De recensenten schenen in twee recht tegenover elkander staande partijen verdeeld te zijn: sommige beoordeelaars bepaalden zich uitsluitend tot de stoffelijke uitvoering der gewrochten, terwijl anderen zich alleen inlieten met de gedachte die erin besloten ligt; alsof bij de beoordeeling van een plastiek werk het denkbeeld ware af te scheiden van de wijze waarop het werd voorgesteld. Edoch, de fijne penseeling van een paneel, zoowel als hetgeen de schilder heeft willen doen, hoe welsprekend hij dit ook in woorden verklare, laat onverschillig; hetgeen hij heeft kunnen doen, en gedaan heeft is alleen van tel.
Dit schijnen de kunstrechters weleens uit het oog te verliezen. Nog niet lang geleden, werd er veel belang gehecht, al te veel wellicht, aan het aangeleerd ambachtelijke van het vak. Na het schoolsche, het academieke, waren: het plein-airisme, het tachisme, het pointillisme, en hoe men ook al die andere ismen noemen wil, alleen zaligmakend, het zijn echter slechts middelen van uitvoering, niet bij machte een man die niets te zeggen heeft, tot den rang van kunstenaar te verheffen, evenmin als het vroegere clair-obscur.
Eene tegenwerking lag in den natuurlijken loop der zaken, het denkbeeld zou meer op den voorrang komen, maar die tegenwerking werd weldra overdreven. Wij zijn nu zoo ver gekomen dat, voor sommige critici, wat de schilder voorstelt (of heeft willen voorstellen) alleen in aanmerking komt, zonder te letten op de plastieke hoedanigheden van het doek. Die theorie stelt eene schilderij nagenoeg gelijk aan een mannekensblad en leidt er toe de onbeholpenste schilderingen, met de plastieke waarde van een uithangbord voor een kermiskraam als meesterstukken te doen doorgaan, en wezenlijk verdienstelijke werken te doen verguizen. Wat er ook gezegd, geschreven en gedrukt worde, het zeer kleine heide-gezichtje van Lamorinière uit deze tentoonstelling, bij voorbeeld - een visietkaartje slechts, van den beroemden landschapschilder - zal, omdat het met zooveel kunde geschilderd is, als met dichterlijk gevoel opgevat, de bewondering afdwingen, nog lang nadat tal van overgroote nieuwerwetsche doeken vergeten en verdwenen zullen zijn.
Ook kunnen de werken van Verstraete, Claus, Courtens, Heymans, Gilsoul, Huyten, heel de schaar kunstenaars hier vertegenwoordigd, die hunne stof meester zijn, en de kunde, welke zij opdeden bij de verwerving van dit meesterschap, toepassen op de vertolking van groote gedachten, diepe indrukken of fijne gevoelens, er niets bij verliezen dat wierook gebrand en lauweren gestrooid worden rond werken die niet in het minste getuigen van vakkennis, hetzij dat de makers die kennis niet eens bezitten, ofwel dat zij zich door bluf lieten medeslepen en uit aanstellerij verzaakten aan studie en oefening, zoeken, overwegen en beproeven op zuiver plastiek gebied.