| |
¶ Kunstnieuws ✠
Koninklike Maatschappij van Waterverfschilders ✠ XXXXIe tentoonstelling ❧
Geen enkel nieuw talent veropenbaarde dit - als altijd - met veel smaak ingericht salonnetje; ik geloof zelfs niet, dat -
| |
| |

W. Heat Robinson, Illustrasie uit Poe's Poems
buiten alleen Frans Charlet en Delaunois - een enkel ander deelnemer werk inleverde, dat, wat wij vroeger al van hem zagen, in de schaduw zou stellen.... Dit neemt niet wech, dat de tentoonstelling, die, als geheel, bij geen van de vroegere diende achter te staan, het bezoek overwaard was.
Ziehier een kort overzicht, zonder meer, van het mooiste. Van Baertsoen uitnemende psiekoligieën van oude Vlaamse en Hollandse steden, Veurne Nieuwpoort, Veere; uit de nalatenschap van Binjé een vijftal akwarellen, die eens te meer bewijzen, dat wij deze uitnemende kunstenaar niet ten onrechte tot de drie of vier allervoortreffeliksten te Brussel meerekenden; van Emiel Claus, onder de gezamenlike tietel: Herfst, een serie tekeningen, die zonder twijfel elke andere inzending altans in één opzicht in de schaduw stellen, - in dat van de oorspronkelikheid, evenzeer van uitvoering als van viezie; - van Juliaan de Vriendt een fijngevoeld gedichtje in lijn en kleur, Lenteliedje; van wijlen Albrecht de Vriendt, de zeer betreurde bestuurder van de Antwerpse Akademie, enige krachtig gedane karakterkoppen; van Mevrouw Gilsoul-Hoppe een mooi
| |
| |
boeket grote Reines marguerites en een schilderachtig Hoekje bij een Venster; van Maurits Hagemans landschappen, die wel wat al te luid de grote handigheid van de maker verkondigen, doch waarvan één, Bron in het Woud, voortreffelik is; van Fern. Khnopff een verkleinde kopij in waterverf van zijn puikstuk, I lock my door upon myself, nu Une Recluse getieteld, en een ekskieze tekening, een mienjatuur bijna, Musicienne; van Marcette heel goede dingen, o.a. Achterbuurtje te Antwerpen, De Brug te Wondelgem en vooral Notturno; van Constantin Meunier aangrijpende Travailleurs de la Mer; van Jakob Smits een portret, De Knaap met

W. Heat Robinson, Illustrasie uit Poe's Poems
de Rotting, werk van allereerste gehalte; van Stacquet en Uytterschout goedgeslaagde Hollandse landschapjes; van Frans van Leemputten vijf stukken van grote betekenis, waaronder wij, als vooral merkwaardig, Morgen tijdens de Aardappeloogst en Terugkeer van de Kudde bij Avond vermelden.
Ik zei, dat twee van onze landgenoten zich zelf overtroffen. Charlet's gehele bijdrage getuigt van buitengewone vooruitgang; het ambachtelike is bepaald op de achtergrond getreden; viezie en stemming komen schitterend, overweldigend uit... Geen enkel Noord-Nederlander leverde sedert lang iets beter dan deze toneeltjes uit het Hol-
| |
| |

W. Heat Robinson, Illustrasie uit Poe's Poems.
landse vissersleven: Het Vertrek van de Schuiten, - eigendom van D r Th. Marin, te Brussel, - Terug van het Veld en Een Hollands Dorp, - drie werken, die, in het opzicht van de kleur, een lust zijn voor de ogen.
Delaunois zond o.a. drie bladzijden uit een verzameling-in-wording, In 't Land van de Monnikken, zonder twijfel de meest gedurfde dingen van het gehele salon. Zonnige Namiddag is grote kunst in de volste zin van het woord.
Onder de buitenlandse inzenders onderscheidden zich het meest Clara Montalba, Skarbina, Dettmann, Bartels, Bartlett, Rink en Latouche.
Noch te vermelden Lybaert, Lynen, Cassiers, Lanneau, Pecquereau, David Oyens. Heel wat werk van minder gehalte blijft best onvermeld.
Br..
| |
Uit den Haag.
Den Haag heeft pas feest gevierd en is bezig op z'n verhaal te komen na de vermoeienissen van de laatste week.
De bruid zag er, als altijd, lief, gracieus en frisch uit, zelfs voor 'n anarchist om op te verlieven; haar aanstaande gemaal scheen last te hebben van de kou. In zijn Duitsch uniform zag hij er stijf en onbehagelijk uit en zat als in een
| |
| |
dwangbuis; als Hollandsch Schout-bij-Nacht ontdooide hij merkbaar en werd hij veel losser. Wat zoo'n Janmaattenue al niet doen kan!
Op 't punt van versieringen hadden verschillende winkeliers allerlei gruwelen begaan: afzichtelijke schilden met nog afzichtelijker portretten, à la tir-de-salon en mallemolen. Overigens was 't een echte Oranjewoede; zelfs 't redelooze vee prijkte met die kleur, vooral paarden en honden; ja, ik zag twee honden, wier staarten oranje waren geverfd. Die honden waren blijkbaar geen Keezen.
Zonder voor een vurig Oranjeklant door te willen gaan, moet ik zeggen, dat de Oranjekleur mij altijd bizonder opwekt; vooral als zijde is 't heerlijk om te zien, en 't brengt altijd iets in mijn bloed aan 't moesseeren, als champagne of 'n andere edele wijn. Ook heb ik weer voor de zooveelste maal kunnen constateeren, wat 'n prachtige vlag de Hollandsche toch is. Welk een eenvoudige rijkdom van kleur en ordonnantie! Mooi zijn de vlaggen, als zij alle wapperen op den bries, klappend als zweepen van patriotisme; maar mooi zijn ze ook, als ze in stil-wazige winteravonden hun uithangende kleurbanen roerloos spannen in de half-vernevelde lucht. Zoo'n rij vlaggen zag ik in een verlaten straat op zulk een moment, en 't gaf me zulk een teedere sensatie van wereldverlaten droomleven, van reintonige harmonie, zoo'n stemming van niet onder woorden te brengen vredigheid:
‘Als alles wat heel ver is en heel schoon’.
De weg, dien de huwelijksstoet zou afleggen, was geheel versierd met een twintigtal eerepoorten van wil latwerk, de beide opstaande stukken bekroond met stralende zonnen en het latwerk doorweven met groen, waardoor witte rozen en oranjebloesem zich slingerden; geen natuurlijke bloemen, dat spreekt van zelf, die zouden 't in zoo'n guur jaargetijde niet houden, maar toch zeer verdienstelijk nagemaakt, zoodat ze de illusie gaven van echte. In het Noordeinde en de Hoogstraat had men palen opgericht, omwoeld met en verbonden door festoenen van groen en bekroond met allerlei wapenschilden, waarop verschillende deviezen. Zoo zag men hier en daar stierenkoppen uit het wapen van Mecklenburg-Schwerin van de palen neerblikken - eigenaardig symbool voor een prins-gemaal!
De verlichting slaagde schitterend, want het was een mooie, windstille avond. Het Prins Hendrik-plein was als een wijde, weidsche lichtzaal uit de Duizend-en-één-nacht, en men mocht wanen er Alaëddin met zijn wonderlamp op te zien rondschemeren. Op het Plein 1813 was een villa geheel verlicht, vertikaal en horizontaal, van het bordes tot de daklijst: een tempel van golvend vuur! Een ander groot huis was achter alle ramen verlicht met honderden kaarsen, een rustig oogenfeest, zeer gedistingeerd en smaakvol. De naam van den man, die zoo de artistieke vermogens wist te streelen en zooveel artistiek genot verschafte, mag wel genoemd worden: Baron Wittert van Hoogland.
Dan hadden we nog vuurwerk en 'n optocht van vakvereenigingen, waarbij een reddingsboot op een wagen, getrokken door drie stevige witgetuigde rossen en bemand met eenige zeerobben, wier stoere breedheid en gezonde gezichten, met gewichtige vroolijkheid uitglurend onder hun zuidwesters, sterk contrasteerden met de bleek- en magerheid van de meeste hooggehoede mannetjes der vakvereenigingen. Maar al die banieren in een heele lange rij achter elkaar waren een aardig gezicht, vooral op den Vijverberg, waar men ze goed kon overzien.
Van den Vijverberg gesproken, dat brengt me op 't Voorhout en Pulchri, en ik zou maar gedachteloos blijven doorleuteren over allerlei publieke vermakelijkheden, zonder te bedenken, dat ik speciaal tot taak heb, iets meê te deelen van wat er alzoo op kunstgebied in den Haag gebeurt. Welnu, weet dan, dat ze met 't nieuwe gebouw van Pulchri op het Voorhout goed opschieten en dat het er van buiten flink uitziet. Ze gaan er den 23sten van deze maand den 70sten verjaardag van Mesdag in vieren. Ik ben er nog niet binnen in geweest, 't is ook nog niet heelemaal klaar, maar in 't volgend epistel hoop ik er meer van te kunnen vertellen.
De voornaamste tentoonstellingen, die we hier in den laatsten tijd gehad heb- | |
| |
ben, waren een zwart-en-wit tentoonstelling in den Kunstkring en die van Fransche meesters in Pulchri. Daarna kwam in 't zelfde genootschap een tentoonstelling van werkende leden. Op de Kunstkring-expositie waren mooie etsen van Bauer, Dupont, Graadt van Roggen, Storm, Witsen, Veth en anderen; houtsneden waren ingezonden door Nieuwenkamp en Veldheer, litho's door Haverman, Veth, Moulijn en anderen. Één kopergravuur was er, getiteld l'Outillage, van Dupont. Heel mooi, die ‘Kupferstich,’ maar er zou misschien even goed Dürer onder kunnen staan als Dupont. Dat is geen geringe lof, maar toch schuilt er een groot gevaar in zulk een virtuosi- teit. Dat paard van Dupont is geen paard meer, maar een stuk decoratie. Als afbeeldsel van een bronzen paard zou het verdienstelijk zijn, maar het pretendeert een levend dier te zijn, en dat is het niet met die manenfrisuur en tot in de kleinste finesses uitgevoerde détails. Men kan dit paard vergelijken met het legendarische paardmonster van Patten Wilson in zijn penteekening ‘Rustum and the Simoorg’ tegenover blz. 50 van de Studio-uitgaaf ‘Modern Pendrawings’, waarop alles ook zoo fijn is uitgewerkt, de schubben en ruige bokspooten van het monsterdier, maar zoo 'n mythisch wezen mag geheel decoratief opgevat worden, een natuurlijk paard m.i. niet, tenzij het met speciaal decoratieve bedoelingen wordt gemaakt.
Ik kan natuurlijk niet alles van deze tentoonstelling vermelden; alleen dat de etsen van Dordrecht door Witsén mij zeer troffen om hun diepheid en kracht, vooral nrs. 1-6, en dat hier een 14tal etsen waren te zien van Storm van s'Gravesande, van wien men hier te lande nog niet veel zag. Toevallig was er in October van 't vorige jaar een tentoonstelling van zijn werk in ‘Arts and Crafts.’ Storm is een impressionist pur-sang. Hij is de man van 't vluchtige moment, dat hij tracht te pakken in zijn vlie- denden gang: de beweging van een golf in zee of tegen 'n havenhoofd, het beweeg in een haven van schepen en bootjes, een avondstemming in een bosch bij 't laatste talmen van 't licht, Hij is een colorist met zwart en wit. Zijn teekeningen moeten dadelijk raak zijn; lang er op peuteren en hannessen kan hij niet; wat niet raak is wordt verscheurd. Zijn schilderijen en aquarellen rammelen vaak, maar schilderijen, teekeningen, etsen, en litho's doen het, bijna zonder uitzondering.
Een machtig visioen van dieptonige, ernstige kunst was de tentoonstelling van Fransche meesters, voor een goed deel van de Barbizon-school. Het breeden ernstig-epische van Daubigny, het teeder-stemmige van Corot, het somberkrachtige van Courbet, het kleurvonkelende lichtverheerlijkende van Monticelli, het storm-geheimzinnige bladerenkoele van Diaz, dat alles smolt samen tot een overweldigende harmonie. Van Millet was er niet veel; o.a. de ouderwetsche ‘Charité’, waarmeê de kunstenaar een concessie deed aan 't door allegorieën verwende en bedorvene publiek van zijn tijd, maar ook de mooie teekening ‘Glaneuses.’ Het groote stuk, eigendom van den schilder Mesdag, ‘Hagar en Ismael’ was er niet, evenmin de druiven van Géricault, - deze was heelemaal niet vertegenwoordigd -, en de bulhond van, ik meen Decamps: eveneens stukken uit de collectie Mesdag. Van Vollon een paar prachtige teekeningen uit de omstreken van Parijs en zijn heerlijke, sappige ‘Vìsschen.’ Hoe mooi dit laatste werk ook zij, ik verkies verre die echt meesterlijke teekeningen. Als bizonderheid noem ik ook nog een dames-portret (teekening) van Ingres, waar men niet zoo iederen dag tegen aan loopt, en een tooneeltje uit het landleven van Daumier, ook vrijwel een unicum hier te lande, geloof ik. Wanneer ik nu nog gewezen heb op een paar aardige landschapjes van Michel en Richet, die sterk door onze zeventiendeëeuwers zijn bekoord, dan heb ik welhaast het voornaamste van deze tentoonstelling vermeld.
Wat die van werkende leden van Pulchri betreft, daarover kan ik kort zijn.
Een mooi sneeuwlandschap van van Soest, een mooie Gabriël, een goede Bauffe, bij wien men zien kan, dat hij een leerling is van Weissenbruch, een mooi zonnig muurtje van Bernard Schre- | |
| |
gel, zeer pittig en tonig, een blanke, blonde strandstemming van Morgenstjerne Munthe, die mij beter bevalt dan de groote Mesdag, ofschoon hierop de beweging der lucht grootsch en plechtstatig is, een knap binnenhuis van Briët, een heerlijk bloemenstuk met doorkijk op een weg en malsch gras van Verster, een kalm, stemmig, nobel landschap van van Oosterzee, dat schandelijk hoog hangt, een in uitsluitend grijze tonen geschilderde mansfiguur met gevogelte van Broedelet, een groot wintergezicht van Gorter en een dito in den Herfst van Charles Gruppé, een wazig avondtafereel bij de eeuwige stad van Etienne Bosch, een flinke Wijsmuller (winterlandschap), een eigenaardig landschap als uit oude tijden, van W. van Konijnenburg een oude nettenboetster van Akkeringa, een gevoelig interieur van Zoetelief Fromp, ziedaar wat in mijn herinnering alzoo naar voren komt. Gedurende eenige dagen was er ook een portret van de koningin te zien door de Josselin de Jong, bestemd voor de regeering van Nederlandsch Indië: een groot galastuk, maar niet veel meer dan maakwerk.
Van beeldhouwwerk vermeld ik de groepjes der arbeiders van Charles van Wijk, met kunstige hand en gevoelig gemodeleerd,, maar de herinnering aan Meunier heeft men niet geheel losgelaten. De leeuwin met jong van Texeira de Matthos is een compositie van groote lijn; maar of het overal in den haak is met de anatomie zou ik niet durven verzekeren. Toch maakt het geheel, het in volle lengte verrijzende dier, een indruk van kracht en verhevenheid
Maurits A. Waldmann.
Den Haag, Febr. 1901.
| |
Uit de Pers.
¶ J.M. Schein ❧
Een volledige uitgaaf van de werken van Johann Hermann Schein (1586-1630), een van de meest beduidende cantors aan de ‘Thomas-Schule’ te Leipzig, zal door de firma Breitkopf en Härtel onder toezicht van Dr. Arthur Prüfer worden uitgegeven.
Bij Schein's leven werden zijn werken alleen in losse partijen gedrukt.
Heinrich Schütz, Samuel Scheidt, Sweelincks beroemde leerling, en Schein zelf, waren in de 17e eeuw als ‘de drie grote S.’ beroemd. Schein heeft, hoewel hij maar vijf en veertig jaar werd, een groot aantal kompoziesies nagelaten, waarvan vele in de Kon. Biebliotheek te Berlijn bewaard werden.
| |
¶ Een schilderij van Schenkel te Amsterdam ❧
In de zaal van de nieuwe aanwinsten van het stedelik Muzeum, die waar Israëls David en Saul hangt, is tans ook een kerk van Schenkel te zien, die aan de vereniging tot vorming van een verzameling van hedendaagse kunst ten geschenke is gegeven.
Man zal dit schilderij natuurlik niet naast een Bosboom moeten hangen, maar niettegenstaande zwakkere gedeelten, b.v. waar iets wolligs om de dingen de indruk moet geven, dat zij staan in het halfduister onder de gewelven of waar versierseltjes bovenaan er wat erg onwezenlik uitzien, is het een goed stuk, met mooi licht achterin de kerk en glijdende langs de zuilen, met stukken witte muur, die heel mooi zijn, zelfs vaster dan b.v. het zwart marmer van de basementen der zuilen.
DE VLAAMSE SCHOOL
brengt eerbiedig hulde aan de nagedachtenis van
PETER BENOIT
(17. Augustus 1834 ✠ 8. Maart 1901)
In een volgende aflevering zal uitvoerig over de grote Vlaamse Kunstenaar gesproken worden.
| |
| |
Fotografie en Gravuur van de firma T. & R. Annan & Sons, Glasgow.
HUGO VAN DER GOES DE HEILIGE VICTOR MET BEGIFTIGER
corporation galleries glasgow
|
|