Rechtzinnig streven, ernstige studie, hardnekkig werken, veel gemak, wellicht àl te veel gemak, verraden stellig al deze gewrochten; maar is dit alles voldoende, om een echt kunstwerk voort te brengen?
Grote kunst is niet, zoals weleens, ook in offiesjeele programma's gezegd wordt, het voorstellen op grote doeken van gewichtige feiten uit de geschiedenis of de godenleer; grote kunst kan even goed bestaan in het uitdrukken van een karakter bij middel van een enkel fieguurtje, door een portret vooral. Een boerken van Pieter Breughel, een krabbel van Rembrandt, een portret van Frans Hals, van Dijck of Tiziano kunnen evengoed als een grote kompoziesie van Rubens, van van Eyck of Quinten Massys, de stempel dragen van grote kunst; ja, de nederige prentjes van Albrecht Dürer staan ver boven vele historieschilderijen, omdat er in die kleine werken zo oneindig veel ziel- en levenskennis ligt, en ze niet zozeer het uiterlike, stoffelike voorstellen als het innerlike, het gemoed en het karakter. En in het portret vooral zijn deze hoedanigheden toch wel de hoofdzaak.
Niet omdat het nauwgezet, of juist, of stout getekend, of omdat het fijn, aantrekkelik of breed is gekleurd, zal een portret treffen en bevallen.
‘Le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable’, en omgekeerd is, in kunst, het reëele niet altoos het ware.
Maar, om met nadruk juist dàtgene te zeggen, wat er dient gezegd te worden en het overbodige terzij te laten, is er veel, zeer veel ondervinding nodig, mensenkennis en psiekologie; en die wetenschap, welke een portretschilder vóór al 't andere dient te bezitten, kan een jong man zo maar niet op enkele jaren opdoen en noch minder toepassen op hele dozijnen portretten.
De stoffelike uitvoering van een portret moet bijzaak zijn voor een kunstenaar, die op de hoogte is van zijn taak. Op enkele uren kan hij al spelende een doek beschilderen, en het kan ook een kunstwerk zijn, wanneer in zijn geest het portret al gemaakl was, vóor hij de hand aan 't werk legde; - dit vergt echter tijd en studie!
Joris Lemmers weze op zijn hoede voor al te groot gemak van werken: hij grijpe niet naar palet en penseel dan na zo geheel en al éen te zijn geworden met zijn model, dat hij het als 't ware uit het hoofd zou kunnen weergeven. Dan zal het schilderen van een enkel portret misschien zooveel tijd vragen als nu voor twaalf vereist wordt; maar het zal wezenlik een portret zijn, een eigenaardige schepping, de sinthesis van een bepaald indieviedu, een werk dat zal blijven bestaan, niet omdat het alleen maar de gelaatstrekken weergeeft van deze of gene, maar omdat er een tiepe, een karakter, een ziel in ligt.
Lemmers' portretten, die het best geslaagd zijn, en die de kunstenaar stellig ook als de beste beschouwen moet, zijn juist die van lieden, die hij persoonlik 't beste kent; zulks bewijst dat, wanneer hij