niet alleen, in teknies opzicht, degelik, ja, vast meesterlik werk mogen heten, maar daarenboven, in hun krachtige, bijna felle kleurenbontheid, waaruit het licht, echt, heus zomerzonlicht, u zo in de ogen weerkaatst, op ons de indruk maken van hooggestemde hymnen aan de gezonde blijheid en de blije gezondheid van de natuur en het leven in de zelve.
Het ware mooi, zo dit of enig ander tijdschrift van een van deze werken, bij voorkeur van Oogstmaand, een plaat, en liefst dan een gekleurde kon geven. Daardoor, beter dan door wat ik er nu over zeg, zou tevens uitschijnen het uitgelezen dekoratieve karakter van Nibbrig's werk, waar het op zijn best is. In een enigsins stemmig of ernstig gekleed salon zou zulk een stuk als Oogstmaand, op een welgekozen plaats en in een passende lijst, een betoverend effekt maken.
Nibbrig is mij vooral lief, omdat hij geen spoor van akademiese overlevering of atelierslenter heeft overgehouden. Zijn kleur is geen overeenkomstelike; zij is de kleur van de dingen zelf, verhoogd en vermooid door een artiest, die het ambachtelike van de kunst geheel en al onder de knie heeft. Zijn blauw, rood, geel, groen, paars, - de dominanen in zijn schilderijen, - zijn - in een haast overdreven zuiverheid - een weelde voor oog en gemoed.
| |
Te Haarlem
Bij de firma Erven Bohn verscheen een nieuwe aflevering van de prachtuitgaaf van de tragedie Gijsbrecht van Aemstel van onze grote nasjonale dichter Vondel. Deze uitgaaf, waarvoor, men weethet, L. Simons een belangwekkende inleiding schreef en waarvoor Zweers muziek komponeerde, werd door Derkindere versierd op een wijze, welke dit werk stempelt tot een blijvend monument van dekoratieve kunst.
| |
Te Gent
Een jong talentvol artiest, Julius de Praetere, reeds gunstig gekend als auteur van lithografieën en boekversieringen, heeft zich gevestigd als boekprenter en pas geleden zijn maiden-ediesie uitgegeven. Daartoe verkoos hij Lenteleven, een bundel alleraardigste verhalen van onze medewerker, Stijn Streuvels. Hij illustreerde het werk niet in de gewone zin van 't woord. Hij tekende er eenvoudig kop- en eindstukken en versierde aanvangletters voor, doch zo stijlvol, zo geheel en al dekoratief, zo geheel en al boek-versiering, dat ik niet weet, wie, in België, buiten Doudelet en van Rijsselberghe eenvoudiger, logieser werk van dit soort heeft geleverd of zou kunnen leveren. Daarenboven passen drukletters en versiering in volkomen harmonie bij elkander, terwijl een smaakvol bandje in perkament met zijden lintjes het geheel voltooit.
| |
| |
| |
Lichtdrukken naar Antoon van Dijck
Nu dat het ons niet zal gegeven zijn, meer dan zeer enkele van de vele werken van de Antwerpse meester, die in Italië bewaard worden, te Antwerpen tentoongesteld te zien, zal het zeker wel vele van zijn bewonderaars aangenaam zijn, te vernemen, dat de uitmuntende firma, Giacomo Brogi, Via Turnabuoni, te Florensië, een gehele serie fotografiese wedergaven van de mooiste Ietaljaanse van Dijcken heeft verkrijgbaar gesteld. Reeds meer dan ééns was het ons gegeven, in De Vl. S. de voortreffelikheid van Brogi's lichtdrukken te prijzen. Het komt ons echter voor, dat de nu vóor ons liggende naar onze Antoon de meeste, die wij reeds vroeger bespraken, noch overtreffen. Onberispelik werk, in de volste zin van 't woord, zijn - uit de Uffizi - nr 2549, van Dyck's eigen portret; uit de Galleria Pitti, 2920, Rust in Egipte, en 2863, Bentivoglio; uit Palazzo Rosso, Genua, 11597, Paola Adorno Brignole Sale, het verrukkelike vrouweportret, 11599, Een onbekend Jongman; uit Palazzo Spinola, aldaar, 11624, Een Knaapje; uit de Galleria Reale, Turijn, het heerlike en beroemde De Kinderen van Karel I, 2433, Thomas van Savooien, 7055, Rockox met Gade en Zoontje, en 7053, Isabella van Spanje, waarvan het Antwerps muzeum een kopij bezit; uit de R. Pinacoteca, Milaan, Maria met Jezus en Antonius van Padua, enz... Biezonder vermeld dient een foto, de buste van het jongste kind van Karel I voorstellend, een werkelik weergaloos mooi kinderfieguur.
Wij kunnen Brogi's reproduksies niet genoeg aanbevelen, des te meer noch, daar zij zo ongemeen billik zijn.
|
|