Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 12 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 12
Afbeelding van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.04 MB)

Scans (934.91 MB)

ebook (16.38 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 12

(1899)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 242]
[p. 242]

In de Diergaarde
Uitvoering van Benoit's Oratorium en Kantate

Dit uitnemend geslaagde kunstfeest, door De Koninklike Maatschappij van Dierkunde aan de buitenlandse akademiesten en kunstenaars aangeboden, had, Maandag, 15. Augustus, op de ruime konsertplaats vóór de nieuwe Feesthalle in onze Diergaarde een menigte doen samenstromen, welke ik niet aarzel op zes à zeven duizend hoofden te schatten. Men vergete niet, dat de ‘Kon. Mij van D.’ zoowat 8000 vaste leden telt en dat duizende toegangskaarten Maandag, na de uittocht van de maskerade afgeleverd werden.

Het programma was samengesteld uit Waelput's ‘Hulde aan Memlinc’, Weber's ‘Jubelouverture’, Benoit's ‘Rubensmarsch’ en - hoofdschotel van de avond - ‘De Muze der Geschiedenis’, vaderlands oratorium, gevolgd van de kantate ‘België in 1880’, beide geschreven voor gemengd koor en kinderstemmen. Niet minder dan 900 uitvoerders, waaronder 350 kinderen, namen aan de uitvoering deel.

Het was op zichzelf niet alleen een uiterst stoute, maar tevens hoogst gelukkige gedachte, dit slechts een enkele maal, in 1880, op de Groenplaats, onder Benoit's leiding uitgevoerd werk, nochmaals ten gehore te brengen. De wakkere kapelmeester van het symfonies orkest van de Kon. Mij, de heer Edw. Keurvels, verdient daarvoor, en noch veel meer voor de ongemene zorg, waarmee hij dit uitvoerig gewrocht liet instuderen, - drie volle maanden werden er aan besteed -, de hartelikste dank.

‘De Muze der Geschiedenis’, waarvoor de Geyter de tekst leverde, is verdeeld in een vijftal hoofdstukjes, in de eerste waarvan de overweldiging van onze gewesten door Fransen en Maranen, in de twede waarvan de verontwaardiging van de beschaafde volkeren over het ons geschiede onrecht word bezongen, terwijl in het derde de schimmen van de voorouders herinneren aan hun nooit afgebroken strijd, in het vierde de ‘finis patriae’ en in de vijfde, eindelik, de wederopstand van het volk herdacht worden.

Het werk, dat in zijn geheel onder de eigenaardigste van de grote Vlaamse toondichter mag gerangschikt worden, munt uit door een poliefoniese bewerking, die verbaast.

Wat een meester Benoit is, in het aanwenden, elk volgens eigen karakter, van alle instrumenten, blijkt op elke bladzijde van dit werk.

Ik ken er geen tweede van een... Nederlander, waarin bijv. zoveel en zo voortreffelik partij getrokken wordt uit...... pauken en trommels.

De verrassendste, overweldigendste effekten brengt Benoit teweeg, waar hij, op de woorden:

[pagina 243]
[p. 243]
 
Onze vaderen
 
Zagen 't naderen
 
Aan den horizont.....
 
Wee! de bodem dreunde;
 
't Scheen hun, dat hij kreunde,
 
Hun geliefde grond.....
 
Op hunkrende hengsten zaten
 
In 't purper gedoste prelaten;
 
Op hunkrende hengsten hoog,
 
Met dreigende straffen in 't oog.
 
Als vlammen
 
Zwaaiden zij d'oriflammen:
 
‘Vloek over 't land tusschen Noordzee en Rijn!’
 
En laten als ridderen, allen hernamen:
 
‘Vloek over ketters en muiters te zamen!
 
Braven, rukt voort, en schept om in woestijn
 
't Land dat zich uitstrekt van Noordzee tot Rijn!’

de zang door bedoelde instrumenten laat rietmeren eerst tot een trage, bijna statige, toch reeds dreigende mars, weldra tot een versnelde stormpas, eindelik tot iets als het gewoel en gekrioel van een ordeloze, vechtende menigte.

Zulk een muziek is sugzjestief in hoge maat. Het is - zou men kunnen zeggen - kleur-muziek; muziek, die al de kracht heeft van een schilderij van Rubens of Jordaens.

Elders door het opzettelik soberder aanwenden van de muziekspeeltuigen, door de stemmen het gehele orkest te laten over-vleugelen, weet hij geheel andere effekten, - effekten van ruimte, afstand, hoogte, eindeloos strekkende horiezonten teweeg te brengen.

Het is haast niet te geloven, en toch is het eenvoudig waar: geen mens van verbeelding kan b.v. de muziekale behandeling op deze plaats aanhoren:

Ambachtslieden.
 
Wat dammen en dijken opgeworpen
 
Van Duinkerk tot den Elbemond!
 
Wat bloeiende velden, wat lachende dorpen
 
Hoe rijzen de steden er grootsch uit den grond!
 
Hun hallen, hun torens, ze staren in 't rond,
 
Alsof 't Paradijs aan hun voeten ontstond.
Visschers.
 
Zij varen naar Oostland; zij zeilen en wiegen
 
Zoover als de winden en d'arenden vliegen...,

zonder onbewust aan een panorama van onze lage landen herinnerd te worden.

Geniale invallen - meer dan één - vallen ook te vermelden.

Zo omslingert hij de twee verzen van de ‘Vissers’ uit de tweede aanhaling met een fantazie op het motief van het oude lied, ‘Naar Oostland zullen wij varen’; maakt van dit landverhuizerslied een reusachtig matrozenkoor, zoals er zeker geen tweede bestaat, en

[pagina 244]
[p. 244]

schrijft er een begeleiding bij, waarin de strijkinstrumenten een ongelooflike klankenweelde ontwikkelen.

Onder de voortreffelikste plaatsen moet ik nu noch vermelden, ten eerste, het ‘Koor van Schimmen’ uit III, een epiese brok van ontzaglike kracht, een apoteoze, in louter geluiden, van de grootheid van het Nederlandse volk, en de sombere, fatiedieke plaats uit IV:

 
‘'t Is gedaan, 't is gedaan!
 
Men rukt met slavenketens aan.....
 
Wat Vrijheid, wat Grootheid wat Roem deed ontstaan,
 
Het moet vergaan!
 
Breek af, verdelg, verwoest, verniel:
 
Reeds morgen kruipen, kruipen hier slaven zonder ziel!
 
.....................
 
Wat Keuren, Kunsten, Schatten
 
De steden ook bevatten,
 
Men stapel alles op
 
Om Antwerps torentop:
 
Sla de donder
 
Er onder
 
En golv' omhoog d'ontzaggelijke vlam,
 
Ter uitvaart, - ter uitvaart van onzen stam!
 
....................
 
De wind der woestijn over elke gemeente!
 
Strooit in dien wind onze asch en ons gebeente:
 
Wij hebben nooit bestaan....
 
't Is gedaan, 't is gedaan....
 
Laat den Geest der Vernieling door 't Vaderland gaan!’

Ook de bewerking, - als zegelied, aan het slot, - van het aanvangsmotief van het oratorium, is zeer mooi.

Ons Land in 1880 staat veel, veel lager - als geheel vooral. De opvatting is erg gewoon, - een aaneenrijgen van werkelik bestaande of door de dichter vervaardigde liederstrofen, waarvan elk een afzonderlike provinsie van het Rijk moet kenschetsen.

Maar.... ook hier aan mooie plaatsen geen gebrek!

Tot de aardigste reken ik ‘het liedje van Limburg’, dat van ‘Brugge’, en ‘Reist de wereld rond’.

Juist deze kantate vond, zoals.... van zulk talrijk publiek mocht verwacht worden, de allergrootste bijval. Het gehele laatste deel moest zelfs herhaald worden.

* * *

Sic transeat....

En zo, lezer, waren de Antoon van Dijckfeesten, wat zij in de Vlaamse Scheldestad, op straf van zelfmiskenning, wezen moesten, en wat dan ook door vreemde dagbladschrijvers erkend werd, dat zij waren: door en door Nederduits, Nederlands, Vlaams. In de plechtige zitting van het akademies korps spraken de Vriendt, Rooses, H.W. Mesdag, onze taal, - terwijl nog vier vreemde afgevaardigden Engels, Duits, Italjaans of Frans spraken; aan de voet van het gedenkteken

[pagina 245]
[p. 245]

spraken burgemeester van Rijswijck en Pol de Mont Nederlands; in de artistieke optocht waren alle opschriften uitsluitend Nederlands; in de stad zelf waren nauweliks enige, uiterst dungezaaide Franse spreuken of monogrammen te ontdekken; in de Diergaarde eindelik voerde men werken van één Duitse en twee Vlaamse toondichters uit.

En gaarne haal ik aan, wat de ‘Frankfurter Ztg.’ drukte:

‘Sie wollten,’ - namelik de Antwerpenaars, ‘dass dieses Jubiläum in erster Reihe ein Vlämisches Fest sei und sie haben es auch dazu gebracht...

Mit dem Fortschreiten der Französischen Sprache in Flandern ist es auf lange vorbei. Das Germanenthum regt sich wieder so stark wie seit Jahrhunderten nicht mehr’.

Ik voeg er bij, dat alle zelfbewuste Vlamingen er zich van harte in verheugen, dat de buitenlanders juist déze indruk hebben meegedragen.

 

P..



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken