en eene eervolle melding in de Champs Elysées te Parijs, waar hij sedertdien jaar aan jaar exposeert. Dit schilderij berust thans in het Museum te Namen.
Dergelijke romantische onderwerpen heeft Van den Eeden in 't vervolg niet meer behandeld. Hij vond zijne bezieling elders. Maar in dat werk liggen reeds de gansch persoonlijke eigenschappen, die wij in zijn latere schilderijen ontmoeten. De kleur geeft reeds een voorsmaak van de fijne, aristocratische schakeeringen, die wij vooral in den laatsten tijd bij Van den Eeden zoo mooi vinden. Daar vertoont zich de artiest reeds als een portrettenschilder van eerste gehalte. Een edel gevoel, wellicht wat tranerig nog, maar vol belofte, straalt ook reeds uit dat werk. Die eigenschappen liggen alle, in meerdere of mindere maat, in al de doeken, die wij van den schilder kennen.
Is de Markt in de Hallen te Brussel, (Museum te Leuven) geen stoute groepeering van prachtige, grondig bestudeerde, levensgroote figuren, met sprekende koppen? Is de Bete Broods (Gouvernementshuis, te Brugge) niet eveneens een ware galerij van zwoegers- en lijders portretten, waaruit eene diepe aandoening tot ons komt? Vooral de figuren op het voorplan van dit schilderij, eene weduwe met haar kind, zijn in volle oprechtheid afgekeken en meesterlijk op het doek gebracht. Ook is Van den Eeden een zeer gezocht portretschilder. Niet alleen hier te lande maar ook te Keulen en te Parijs heeft hij menigvuldige portretten van erkende waarde geborsteld.
De adel van gevoel, die reeds trof in de Camelia-dame, komt in latere werken nog veel machtiger te voorschijn. De Bete Broods ontroert door hare distinctievolle uitdrukking van werkers - moeheid en smart. De Arbeid (Stadhuis, Anderlecht), die breed en kloek geborstelde groep egge - trekkende paarden met hunnen stoeren voerman, is als een epische verheerlijking van het landwerk, En is De Klokluider, die met een soort van moede gelatenheid de levenden wekt en de dooden beweent, niet een aangrijpend poëma vol adel en gevoel?
In den laatsten tijd is Van den Eeden zijne onderwerpen gaan vinden in eene bepaalde richting, die hij vroeger niet volgde. Op het einde van zijn verblijf te Brussel, omstreeks 1889, werd hij vooral aangetrokken door de heerlijke binnenkerk van St. Goedele aldaar. Deze kerk werd nu gedurende verscheidene jaren zijne werkplaats. Een heele reeks tafereelen werden daar ter plaats geschilderd. Wij noemen maar: In Sinte Goedele (Museum, Dendermonde), een groep figuren vol ingetogen, godsdienstig gevoel. Het Gebed (Museum, Bergen); De Vespers (Museum, Gent), een groote, karaktervolle compositie met afgewisselde en goed afgekeken figuren, rijk maar sober van kleur; De Klokluider van Sinte Goedele; Het Gebed voor de Afwezige; De Eerste Communiecanten in Sinte Goedele, enz.