aan, wat onderwerp hij ook behandelen mocht. Zijn verf koos hij zeer gewetensvol, zodat ze tot heden toe helder en goed is bewaard gebleven. De hem eigen humor, het kinderlik onbevangene en geestige in zijn werken heeft hem de naam van ‘de Hans Sachs van de schilderkunst’ verworven. In Kassel nochtans vertoont hij zich niet zo zeer van deze zijde, maar wel gedeeltelik in de hem eveneens eigen bijna schuchtere lieflikheid.
Van Lukas Kranach de Oude zijn slechts twee onbetwisbaar echte schilderijen in het Kassels muzeum voorhanden, namelik de nummers 11 en 12.
Het eerste moet de Zelfmoord der Romeinse Lucretia voorstellen; het is nochtans een Duitse vrouw uit de tijd van de kunstenaar geworden. Ze is gezeten in rijke groene renaissance-kledij en met pels gevoerde mantel, het mooie bovenlijf bijna geheel ontbloot, de hals met drie zware kettingen en het blond haar met een parelsnoer versierd. Zij keert het hoofd naar links, en kijkt met een smartelike uitdrukking op het mooie gelaat naar boven, terwijl de beide handen een scherpe dolk midden in haar borst stoten. Het schilderij is een kniestuk. In de verte een berglandschap met torens en kastelen; daarboven welft zich de blauwe hemel. De kleuren zijn goed gekozen en levendig, alleen is de vleeskleur eentonig, een bekende eigenaardigheid van Kranach. Wij hebben hier te doen met een van de vroegere werken van de meester, waarschijnlik van vóor het jaar 1520. Het werd eerst in het jaar 1875 tegen de prijs van de 450 mark gekocht en moet uit Augsburg herkomstig zijn.
Het andere is een Borstbeeld van een Oud Man en een weinig kleiner dan levensgrootte. Het is naar rechts gekeerd, heeft grijs hoofdhaar en een naar de mode van die tijd breed gesneden grijze, volle baard. De een weinig schuinstaande ogen zijn eveneens een eigenaardigheid van Kranach. De kleding is zwart en bestaat uit baret, eenvoudig wambuis en zwarte mantel met bruine pels omzoomd. In de achtergrond een blauwe berg in de avondhemel. Het schilderij werd reeds in 1749 in de verzameling aangetroffen en werd vroeger aan Hans Burkmeier toegeschreven.
Van Kranach zelf zijn misschien noch de schilderijen met twee heilige vrouwen nrs 9 en 10, zijvleugels op meer dan ⅓ levensgrootte. Zij zijn in Kranach's vroegste schildermanier uitgevoerd. Vroeger werden Mathias Grünewald en Hans Baldung Grien voor de schilders gehouden.
De H. Katarina draagt een roosrood kleed, dat aan de elboog gesleten en gepoft is en op de linker schouder en om de lenden is een grasgroene mantel gedrapeerd. Met de rechterarm rust zij op het rad en in de linkerhand houdt zij een groot zwaard. Het mooie hoofd is met bruine lokken omgeven, die boven in een gouden net samengehouden zijn. De lucht is diep azuurblauw.
Wat minder goed geslaagd is de H. Barbara, vooral om het verwrongen middenlijf. Daardoor maakt zij een gebogen indruk; ook de voeten zijn wat plomp geschilderd; het met pels bezette