✠ Annunziata ✠
EEN droom, een viezioen uit een toverland - een bedwelming, een verrukking van de zinnen....
✠ Blauw glanst de hemel, krachtig blauw in de hoge sferen, zacht vervlietend in tere, heel tere tinten aan de horizon. Er zweven kleine, doorzichtige wolkjes en zoet roekedoeën de lieve, witte duiven.
✠ Het gebeurt in een vreemde, heerlike stad van enkel paleizen en triomfbogen, gebeeldhouwd in marmer, gedreven in goud, kostbaar en veelkleurig als oosterse juwelen.
✠ Als kameeën zijn gesneden de friezen en arabesken; als vorstelike kleinodiën zijn kapitelen en kolommen geciseleerd; als zeldzaam émail schitteren tapijten en draperijen.
✠ Slechts éen paleis is de hele stad, éen heiligdom van verblindende pracht, waar straten en pleinen zijn als weelderig versierde gangen en vestibulen.
✠ In de tuinen, die men ziet in ver perspektief onder de brede arkaden, en in slanke vazen op de vensterbanken, bloeien eksotiese planten; en op een brede, roodmarmeren fries zit een mooie pauw met lange, gouden staart.
✠ Er leven wezens in de paleizen, wezens van een andere tijd, die als schimmen glijden door de weidse galerijen.
✠ Zwaar van geuren is de atmosfeer; bedwelmend walmen mooie, vreemde bloemen hun ziel uit in de zomerlucht. En langs de marmeren wanden zweeft, als een adem, een smachtende hijging van weelde en wellust.
✠ Opeens schittert en glanst een gloed in de hemel; het blauw smelt tot goud, en stralen schietend als een zon vloeit het saâm tot een gouden kroon.
✠ En dáaruit ontspruit éen balk van licht, éen scherpe, metalen schicht, die bliksemt door steen en manner tot in het klein vertrek, waar de Maagd nederknielt.
✠ Devoot kruist ze de armen vóor de bidband, waar haar gebedenboek openligt. En in de goudstraal, die haar op het voorhoofd treft, zweeft de schitterende, witte duif.
✠ Buiten, vóor het raam, is klapperwiekend de engel neergedaald. Edel gesneden is zijn profiel, waarrond lange goudharen nederkrullen - en zijn breedplooiend kleedsel is verblindend als de lichtende regenboog.
✠ In de ene hand draagt hij de lelietak, de andere heft hij op, plechtig en eerbiedig, tot Groetenis van Maria.
✠ Naast hem knielt een heilige neer, gemanteld en gemijterd in goud en parelen, offerend aan de Madonna het zoete Ascoli....
✠ En alom door de galerijen en de tuinen der paleizen, ruist zachte muziek, gedragen door de geurige luchtgolven, trillend in tedere harmonieën: het is de stem van de hemel die door de mond van de Engel spreekt.
✠ O, droom van marmer en goud, o heerlik viezioen van Carlo Crivelli..