De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 13
(1900)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 112]
| |
![]() | |
Rubens-LiteratuurGa naar voetnoot(1)
Met den geest van onderzoek, den algemeenen wetenlust, het ondervragen van alle groote vertegenwoordigers der menschheid kon het moeilijk anders of Rubens moest aan de beurt komen. Er is veel over hem gezegd in de laatste vijfen-twintig jaar en te verwachten is het dat er in het aanstaande kwartaal eener eeuw niet minder over hem zal gesproken worden. Tal zijner stad-en landgenooten: wijlen Génard, Gachard, Ruelens en onder de nog levenden Henri Hymans en van den Branden hebben tal van wetenswaardige feiten aan het licht gebracht. In het buitenland hebben Bakhuizen van den Brink, Ennen, Noël Sainsbury, Cruzada Villaamil en meer anderen zijne levensgeschiedenis merkelijk verrijkt. Evenals in zoovele andere vakken der kunstgeschiedenis heeft Wilhelm Bode zijn scherpen geest gewet om sommige duistere punten op te helderen en recht te laten wedervaren aan den grooten man. Met meer kennis is hier ook meer liefde gekomen en met meer liefde weer meer weetlust. Twee boeken zijn de reeks der aan Rubens gewijde studiën komen vergrooten, zegden wij. Het eene werd geschreven door Burckhardt, den beroemden opsteller van den Cicerone. Het werd niet door hem uitgegeven, maar gevonden in zijne nagelaten papieren, toen hij vóór een paar jaren in hoogen ouderdom stierf. De ontdekking was wel van aard om te verbazen. Burckhardt had alleen ter loops van Rubens gesproken in zooverre zijn Gids door Italië het meebracht, en daar blijkt het nu, dat hij een heele menschenleven zich met den grooten Antwerpenaar heeft beziggehouden met voorliefde, en hem bewonderd heeft met geestdrift. Het werk, dat hij naliet, is een eigenaardig boek. Geen geschiedenis van het leven des meesters, geen stelselmatig overzicht van zijne werken, maar eene beoordeeling van dezer waarde en beteekenis. Burckhardt schijnt geen bijzondere studie van feiten gemaakt te hebben, of ten minste heeft hij die niet tot het einde toe voort- | |
[pagina 113]
| |
Marinus van Roymerswale
DE BANKIER EN ZIJN VROUW (Koninklike Galerij, Dresden) | |
[pagina 115]
| |
gezet, want er komen tal van dagelijksche zonden en zelfs niet weinig doodzonden tegen de welbekende waarheid voor in zijn boek. Maar hij is een man, die alles heeft gezien wat de wereld aan kunst bevat en het jaar aan jaar heeft herzien; die alles heeft onthouden en alles met elkander heeft vergeleken. Waar hij spreekt van een schilderij van Rubens komen er hem tien andere voor den geest, niet alleen van zijnen held, maar van een heele schaar andere meesters. Uit den verbazenden schat zijner wetenschap stroomen dan de toelichtingen in overvloed toe, en op de aldus gelegde stevige grondvesten bouwt hij zijn stelsel over Rubens' kunstwaarde. Met breede, verheven kennis spreekt hij zijn oordeel uit en dit oordeel, dat niet samengevat wordt in één woord, maar heel het boek doorgalmt is, dat Rubens een meester van de hoogste waarde is, dikwijls de grootste der meesters. Geen vleiender oordeel kon door een meer bevoegd man over den grootsten van Antwerpens zonen uitgesproken worden; en niettegenstaande zijne in het oog springende onvolkomenheden verdient Burckhardt's boek eene plaats te bewaren in de Rubensliteratuur. Van geheel anderen aard is het tweede boek. Schrijver ervan is de gevierde auteur van het werk over Rembrandt, dat weinige jaren geleden zooveel opgang maakte: Emile Michel van het Institut de France. Het is een boek in de wereld gezonden door Hachette met al de pracht, waarin de groote Parijsche uitgever zijne werken over kunst uitdost. Een overvloed van platen van verschillenden aard, alle om het best verzorgd, versieren het. De tekst is geleverd door een man, die jaren lang heeft besteed, om zich vertrouwd te maken met de werken van den meester en alles in zich heeft opgenomen, wat over hem is geschreven; die dit alles voordraagt in den meest bekoorlijken en helderen stijl der wereld. Michel weet een boek te maken zooals alleen een Franschman dit kan, met wijsheid in de vinding, met geest in de redeneering, met smaak in de waardeering van een kunstgewrocht. Hij stelt Rubens hoog, hij geniet hem ten volle en weet hem te doen genieten door den lezer. Hij is zelf schilder en behandelt dus bij voorkeur den meester als schilder, den rijk gevulden levensloop van zijn held slechts in zooverre vertellende als het noodig is, om als inlijsting te dienen tot de beschrijving en beoordeeling der werken. Michel heeft alles te samen een zeer degelijk terzelfder tijd als een zeer genietbaar boek geleverd, het schoonste als uitvoering en het volledigste als inhoud, dat over den grooten kunstenaar tot nu toe is geschreven. Wij hoeven niet te verzwijgen, dat, volgens ons, sommige deelen van Rubens' leven wat al te beknopt zijn behandeld, en dat wij het niet op alle punten eens zijn over de datums, toegekend aan de schilderijen, maar het is hier de plaats niet om over dit verschil van zienswijze uit te weiden, en moesten wij dit verder uiteenzetten, ons eindoordeel zou evenals nu uitloopen op een warmen gelukwensch aan den schrijver over het voortgebrachte werk en een ander woord van gelukwensching aan ons land, dat zulk een pracht van een boek gewijd werd door een vreemdeling van zoo grooten naam en zoo groote verdiensten aan den man, wiens roem de hoogste eeretitel van onze stad en van ons land uitmaakt.
Max Rooses. ![]() |
|