Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 14 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 14
Afbeelding van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (24.55 MB)

Scans (847.42 MB)

ebook (26.01 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 14

(1901)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]


illustratie

Uit de Nalatenschap van Guido Gezelle.

Duiven

 
Klap-klap-klap,
 
m'n dertien duiven
 
slaan hun vlerken, de eene op de aâr;
 
klap-klap-klap,
 
en henenschuiven
 
doen ze, van mijn dak, mij daar.
 
 
 
Klap-klap-klap,
 
ze spelevaren,
 
rinkelrooiende, altemaal;
 
klap-klap-klap,
 
van harentaren
 
ommentom, in éénen haal.
 
 
 
Klap-klap-klap,
 
daar zijn ze weder:
 
hoort ge vlug hun vlerken slaan?
 
Klap-klap-klap,
 
ze vallen neder,
 
beetende op mijn dak voortaan.
 
 
 
Klap-klap-klap,
 
de veêren stuiven,
 
want hun baaike, groef en fijn,
 
klap-klap-klap,
 
m'n dertien duiven
 
boetende, in de zonne, zijn.

Kortrijk 10/2/'98.

[pagina *43]
[p. *43]


illustratie
GUIDO GEZELLE OP ZIJN DOODSBED
Naar eene fotografiese opname van G. Triebels, Brugge.


[pagina 33]
[p. 33]


illustratie

Musschen

 
De musschen weêral, vrij en vrank,
 
vergâren, en verzinnen
 
hoe nog eens, naar den ouden gang,
 
de Lente gaat beginnen.
 
 
 
't En vriest niet meer, 't en sneeuwt niet meer,
 
't en vliegen meer geen vlagen;
 
't wordt dageraad in 't oosten eer,
 
en langer zijn de dagen.
 
 
 
De zonne, - 'n wordt, in 't zonnelicht,
 
de weide nog niet wakker, -
 
goemorgent, met heur mooi gezicht,
 
den moedermilden akker.
 
 
 
't Zit ander verwe in 't hout, voortaan;
 
de botgebolde boomen
 
niet langer meer zoo drooge en staan
 
te druilen en te droomen.
 
 
 
Daar gaat entwat gebeuren; 't is
 
geband en baar geworden,
 
dat Leven en Verrijzenis
 
zijn 't graf weêr uitgetorden.
 
 
 
De musschen hebben nieuws ervan
 
vernomen, en ze vliegen
 
't vermonden: geld noch goed en kan
 
dat musschenvolk bedriegen.
 
 
 
Zoo, weêral zijn ze, vrij en vrank,
 
de haantjes en de hinnen,
 
aan 't rinkevinken, luide en lang:
 
de Lente gaat beginnen!

Kortrijk, 11-12/2/'98.

[pagina 34]
[p. 34]


illustratie

Nevelduisternis

 
Gegrauwdoekt is de grond
 
der kimme en, allenthenen,
 
vol damp en duisternis;
 
de boomen, half verdwenen
 
half zichtbaar, hebben, daar
 
ze stille staan en stom,
 
van wolkenweefsel elk
 
een grauwen tabbaard om.
 
 
 
't Hoogmorgent en, zoo 't schijnt,
 
't en wilt geen dag meer dagen:
 
daar moet iets ongesteld
 
of los zijn aan den wagen
 
der zonnehingsten, dat
 
ze in toom gehouden staan
 
en, immer nippend, nooit
 
een schreê vooruit en gaan.
 
 
 
De wereld mist den troost
 
dier zoete zonnestralen,
 
die alles leven doen,
 
daar ooit zij nederdalen;
 
die 't schoone schoon doen en
 
die 't goede goed doen zijn:
 
die God verbeelden in
 
Gods beeld, den zonneschijn.
 
 
 
De wereld mist dat nu:
 
ze treurt en, langs de lanen,
 
daar 't eenmaal blommen droop,
 
en druipen nu maar tranen;
 
daar 'k eenmaal stemmen hoorde
 
en vogelzang, en ziet
 
mijn ooge onschoonheid maar
 
en sprakeloos verdriet.
 
 
[pagina 35]
[p. 35]
 
Dat 't schaduw nu nog ware
 
en wolken, daar de winden,
 
zoo in een schapentrop
 
de honden, weg in vinden,
 
en bleve een plekske vrij,
 
dat blauw is, hier of daar!
 
Och, neen, 't is nevel, al
 
omtrent me, en nevel maar.
 
 
 
O Nevelduisternis,
 
bij nachte zien mijne oogen
 
de duizend teekens nog,
 
die 't ommegaan vertoogen
 
des sterrehemels! Gij,
 
o Nevelduisternis,
 
en toogt mij niets van al,
 
daar hope of troost in is!
 
 
 
't Is meer als leed genoeg,
 
en droefheid in mij, zonder
 
uw droef afwezig zijn,
 
o 't weergalooste wonder
 
van al dat wonder is
 
in 's werelds heerlijkheid!
 
o Zonne, en zij mij nooit
 
te lange uw licht ontzeid!

Kortrijk, 17/3/'98.

[pagina 36]
[p. 36]


illustratie

De DageraadGa naar voetnoot(1)

 
In 't blauwe van den hemel doekt
 
een kleene, witte wolke
 
de zonne mij;
 
en 't witte van die wolke en komt
 
geen vlekkelooze molke,Ga naar voetnoot(2)
 
geen wolle bij;
 
 
 
geen witgewasschen wolle, noch,
 
geen snee', die, versch gevallen,
 
te gronde ligt;
 
zóó wit is, op de boorden van
 
die witte wolke, 't brallenGa naar voetnoot(3)
 
van 't zonnelicht.
 
 
 
'k En kan 't niet meer bezien bijkans,
 
mijne oogen willen dolen:
 
't is vermiljoen,
 
dat, zwart in mijnen boek gedrukt,
 
zoo zwart was als de kolen,
 
en 't rood is groen.
 
 
 
De Leye, die daar stille ligt,
 
het water in de beken
 
is rood voortaan;
 
terwijl, van top tot tee'n, mij als
 
van 't morgenrood ontsteken
 
de boomen staan.
 
 
 
Het schemert hooge en leege nu,
 
en, diepe in 's hemels gronden,
 
vandage staat,
 
beneên dien witten zonnedoek,
 
in 's middags hooge stonden,
 
de dageraad.

Kortrijk, 8-9/3/'98.

voetnoot(1)
Aan Professor Dr Gustaaf Verriest, die De Vlaamse School welwillend vergunt dit geheel onuitgegeven stuk op te nemen, schreef de dichter, toen hij hem zijn verzen toezond: ‘Hier is een dichtje op mijn ondervinden van 't geen men, geloove ik, couleurs complémentaires heet; de zwarte letters in mijnen brevier waren schoon bloedrood; de roode helder vert de gris, enz., gelijk in 't gedicht’
voetnoot(2)
Molke = gemolken melk.
voetnoot(3)
Brallen, nevengedaante van pralen, maar sterker.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Guido Gezelle


datums

  • 10 februari 1898

  • 11 februari 1898

  • 12 februari 1898

  • 17 maart 1898

  • 8 maart 1898

  • 9 maart 1898