De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 13
(1900)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 92]
| |
![]() | |
Zola en de tendenz![]() WIE Zola's werkzaamheid heeft gadegeslagen van het begin der Rougon-Macquartgeschiedenis af tot en met Fécondité, zal bij een herinneringsoverzicht van de vier en twintig lijvige boekdelen zich bewust worden van een eigenaardig ontwikkelingsproses in Zola's kunstopvatting en werkwijs. De indruk, die een kleiner of groter deel van menselik indieviedueel leven of van menselik samenleven op een kunstenaar maakt, is verschillend al naar den aard van die kunstenaar. In de een wordt opgewekt een beeld van enkel het uitwendige der dingen; in de ander omvat dit beeld tevens aandoeningen, senzasies en wordt dus een afbeelding van het uit- en inwendige; in een derde voegen zich daarbij onmiddellik aanschouwde verbanden van oorzaak en gevolg, waaruit het beeld oprijst, die 't in stand houden, waardoor het te niet gaat.Ga naar voetnoot(1) De artistieke arbeid van een kunstenaar bestaat in het reproduseren van die indruk: d.i. in het opwekken van een analoge indruk in anderen. En nu is er geen reden om hem voor te schrijven minder in zijn werk te leggen dan hij zelf waarneemt. Wordt ook door sommigen het weergeven van een verband van oorzaak en gevolg gewraakt, als zijnde dit niet te verkrijgen met enkele waarneming uit de zuivere ontleding van een indruk, maar een rezultaat van wijsgerige overdenking, toch komt het mij voor, dat deze wraking ongerechtvaardigd is, zolang de bedoeling van de auteur zuiver artiestiek blijft: doen zien, doen gevoelen, doen begrijpen, doen meeleven. Een schrijver mag, ja, moet dieper zien, dieper mee gevoelen, in het algemeen dieper doordringen in zijn stof dan een gewoon toeschouwer zou doen en het kunstgenot bestaat juist daarin, dat zijn arbeid ons aan zijn dieper zien, dieper voelen laat deelnemen. Het neerleggen in de verschijnselen van een waargenomen oorzakelik ver- | |
[pagina 93]
| |
band kan - mits het niet ontaardt in een wetenschappelike verhandeling - de inhoud van een kunstwerk slechts rijker maken, de waarde er van slechts verhogen. En het doet er voor de artistieke waarde niets toe, of de lezer onder de verschijnselen een ander verband onderstelt, daar een schrijver te geven heeft zijn persoonlike kijk op het leven. Gaat evenwel de wijsgerige overdenking zo ver, dat er een les wordt getrokken en dat men die les ook door anderen wil doen trekken, dan wordt er arbeid verricht, die niet meer op kunstgebied t'huis hoort, die zelfs voor het artistiek gehalte van een werk het grootste gevaar oplevert en krijgt de zaak dus een bedenkeliker aanzien. Immers, wat de kunst in de eerste plaats moet zoeken en trachten te geven, is waarheid, zij 't dan ook subjektieve waarheid. Wanneer de artistiek onontwikkelde, allerlei mistekeningen over het hoofd ziende, een binnenhuis of een landschap mooi noemt; wanneer een artistiek wel-ontwikkelde dergelike fouten niet acht, ter wille van een fijne stemming, een uitdrukking van atmosfeer, een weergeving van stof of wat ook, dan eisen toch beiden, dat het schilderij weergeve wat zij als natuurwaarheid hebben waargenomen. Men wil in kunst het leven herkennen. Ter loops zij hier aangestipt, dat ook door middelen, die onnatuurlik, onwaar schijnen, in de fantazie van de toeschouwer een levenswaar natuurbeeld of de essens er van opgeroepen kan worden. Zo is 't mogelik, met wit en zwart hard metaal, zachte wolken, damp en licht uit te drukken; zo wekken Maeterlincks drama's emosies in ons op, die wij ook in spannende levensogenblikken ondervinden; zo kan een schilderij in zijn geheel krachtig de impressie weergeven van de natuur in een bepaald moment, terwijl elk deel afzonderlik beschouwd niets meer dan een verfvlek lijkt. Kunst kan waarheid geven en toch geen zuivere nabootsing van de werkelikheid zijn. Maar kunst kan geen waarheid meer geven, wanneer de begeerte om te doen aanschouwen, gevoelen en meeleven wat is, plaats maakt voor de lust, om te doen zien wat behoorde te wezen. Al de lessen, die een schrijver zijn medemensen zal kunnen voorhouden, moet hij halen uit de aanschouwing en bestudering van het levensproses in en om hem. Zij liggen daar in opgesloten; maar al doet een kunstenaar de waarheid noch geen geweld aan door bij de reproduksie van een levensproses tevens te doen uitkomen wat er volgens hem de onzichtbare kern van is, zodra hij in beeld wil brengen, hoeveel beter dit levensproses er uit zou zien, indien men een ontvangen les in toepassing had gebracht, verliest hij de werkelikheid geheel uit het oog en daarmee elke waarborg voor het behoud van waarheid in zijn werk. | |
[pagina 94]
| |
Zuiver realist is Zola nooit geweest. Dat hij ruwe en bestiale tonelen heeft durven schilderen, beduidt voor deze kwestie natuurlik niets, al zijn er noch lezers genoeg, die menen, dat realisties-schrijven de geijkte naam is voor het behandelen van gewaagde onderwerpen. Zola is echter nooit zuiver realist geweest, omdat hij nooit een brok werkelikheid heeft afgebeeld uitsluitend met het doel die ‘tranche de vie’ een ogenblik in de fantazie van zijn lezers te doen leven. Reeds in de voorrede van La fortune des Rougon, schreef hij: ‘Je veux expliquerGa naar voetnoot(1) comment une famille, un petit groupe d'êtres se comporte dans une société, en s'épanouissant pour donner naissance à dix, a vingt individus, qui paraissent au premier coup d'oeil, profondément dissemblables; mais que l'analyseGa naar voetnoot(1) montre intimement liés les uns aux autres. L'hérédité a ses lois, comme la pesanteur. Je tâcherai de trouver et de suivre, en résolvant la double question des tempéraments et des milieux, le fil qui conduit mathématiquement d'un homme à un autre homme. Et quand je tiendrai tous les fils, quand j'aurai entre les mains tout un groupe social, je ferai voir ce groupe à l'oeuvre, comme acteur d'une époque historique, je le créerai agissant dans la complexité de ses efforts, j'analyserai,Ga naar voetnoot(1) à la fois la somme de volonté de chacun de ses membres et la poussée générale de l'ensemble. Les Rougon-Macquart, le groupe, la famille que je me propose d'étudier, a pour caractérisque le débordement des appétits, le large soulèvement de notre âge, qui se rue aux jouissances.’ Zola wil dus niet alleen een beeld doen aanschouwen; maar tevens een verwording doen begrijpen. In de voorrede bij La Curée spreekt hij van, ‘cette peinture vraie de la débacle d'une société.’ Hij neemt in de Franse maatschappij onder Napoléon III een ‘débacle’ waar, meent in de heredieteit de wetten te vinden volgens welke in bepaalde omstandigheden deze débacle tot stand komt en wil nu zijn lezers behalve het uitwendig levensbeeld, ook doen zien het inwendig levensproses, dat er-naar zijn opvatting-aan ten grondslag ligt. Het spreekt van zelf, dat hij dit had kunnen doen door het komponeren van één groot romanties werk, waarin de optredende personen vertegenwoordigers zouden geweest zijn van de krachten, door hem waargenomen in de wording van de Débacle. Hij heeft 't evenwel anders aangelegd en zijn werk in twintig romans gesplitst, die telkens een blik geven in een afzonderlik gedeelte van de zich ontbindende maatschappij. Deze splitsing is niet streng logies volgehouden. Een boek als Le Rêve maakt een enigsins zonderling fieguur in de reeks en La joie de vivre is zo algemeen menselik opgezet, dat het niets karakteristieks voor een biezonder tijdvak meer bevat. | |
[pagina 95]
| |
Maar van de verschillende delen kunnen wij toch in het algemeen weer zeggen, dat elke roman een débacle van een deel der samenleving bevat belichaamd in enkele typen. Zo geeft Zola zelf aan, dat L'Assommoir inhoudt: ‘la déchéance fatale d'une famille ouvrière dans le milieu empesté de nos faubourgs. Au bout de l'ivrognerie et de la fainéantise il y a le relâchement des liens de la famille, les ordures de la promiscuité, l'oubli progressif des sentiments honnêtes, puis comme dénouement la honte et la mort.’ En zo omschrijft hij zijn bedoeling met La Curée als te willen, ‘montrer l'épuisement prématuré d'une race, qui a vécu trop vite et qui aboutit à l'homme-femme des sociétés pourries.’ Telkens wordt een drama afgespeeld tussen enige personen met een achtergrond van het hele Frankrijk, dat door tal van dergelike drama's in beroering wordt gebracht, terwijl dan al die drama's samen de grote ‘débacle’ vormen. Zijn ganse werk betietelt Zola als een ‘oeuvre d'art el de science’. Evenwel, belet deze defieniesie hem niet reeds in zijn voorrede bij L'Assommoir te schrijven, dat die roman bevat ‘de la morale en action, simplement.’ 't Is waar, Zola bezigt deze woorden daar alleen defensief, ten einde zich te verweren tegen hen, die hem persoonlik van zedeloosheid beschuldigden; maar er blijkt toch uit, dat reeds toen zijn afkeer van de roman met zedelike strekking niet krachtig genoeg was om hem later te kunnen weerhouden van het betreurenswaardige Fécondité. Anders zou hij zijn voorrede wel beperkt hebben tot de woorden: ‘Je ne me défends pas. Mon oeuvre me défendra. C'est une oeuvre de vérité’, of veeleer iets geschreven hebben als: zedelikheid en kunst mogen en kunnen niet in één tempel gediend worden. Zijn er lezers, die door mijn werken zinnelik worden geprikkeld in plaats van artistiek aangedaan, welnu... tant pis pour eux. Tegenover een Venus van Tiziaan zal 't hun waarschijnlik evenzo gaan. Ik zal mij door die overweging even weinig laten terughouden van het schrijven volgens mijn persoonlike kunstopvatting, als een archietekt zich zal laten weerhouden van het huizen-bouwen, omdat daar misschien bordelen in kunnen worden gevestigd. - In Zola's toenmalige begeerte om met de liefhebbers van tendenz werk op goede voet te staan lag evenwel bereids de zwakheid, die hem eenmaal het schrijven van Fécondité zou vergunnen en die zwakheid blijkt bovendien uit het bij elkander staan in dezelfde voorrede van twee zinnen, waartussen hij de strijd niet voelt, namelik van ‘L'Assommoir est à coup sur le plus chaste de mes livres’ en ‘(mon) unique ambition est de laisser une oeuvre aussi large et aussi vivante qu'il pourra.’ In een werk, dat zijn moet ‘aussi vivant qu'il pourra’, kan een | |
[pagina 96]
| |
deel wel bij toeval doch niet met opzet ‘chaste’ uitvallen. Ergo heeft dat brevet van ‘chasteté’, aan L'Assommoir uitgereikt, voor Zola's vroegere werkwijze en denkwijze geen betekenis hoegenaamd. Springen we nu echter op Fécondité over, dan zien we terstond, dat van deze werkwijze noch slechts een schaduw is gebleven. Ze is als van zelf over gegaan in een gans andere metode en toch heeft maar een klein insluipsel deze verandering bewerkt. Ook Fécondité bevat noch altijd het laten-leven van een iedee voor het geestelik oog van de lezer, welke iedee door Zola eerst geabstraheerd is uit zijn aanschouwing van de Franse maatschappij en dan weer belichaamd in enige dramatiese handelingen. Zola heeft waargenomen, dat Frankrijk blijft achteruit gaan door het verminderen der geboorten; hij heeft tevens opgemerkt, dat dit verminderen der geboorten moedwillig veroorzaakt wordt door hen, die in het bezit van kinderen een hinderpaal zien voor de bevrediging van hun genotzucht. Dit verband tracht hij te brengen in een levenswaar beeld. Tot zover is Zola zich zelf gelijk gebleven; maar zijn laatste werk bevat bovendien noch iets meer en in dit iets-meer openbaart zich het verschil met voorheen. Zola wenst, dat Frankrijk weer zal vóóruit gaan, en om daartoe te komen, beveelt hij aan kinderproduksie in het huwelik op de ruimste schaal. Hij beeldt dus niet meer uitsluitend af iets dat is; maar ook noch iets, dat-volgens hem-behoorde te wezen, en ziedaar de tendenz in zijn ‘oeuvre’ binnengedrongen, ziedaar zijn werk met opzet geworden tot de ‘morale en action’, die hij er vroeger alleen ‘après coup’ in ontwaarde, toen het gold zijn tegenstanders af te weren. En nu is 't duidelik, dat met het binnendringen van die tendenz de waarheid is teruggedrongen. Fécondité levert het overtuigende bewijs, dat een auteur in het schilderen van een gewenste, een toekomstige, een iedeale waarheid de speelbal wordt en moet worden van een fantazie, die, door geen aanschouwing van de werkelikheid meer gekrontoleerd, de zotste en meest onlogiese verhalen als ‘oeuvre vivante’ als levensware afbeeldingen in de wereld durft brengen. Het drama speelt eigenlik in twee werelden: voor de ene helft in het bestaande Frankrijk, dat met de zwartste kleuren wordt geschilderd; voor de andere in een enkel gezin, dat het toekomstig Frankrijk voorstelt en één en al met zonneschijn is overgoten. Reeds in deze tegenstelling is valsheid. In dit gezin van Mathieu en Marianne zijn man en vrouw tot het inzicht gekomen, dat zij op aarde zo gelukkig mogelik zullen worden, als zij maar samen zoveel mogelik kinderen verwekken. 't Is een opvatting, en had Zola onbevooroordeeld in de wereld rondgekeken, dan zou 't hem niet ontgaan zijn, dat men met die opvatting even goed heel gelukkig als heel ongelukkig en ook wel middelmatig ge- | |
[pagina 97]
| |
lukkig kan worden. Het veel-kinderen-verwekken moet evenwel ter wille van Frankrijks toekomst worden aangeprezen; ergo wordt aan Mathieu en Marianne een iedeaal loon voor hun streven toebedeeld. Wanneer Marianne bevalt is het prachtig weer; hoeveel spruiten zij ook ter wereld brengt, altijd blijft ze mooi en begerenswaard; van haar kinderen is de een al liever, mooier en edeler dan de ander; met al, wat de famielie onderneemt, gaat het boven verwachting goed; een paar rampjes hun toegevoegd, omdat het anders al te gek mooi zou worden, hebben geen noemenswaarde invloed op hun geluk. En nu is 't merkwaardig, dat niet alleen de iedeale lichtzijde, maar ook de reëel bedoelde schaduwzijde de duidelikste sporen vertoont van opzettelik onware kleuring. Immers, wat stelt de schrijver tegenover Mathieu en Marianne? Enige gezinnen en indievieduen, die of geen of een beperkt aantal kinderen willen bezitten en voor wie daarom alles misloopt, wat ze ook ondernemen. Hoe slim zij 't ook aanleggen, om niet maar willoze werktuigen van het instinkt te zijn, maar hun leven altans gedeeltelik naar hun verstandelik welbehagen in het richten, altijd verijdelt de natuur hun plannen en komen ze in de ellende terecht. Willen ze maar één kind hebben.... het sterft; willen ze eerst een beetje van het leven genieten en zich dan pas aan de opvoeding van kinderen wijden...., ze krijgen er in 't geheel geen; nemen ze voorzorgen, om niet al te veel kinderen te krijgen..., er gebeuren ongelukjes en een te hulp geroepen avortement eindigt met de dood; willen ze in 't geheel geen kind...., de toegepaste middelen hebben de afschuwelikste gevolgen. Ongetwijfeld kunnen al deze dingen aldus gebeuren; maar ze horen daarom noch niet paarsgewijze bij elkander als oorzaak en onvermijdelik gevolg en bovendien verraadt ook hun opeenhoping, dat hier met opzet van de waarheid is afgeweken. Ondanks deze overdrijvingGa naar voetnoot(1) zal wel niemand blind zijn voor de waarheid, die ontegenzeggelik uit deze feiten spreekt, dat het gehoorzamen aan natuurlike aandriften noch het beste middel is, om een quantum geluk, liever gezegd: bevrediging, deelachtig te worden; maar beslist onzinnig wordt de voorstelling, waar Zola niet alleen mevrouw Angelin met onvruchtbaarheid, maar bovendien meneer Angelin met blindheid straft, omdat dit echtpaar het verwekken van kinderen getracht heeft een beetje uit te stellen, en waar hij Antonin tot een ellendeling laat worden, ten einde zijn vader te kunnen treffen, die geen tweede kind meent te kunnen onderhouden. | |
[pagina 98]
| |
En toch zijn deze overdrijvingen noch niets, vergeleken bij de kolossale dwaasheid, waaraan Mathieu en Marianne het te danken hebben, dat zij niet tot armoede vervallen door hun aanhoudend toegeven aan de drang van het voortplantings instinkt. Om dit echtpaar aan geld en hun kinderen aan gezonde, winstgevende arbeid te helpen, wist Zola niets beters te doen dan een groot landgoed te scheppen, dat nota bene vlak bij Parijs woest was blijven liggen, wijl niemand kans had gezien het vruchtbaar en winstgevend te maken. De ganse bevolking van Parijs moet dus tot een bende stompzinnigen worden en Mathieu, de industriele werkman, tot een geniale landbouwer, omdat anders de schrijver, die toch meent, dat het onbeperkt-kinderen-verwekken zijn volk weer krachtig en gezond en rijk moet maken, geen kans zag ook maar één gezin met zeer veel kinderen en niet genoeg fortuin gezegend op de been te houden. En let wel, dat Mathieu niet een uitvinding doet, waardoor werkelik onder een paar millioen mensen één arme plotseling zulk een taak zou kunnen volbrengen. O, neen, Mathieu is alleen maar een beetje verlichter, een beetje stoutmoediger dan een gewone boer, die hecht aan de tradiesie en bang is voor elke innovasie. Voor de schatten in Chantebled verborgen zijn dus alle Parijzenaars blind gebleven, en de talloze rampen, die anderen treffen bij het gebouwen van de grond, als misoogsten, verwoestingen door hagelslag, tegenvallers met nieuwe proefnemingen enz., enz., oefenen weer evenmin als de rampen in hun gezin enige noemenswaarde invloed uit op Mathieu en Marianne's voorspoed. Dat om der wille van de tendenz hier de waarheid ergerlik is verkracht, kan moeilik geloochend worden; maar blijkt daar nu niet voldoende uit hoe gevaarlik een tendenzstuk is juist voor hen, die een tendenz verlangen? De natuur geeft haar lessen nooit zó duidelik, zó onomwonden, dat ze maar voor het grijpen liggen. Deed ze 't wel, dan zouden alle mensen zonder moeite dezelfde lessen uit haar putten en waren tendenz-romans overbodig. Een schrijver, die een les uit de natuur getrokken heeft en die les door middel van een roman ingang wil doen vinden, moet dus de werkelikheid op de een of andere wijze zodanig verfatsoeneren, dat voor ieder die les er wél duidelik en wél onomwonden uit spreekt. Dit verfatsoeneren kan geschieden door mistekening, door verscherping van het natuurlike licht, door verzwaring van de natuurlike schaduwzijde. Zola doet zowel het een als het ander. Mistekend zijn alle personen in Fécondité, in zo verre voor die mensen het ganse leven samengetrokken is in het seksuele. Ook wie toegeeft, dat geslachtsdrift de spil is waarom ieders leven draait, kan er bezwaarlik vrede mee hebben, dat de personen in een realiesties aangelegde roman, waar zij zich ook bevinden, wat zij ook | |
[pagina 99]
| |
verrichten, van hun puberteit tot aan hun dood, over niets anders spreken en aan niets denken dan aan seksuele kwesties en wat daarmee samenhangt. Dit is ten enemale in strijd met hetgeen ieder elke dag en overal om zich heen kan waarnemen, en een auteur, die zijn personen dermate eenzijdig laat denken en praten, berooft hen van natuurlik leven, maakt hen tot wandelende levensopvattingen en hun lotgevallen tot de gevolgen door zijn willekeur aan die opvattingen verbonden. Dat in Fécondité de licht- en schaduwzijden beide zijn vervalst en tot een onnatuurlike tegenstelling opgevoerd, deden we reeds uitkomen. Wat kan de strekking van deze roman dus ten gevolge hebben? Alleen, dat een argeloze lezer er een volkomen onjuiste voorstelling van het leven door verkrijgt. Het ongefortuneerde echtpaar, dat op de inval zou komen het voorbeeld van Mathieu en Marianne te willen volgen, zou waarschijnlik een reeks van teleurstellingen te gemoet gaan, waarvan de voornaamste wél zal wezen, dat ze noch een rijkmakend Chantebled op hun weg vinden, noch een ander middeltje, om hun inkomsten regelmatig te vergroten in verhouding tot hun stijgend kinderengetal. Trouwens, in 't algemeen zijn weinig dingen zo gevaarlik als het toepassen van lessen, gegeven in romans of toneelstukken. De voorgespiegelde mooie gevolgen blijven in het dageliks leven haast altijd uit en moeten dit wel doen, omdat men ze willekeurig aan de oorzaken heeft verbonden en ingrijpende faktoren buiten rekening heeft gelaten. In bewonderaars van boeken en stukken met een strekking komt het dan ook maar hoogst zelden op, hun leven in te richten naar de mooie voorbeelden, die hen zo innig hebben ontroerd of die ze zo levendig hebben toegejuicht. Zelfs de schrijvers en schrijfsters van werken met een strekking zondigen in de regel tegen de leer, door hen zelf verkondigd. Dat brandende vraagstukken in romans en drama's aan de orde worden gesteld, is natuurlik iets geheel anders; maar zelfs de tendenzliefhebbers zullen er wel bij varen, als die vraagstukken zonder tendenz met een ernstig streven naar objektieve waarheidGa naar voetnoot(1) worden behandeld. Marcellus Emants, 's Gravenhage. ![]() |
|