Oh! Willie, is it you dear?
Ei Willie, zeg, ben jij het, man?
Zie'k je fris en gezond weer bij mij?
Ik hoorde maar pas noch je voetstap, man,
of reeds klopte mij 't hart zo blij...
En dat je niet meer komen zoudt,
o ik wist het, - dát was niet waar!
En zie, man! nu hoor ik jouw stemme,
en zie, man! weer ben je daar!
Ik houd je in de stille nacht
in mijn armen gelijk weleer!
Och, Willie, Willie, al mijn lust,
wees welkom - welkom weêr!
En wij hebben je elke nacht verwacht -
Het krekeltje zong in de warme haard
en de koetjes blaatten op stal.
En onz' kleintjes bleven wakker
tot het tienen, elven sloeg,
en tot elk met toevallende oogjes
naar 't warme bedje vroeg.....
Toch sliepen zij niet, maar luisterden lang
of jouw stap niet klonk heel ver....
Och Willie, Willie, al mijn lust,
wees welkom - welkom weêr!
En daar ben je nu weêr in ons huisje,
en daar heb ik je weêr - na zo lang....
Nooit waren de dagen mij droever,
Nooit leken de nachten zo bang.
Noch gisteren heb ik geschreid, man,
wel een uur in de maneschijn.....
En hoorde ik op straat een voetstap,
dan dacht ik: ‘dat zal hie zijn!’
Maar eilaas! gij en waart, gij waart het niet,
en ik zeeg bij het wiegsken, daar, neêr...
Och Willie, mijn man, och Willie, mijn hart,
wees welkom, - welkom weer!
(Uit Burns).
| |