alle lof. Mijn enige aanmerking zou zijn, dat de appels wellicht wat al te groot en te fors genomen zijn.
Dit schilderij is allerinterressantst, ten eerste als studie van de oud-Vaderlandse zeden, toen Noord-Nederland noch meer dan nu op het Zuiden geleek. Een echte kermis of foor, zoals men ze nu noch in Vlaanderen ziet. Een kaakler met zijn geleerde apen, alle in glanzend gele pakjes, een boer met geleerde en magere varkens, een schrale reus en een dikke dame, kraampjes met lekkers, met speelgoed, met koek, het geheel maar weinig verschillend van onze kermissen, en door al het gewoel heen rijdt Prins Maurits in zijn karos, met drie heren van zijn gevolg, deftig, met statig- minzaam gelaat.
Maar de zes paardjes zijn weer afschuwelik geschilderd.
Vooral op enige afstand is het stuk allerliefst in de kleur bijna met het mienusieuse, bijna met het heldere in de kleuren van zekere Gotieken. Biezonder plezierig zijn de tonen van de verschillende nuansen, van het heldere rood, het gloeiend geel van de wamsen van de soldaten en de aapjes; en de vrolike vlagjes wapperen rood, wit en blauw en het kerkje met het kerkdak zijn zo mooi groen en de warme, rode gloed van de daken is zo plezierig dat... mijn enig bezwaar tegen het schilderij, behalve de onmogelike paarden, is de al te massieve, al te zware lucht met de plompe, laag neerhangende wolken.
Van zijn kleinere schilderijtjes, bijna alle op dezelfde grootte, zijn noch biezonder prettig: Het IJs en de Zomerwandeling, het eene Highlife van de deftige zeventiendeeuwers, stijf-plechtige heren en dames in hun stasie gewaden met wijde satijnen slepen en purperen mantels en in de verte een deftige karos, met plezierige, maar natuurlik weer gans verkeerd geschilderde paarden bespannen.
Alles miniatuurachtig fijntjes tegen 't uiterst geasjeveerde groen van de hoge bomen.
't Andere Lowlife op het ijs. De kleren armelik, maar niet minder warm in de toon. De kale bomen heel teer geschilderd met hier en daar een enkel vogeltje in de takken. Over het gehele stukje, het heldere van een mooie winterdag, stralend in blauw de ditmaal iets beter behandelde winterlucht.
De Haven van Middelburg, hoewel het ontegenzeggelik ook grote verdiensten bezit, trekt mij persoonlik minder aan, de grote verdienste van van de Venne's schilderijen, de mienusieuse fijnheid ontbreekt. De lucht is hier bepaald heel lelik, zware vlokken van grijs en blauw schieten dooreen, die allerminst op lucht en wolken gelijken. Het water is ook niet in zijn beste manier en de schone, gotieke toon ontbreekt bijna geheel, behalve in het aardige, zwarte scheepje, dat op stroom ligt en waar het scheepsvolk zo gezellig overheen klautert en waar-