De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 13(1900)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De Daad Nog de oogen toe, de jonge Dag al lacht en komt aan den kant van 't woeste nachtenwoud, terwijl nog wolken, zwart gezwollen, stout door 't zware zwijgen varen - als gedachten. En nevelkleêren wiegen, zilvergrijs, den schoon bedauwden bloemenslaap - als droomen; als droomen voor altijd gekomen, droomen zoo stil, zoo puur, zoo wijs... - Maar de oogen open naakt de jonge Dag, jagend uiteen de dichte schaduwvluchten, scheurend de sluiers, als zijn Godenlach vergiet de Liefde-Kracht door lande' en luchten. Sparkelend goud geharnast, dáar, hij staat; en met een wenk regeert het dwarlend vloeien van 't wereldleven, 't groeien, 't openbloeien weer overal!... O God! zoo staat - de Daad! Antwerpen, '99. Edmond van Offel, Antwerpen. Vorige Volgende