Kunstnieuws
In Pulchri Studio. Keuzetentoonstelling ter ere van het Vredescongres
Waar het allereerst mijn oog op viel, was een prachtig ding in pointillé-arbeid van Toorop. Een stuk, dat ik ‘Zwoegers’ zou willen noemen, maar dat door de schilder-dichter ‘Na de Werkstaking’ is gedoopt, 't eigendom van Dr J. Titsingh in den Haag; een groep ellendigen, een man en een jongen, sjouwezeulen een dode voort, een dode - of een bezwijmde of een gewonde - maar na de houding van het hoofd en de armen... de onnatuurlik lange handen van een dode, schijnt hij mij dood.
't Is een verrukkelik, verrukkelik doek, waarin de meester zich zelf heeft overtroffen. Die ellende, die niet uit te spreken ellende, in dat straalgouden licht van de zomermorgen, dat door de zachte gloed van het pointillé zo uitstekend, zo bijna tastbaar is weergegeven...
Zie dat gaan van die trage, lome voeten, voorttjokkend, bijna zonder de voeten op te lichten, in de plompe klompen. Zie die wanhoop op het gezicht van die vrouw, die het dode kindje draagt in haar armen.
Verder tekende ik aan een prachtige Josselin de Jongh, een boer met een span zware, Gelderse paarden, die graag, de koppen voorovergebogen begerig smullen in het hooi; 't schilderij, eigendom van Mevrouw de Man te Arnhem, heeft al de wijde rust van de heel wijde Veluwse vlakten... en het veld ligt geploegd als een deken van fluweel en strekt zich in de oneindigheid van de horizont verder.
De tekniese behandeling is eenvoudig boven alle lof!
Zie die houding van die paarden.. zie 't glanzen van die ruggen... zie 't tevreden zwepen van die lange staarten. - Mijn enig bezwaar zou zijn, dat ze wellicht wat te weinig boerenpaarden zijn - dat ze wellicht wat te veel zijn gegroomd.
Van Bauer, de enige Taj-Mahal; eigendom van de heren Wisselingh, vroeger al eens door mij in de Vl. S. beschreven, hele mooie Mauves en Mesdags. Superbe Marissen, van alle drie de broeders, Jaap, Willem en Thys: Tuintjes bij den Haag, Stadsgezicht en de Molen van Jaap, Landschap met eenden, een ander met koeien van Willem en een prachtige Witte koe van Thys, die helaas bijna nooit meer in Holland eksposeert.
Achterbuurt, de Spinster, Kinderportret en Koekenbakster van deze. Alle trokken mij wel 't meeste aan.
't Kleine stukje van Jaap, Tuintjes bij den Haag, kolleksie Taco Mesdag te Scheveningen, is een van zijn beste, maar z'n Molen, eigendom van de heer Smit in den Haag, de witte koe van Willem (Jhr Neervoort van de Poel, en z'en landschap met koeien zijn eenvoudig verrukkelik.
Het katalogus is verdeeld in levende en dode meesters; gelukkig, dat onze Israëls noch onder de levende staat! van de grijze meester van Saul en David hadden wij hier zijn beroemd: ‘Alleen op de Wereld’, Muzeum H.W. Mesdag den Haag, en ‘Als men oud wordt’ van M. Hymans van Wadenoyen. Zijn portret van K. Mesdag trok mij minder aan, ik zie hem niet het liefst in zijn portretten.
Alleen op de Wereld daarentegen is subliem. De stille wanhoop in de geduldige ogen van die eenzaam achtergebleven oude man; die verheven, bijna ijzige rust op het gelaat van de dode, de tonige atmosfeer van schaduw, met alleen bij het lage venster een klein stukje licht. Als men oud wordt is te overbekend om nader te beschrijven.
Zijn zoon Isaäk Israëls zond een van zijn beste wintergezichtjes in.
Van Albert Neuhuys een sappig stuk; sappig moedertje, sappig kindje... 't Moedertje trekt het kindje een kousje aan. De toon vooral zeer fris en helder.
Verder teken ik noch aan (het is onmogelik, om hier al het schone te vermelden) in de eerste plaats een prachtige Bisschop, Maartje, een oude vissersvrouw, met de rust van de zee in de kalme ogen, twee verrukelike Breitners, in zijn latere manier Werkpaarden (enigszins in de verte, heel vaag, herin-