Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 4 (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 4
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (32.30 MB)

Scans (438.75 MB)

ebook (39.01 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 4

(1955)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Het Vlaamse volkstoneel

HET kan niet ontkend worden dat, sedert de jongste oorlog, het toneel in Vlaanderen een drukte vertoont waarvan de diepere betekenis, alhoewel vooralsnog moeilijk te omlijnen, lang niet mag onderschat worden. Overigens schijnt de belangstelling voor het toneel allerwege aan intensiteit te hebben gewonnen.

Dat geldt niet alleen voor het officiële schouwburggebeuren, doch ook, welilcht nog meer, voor de liefhebbersbedrijvigheid. Zonder van de openluchtspelen en vertoningen te gewagen - God beware ons, ook op dit terrein, van vele zomerseizoenen als het jongst geregistreerde - zijn er de steeds talrijker wordende voorstellingen; de blijkbaar soliede verstandhouding tussen de verbonden; één van de zeldzame uitingen van levensactiviteit waarop de oorlog pacificerende en daardoor gunstige invloed heeft gehad; de wedstrijden en tornooien, de aanmoedigingen voor de toneelschrijvers, de wisselvertoningen met het buitenland, de internationale congressen, de daarmee gepaard gaande representaties en afvaardigingen, noch min noch meer in het teken van UNESCO en ttq. Beslist, het toneelleven en zijn vertegenwoordigers, genieten ogenschijnlijk een heerlijke, een gouden tijd.

En toch stoot men telkens weer, natuurlijk bij wie voor de oorlog leefden - en die zijn heel wat talrijker, niet het minst op toneelgebied, dan men gewoonlijk vermoedt - op de klacht of de herfstmijmering, laat het zelfs voor een deel ‘laudatio acti temporis’ zijn, ‘waar is de tijd... van het Volkstoneel?’

Er is inderdaad een tijd geweest dat het Vlaams toneel zich uit innerlijke kracht heeft opgewerkt zo intens, dat het niet slechts het eigen volk in beroering bracht, doch ook de buitenwereld (het snobsucces te Brussel!) en het buitenland in bewondering deed opkijken. Geen steun van gemeenten (of zo heel karig), van provincie of van rijk; geen internationale zending en ook geen ridderorden, en toch een zo sterke, zelfstandigheidsontplooiing dat voor de eerste (enige?) maal zelfs de Franstalige pers in het éne België bij die Vlaamse cultuurmanifestatie noodgedwongen, soms verbeten, moést stilstaan. Het was de tijd tussen de twee oorlogen, de tijd van Volkstoneel en Toneelgids.

We willen ons thans een ogenblik ophouden bij Volkstoneel.

Vooraf moet worden opgemerkt dat onder de benaming Volkstoneel een toneelactiviteit wordt verstaan die ruim twintig jaar heeft geduurd, van af 1918 tot 1940.

De meest kenmerkende trekken waren dat het door een rondreizend gezelschap werd gedragen, met het doel de breedste volkslagen, geografisch beschouwd, en tevens de meest verscheidene van laag tot hoog te bereiken. Het wou toneel geven, gewis als ontspanning en vermakelijkheid, doch tevens als toneel, d.i. als artistieke gegading; maar dan toch ook weer met een sociale, zelfs nationale bekommernis: aan het eigen volk zelfstandigheidsbewustzijn, fierheid en adel bij te brengen, door het verspreiden van een eigen levensechte cultuur, taal en spraak, en een samenhorigheidsgevoelen in een materieel samentreffen op grond van eenzelfde gezamenlijk gedragen enthousiasme. Het spreekt vanzelf dat dit alles niet in het gedrang werd gebracht door gebeurlijke, zelfs vinnige twistpartijen rond de waarde of de doelgeschiktheid van een of ander concrete vertoning.

Dat bewuste volkse, culturele en nationale is van meet af op de volkstoneelactie als een onuitwisbare stempel gedrukt geworden door Dr Oscar de Gruyter. Vandaar dat door alle wisselvalligheden heen het hele bedrijf als een specifieke uiting van Dr De Gruyter's levensdrift kan en mag beschouwd wor-

illustratie

Renaat Verheyen




illustratie
Staf Bruggen




illustratie
Dr Oscar De Gruyter




illustratie
Lode Geysen


[pagina 10]
[p. 10]



illustratie

Vondel, Lucifer. ‘Op, trekt op, o gij Luciferisten’.


den. Dat wil geen afbreuk doen aan De Gruyter's optreden in de KNS, al evenmin als aan de verdiensten van hen die later in het Vlaamse Volkstoneel of op toneelgebied heel Vlaanderen door op het voorplan traden.

Om de nauwe verbondenheid tussen persoon en werk moet hier terloops verwezen worden naar een veel oudere actie van Dr De Gruyter, nl. zijn Vereniging voor Voordrachtkunst en Toneel die dagtekent van 1909 en door de oorlog in 1914 tot rust werd gedoemd.

Als georganiseerde toneelactie moeten we echter de aanvang zoeken in 1918: het ontstaan van het Fronttoneel. Hierover wordt in dit nummer afzonderlijk gehandeld. Het moge genoeg zijn er even aan te herinneren hoe van het begin karakter en doelstelling duidelijk aanwezig waren: de ontspanning voor de verwaarloosde Vlaamse IJzerjongen, op een cultureel en nationaal plan. De memorabele, werkelijk historische vertoning van Hooft's Ware-nar, in aanwezigheid van de meer berucht dan beroemde generaal Bernheim, gaf hiervan het ontegensprekelijk bewijs. Niet minder overigens de reactie die tegen het Fronttoneel al spoedig een groeiend verschijnsel was.

Jammer genoeg moest het Fronttoneel, na zeer korte tijd worden opgedoekt: de oorlogseisen met het uitbrekend laatste offensief lieten verdere activitei niet langer toe.

In de bezettingszone zou men de draad weer opnemen. Het ging echter niet zonder meer. Nog voor de toelating tot optreden was gegeven, werd Dr De Gruyter uit legerdienst ontslagen en J. Platteau, die de leiding overgenomen had, liep na enkele maanden verblijfverbod op.

Een punt kon worden geboekt: het toetreden van Staf Bruggen, die later een eigen stempel op de onderneming en op de hele toneelbeweging zou slaan. Hij zou Vlaanderen's (en België's) grootste acteur worden en figuur slaan ook in het buitenland. Bruggen en De Gruyter droegen elk van hun kant een gelijkaardige droom. Die droom bracht hen samen bij Dr J. Goossenaerts: Het Vlaamse Volkstoneel was geboren. Verschaeve hield het boven de doopvont. Men schreef 20 September 1920, en nog vóór het einde van het jaar was het definitief doorgebroken: cultureel, sociaal en nationaal. Het terrein was overigens degelijk voorbereid door de Vereniging voor Voordrachtkunst en Toneel van Dr De Gruyter, evenzeer door de toneelactie i.h.b. van Z.E.H.J. Bernaerts over Toneelgids en Algemene Toneelboekerij.

De Gruyter, die de artistieke leiding had, hoefde niets te wijzigen aan zijn Frontopzet. Hij werd bovendien schitterend gediend door Staf Bruggen en Maurits Hoste, die al spoedig de sympathie en het enthousiasme van de Vlaamse massa en ook van haar élite hadden gewonnen. Zonder aan de innerlijke waarden van het eigenlijke toneelgebeuren ook maar in het minste afbreuk te doen, moet onomwonden worden toegegeven dat het belijdende karakter dat door de Vlaamse volksgemeenschap aan de hele actie werd toegevoegd van doorslaande betekenis is geweest. Dat zou zo blijven voor de latere fases van de volkstoneelgeschiedenis, overigens telkens weer worden geaccentueerd. Dolle Hans, hoe ook misduid, oefende een uitzonderlijke invloed; Jozef in Dothan wekte sympathie en vertrouwen.

Geldelijke beslommeringen veroorzaakten een eerste spanning. Wel wilde de gemeenschap mee en reeds werd Noord-Nederland mede bereikt en bewerkt: de openbare besturen, op zeer zeldzame uitzonderingen na, schoten jammerlijk genoeg te kort. Toen in 1922 De Gruyter tot directeur van de Koninklijke schouwburg van Antwerpen werd benoemd, zou het Volkstoneel in een kwijnende toestand geraken die onvermijdelijk noodlottig moest worden.

Een bloedtransfusie zou redding brengen.

Er luidde vernieuwing over geheel Europa, ook op toneelgebied. De vernieuwing gold zo goed de inhoud als de vormgeving. De inhoud zou echter die van het spel, van het drama zijn, veel meer dan die van het momentele woord; net als de vorm ook die van datzelfde spel en drama in hun veruitwendiging, in hun projectie in de ruimte zou betekenen, veel meer dan die van het mooie kader waarin de literatuur werd opgehangen. Het werd de harmonie van woord en spel, scherper, het tot spel omvormde woord, de levende projectie van het ideëel gebalde drama-spel. De geestelijke stromingen van de tijd deden er het hare toe. De katholieke levensbeschouwing had een kans, tot zelfs een voorsprong, zoals het probleem in de toenmalige Toneelgids werd uiteengezet. Het Vlaamse Volkstoneel zou daaraan niet ontsnappen.

Overname of niet, op 15 Augustus 1924 werd de S.M. Het Vlaamse Volkstoneel wettelijk gesticht te Antwerpen. Een nieuwe fase van de volkstoneelidee was ingezet. De oude standpunten bleven behouden. Voortaan echter zou meer nadruk gelegd worden op het toneelartistieke in het teken van de nieuwe tijd, voor wat het cultureel aspect betrof. Het volkssociale bleef in zijn wijdstrekkendheid behouden; het nationale kreeg een principiële genuanceerdheid, door toevoeging van katholiek. Het schijnbaar aggressieve dat in die toevoeging kon gelegen zijn werd spoedig vergeten, doordat het epitheton gemakkelijk werd achterwege gelaten.

De twee grote stuwkrachten waren J. De Meester, als regisseur en Wies Moens als letterkundig adviseur. Reeds met de inzet Mariken van Nieumeghen werd een stap gezet in de richting van de internationale, i.c. Europese strevingen. Het Vlaamse Volkstoneel was modern, meer zelfs avant-garde!, en laten we er aan toevoegen katholiek avant-garde! We moeten even herinneren dat de persoonlijkheden van de beide dragers,

[pagina 11]
[p. 11]

hoe flink gesteund ook door de beheerraad, dat niet hadden kunnen bereiken zonder heel wat lokaal gebeuren dat voorafging: te Lokeren met Pr. Thuysbaert, te Gent met H. van Overbeke, het werk van Anton van de Velde en vooral de noeste, doch zekere werking van Toneelgids, met het Tweede congres. Pasen, 1924, doch ook aspiciens a longe met artikelen en bijdragen nog vóór 1914.

Roekeloosheid of overhaasting, de volgende twee stukken waren een mislukking. Het roer werd omgegooid. Wies Moens verdween (opgeofferd?) en werd vervangen door Jan Boon. Een artistieke raad van drie man en Z.E.H.J. Bernaerts als geestelijk adviseur, zou de uitvoerende macht dekken.

En waar de ster bleef stille staan in September 1925 deed de hoop herleven. Van toen af kregen we een periode van circa vijf jaar gedurende dewelke het succus en de betekenis van Het Vlaamse Volkstoneel duurzaam werd onderlijnd en aangegeven door een weliswaar schommelende naald, die echter steeds overduidelijke neiging vertoonde om de pool(ster) aan te wijzen: Tijl en Lucifer, de Boodschap en Adam, de Beeldekens en Barabas. Vlaanderen veroverde in en door zijn toneel het internationale plan. Het stond ook inderdaad op internationale hoogte. Het Vlaamse Volkstoneel speelde in het buitenland en datzelfde buitenland speelde onze Vlaamse stukken onder invloed van het Volkstoneel.

Hier hebben Volkstoneel en Toneelgids ontegensprekelijk elkander gediend en gesteund, afgezien van de wrijvingen en zelfs scherpe conflicten die voorkwamen. Het heimwee naar de Volkstoneeltijd is niet een louter romantische Schwärmerei, wel een terugblik op voorbije grootheid, waarbij alle drukte van het ogenblik, hoe internationaal ook, verbleekt. En die grootheid straalde van en door Volkstoneel-Toneelgids.

Het artistiek succes van het Volkstoneel had een tweevoudig aspect, waarvoor we de scheiding zelfs geografisch zouden willen trekken: Brussel, - en wat voor Brussel nu eenmaal la province heet. Doch zo gezien zou ik dan even brutaal de kwotering durven geven: snob en sympathiek waarderend. Natuurlijk mag dat niet op de letter worden genomen, vooral niet voor Brussel, als men de algemeenheid op het oog heeft. Toch was het niet zonder betekenis, zelfs niet voor de persoonlijkheid van de regisseur, J. De Meester.

Van een andere kant had het volkse succes ook grond in de symbolische betekenis die het Vlaams nationaal gevoel gaf aan de acteurs, op het hoogste plan Bruggen en Hoste, daarnaast ook aan andere figuren als Renaat Verheyen en de geleidelijk, doch vlug aankomende, latere bard van de geuzenliederen, Antoon Vander Plaetse. Een derde factor was de propaganderende uitstraling onder dewelke de liefhebberskringen warm liepen voor spel en leiding van de Volkstoneelspelers. Jammer genoeg bleef die invloed te veel beperkt aan de oppervlakte door nabootsing, i.p.v. diep doordringend te worden door studie.

De triomf van het Vlaamse Volkstoneel mag gesymboliseerd heten in Tijl en Lucifer, de hoogste exponenten van wat het bereikte op gebied van avant-garde en van evenwichtigheid; de duidelijkste expressie van zijn volksverbondenheid in cultuur en historisch nationaal streven. Hiermee wordt geen rangschikking bedoeld noch differentiatie t.o.v. de andere toppunten die elk voor zich zelf en op hun beurt getuigden van het zuiverste streven en het bevredigend slagen van de instelling. Het blijft echter ontegensprekelijk dat Tijl het vlaggestuk kan heten, zoals het naar binnen- en buitenland gedragen werd; Lucifer de hoogste evenwichtige realisatie van wat de artistieke leiding beoogde.

Hoe schitterend ook zou de droom op een ontgoochelend ontwaken uitlopen.

In 1929 kwam de crisis. Van af de frontlinie was de volkstoneelactie steeds vaak een pijnlijk herbeginnen. Laat het financiële, syndikale, politieke, artistieke moeilijkheden zijn geweest, of het beheer, of het belijdend karakter; laat zelfs vooropgesteld, dat, hadden de openbare besturen hun elementaire verantwoordelijkheid begrepen, de crisis nog voor tal van jaren had kunnen bezworen blijven: de barst ontstond zoals ze eenmaal moést ontstaan.

Hier interesseert ons slechts het feit.

Een eerste stuiptrekking had het uitzicht van een omvorming: J. De Meester nam de wijk naar Holland, Anton van de Velde kreeg de opvolging. De erfenis was zwaar en bovendien

illustratie

Johan De Meester, Jr.




illustratie
Anton Van de Velde




illustratie
Wies Moens




illustratie
Antoon Vander Piaetse


[pagina 12]
[p. 12]

onmenselijk gehypothekeerd. Van de Velde moest bezwijken onder de onverzoenbaarheid tussen de financiële dwangbeperking en de artistieke eisen. De pijnlijke opdracht voor Van de Velde was dan ook inderdaad op een sierlijke manier de liquidatie voor te bereiden. Dàt heeft hij grandioos gedaan. Het heeft niet mogen baten: de afbouw was ingezet.

Een tweede aanval was de scheuring in 1930-1931.

Het Katholiek Vlaams Volkstoneel 1924-1929 liep evenwijdig met de actie van Dr De Gruyter. Af en toe konden ze als op elkaar geintegreerd worden beschouwd. De gronddifferentiatie bleef niettemin dobberen tussen het volksnationale en het cultureel artistieke. Met het oog op wat volgt kunnen we zelfs zeggen dat de actie van De Gruyter evenwichtiger was in haar constituanten, terwijl de periode o.l.v. J. De Meester wel enigszins de schijn wekte al te overwegend de nadruk te willen leggen op het artistieke, als modern avant-garde. De scheiding van 1930-1931 zou de lijn trekken, of... niet?

De groep Bruggen - hem volgden de voornaamste en de meeste spelers - keerde het roer naar De Gruyter toe. Hij miste echter de stevige leiding. De aanwezigheid van de geniale Verheyen heeft dat niet kunnen bijwerken. Bovendien ontviel de jonge man, niet aan Bruggen, doch aan heel Vlaanderen, kort daarop.

Bruggen droeg het hart en de geest van Tijl, van Vlaanderen met zich en juist dat volks enthousiasme gaf aan Bruggen het krediet en de mogelijkheden cm niet te versagen, zodat hij, net als vóór de oorlog met recht en fierheid, de oude vlag en de leuze weer kon opnemen in de glorieuse naam het Vlaams Volkstoneel. Of zijn actie met Van Vlaenderen in de K.N.S. te Gent, tijdens de jaren 1941-1944 niet als een aanhangsel - en hoe verdienstelijk op stuk van eigen cultuur - moet beschouwd worden, kunnen we hier in het

illustratie

Anton Van de Velde, Tijl.


midden laten.

Bruggen bracht goed toneel en goede belijdenis. Zijn Ulenspiegel en zijn Als Roeland luidt blijven daarvan het heerlijk getuigenis.

De restanten van het Katholiek Vlaams Volkstoneel werden bij de scheiding verzameld door Anton van de Velde, goed bijgestaan door Lod. Geysen. Daar zijn wel bittere woorden gevallen, rechts en links, doch er is ook veel gesust, vooral achter de schermen; bovenal is er dapper en alles bijeen loyaal gestreden. De strijd echter was al te ongelijk en, hoe onwaarschijnlijk cok. de groep Van de Velde trok aan het kortste eind.

De moeilijkheden waarmee Van de Velde reeds bij de overname had te kampen, werden nu zo mogelijk nog zwaarder. Hij moest vooruit met een troep die zo goed als in zijn geheel moest worden gevormd van de grond uit. Het thans meer op de voorgrond geplaatst karakter katholiek - door sommigen verkeerdelijk als afwijkend van het nationale beschouwd - remde het volkse enthousiasme. (Het Vlaams nationalisme ging naar zijn hoogtepunt toe!) De besturen bleven meer dan ooit schitterend, doch vooral schuldig afzijdig, terwijl het privaatinitiatief moeheid begon te vertonen. Toch wist Van de Velde, ondanks alles, nog zeer gave verwezenlijkingen te bereiken. Zelfs was er stijgende lijn over Gudrun, Sevenste bliscap, Tijl II, of Claudel's Stad naar het zeer geslaagde Kindeken Jezus in Vlaanderen.

Dat de secretaris Jan Boon in 1932 desniettemin het stopzetten van de Vlaamse Volkstoneelwerkzaamheid aankondigde was een bewijs dat de oorzaken buiten de wil van de spelersactie moesten worden gezocht. De voorgewende stichting - vreemd genoeg weer onder leiding van J. De Meester - van Van Onzen Tijd, was een bedenkelijke camouflage. De camouflage is door het publiek, door het Vlaams volk niet aanvaard.

De Volkstoneelperiode is een zeer complexief verschijnsel geweest in de culturele opgang van het Vlaamse volk. In een reeds betrekkelijk ver verleden wortelt ze in de Vereniging voor Toneel en Voordrachtkunst van Dr O. de Gruyter, ingezet in 1909, terwijl niet kan worden genegeerd dat de Toneelgids en Algemene Toneelboekerijbedrijvigheid van Z.E.H.J. Bernaerts in hetzelfde jaar opgebouwd, het Algemeen Katholiek Toneelcongres van 1912 en de daarbij aansluitende studentenactie voor toneelveredeling met Bijbel- en Vondelstukken een latente, doch diep ingrijpende invloed hebben gehad. De oorlogsactie 1914-1918 te Gent had haar eigen rol en betekenis. Het Fronttoneel in zijn kortstondig bestaan, doch met reeds onzuiver omlijnde doelstelling, heeft het terrein voorbereid voor het eerste Volkstoneel dat op de eerste plaats cultureel volksverheffend wou zijn en door de tijdsomstandigheden een Vlaams nationaal aspect kreeg. Het Katholiek ontwaken van de jaren 1922-1924, te Lokeren en te Gent maakte de geesten wakker. Het Katholiek Vlaams Volkstoneel dat volgde zou de nadruk verleggen op het artistieke plan, in het teken van het toenmalige toneelmodernisme met het accent van avant-garde. De ideële leiding was toen al principieel opgenomen door

[pagina 13]
[p. 13]



illustratie

Felix Timmermans, En waar de Ster bleef stille staan.


Toneelgids, zegge tweede reeks. De twee uitingen zijn niet van elkander los te denken en samen hebben ze aan Vlaanderen en zijn toneel een internationale uitstraling bezorgd zonder

illustratie
M. de Swaen, De Gekroonde Leerse.


voorgaande en sedertdien niet mee. geëvenaard. Het verlopen van het getij deed het zwaartepunt verleggen op het katholieke aspect, terwijl de scheuring van 1930 de koers beslist verlegde naar het nationale toe. De scheiding is echter noodlottig gebleken. De vroegere sterke geslotenheid ontbrak en, ondanks de bewonderingswaardige pogingen van de groep Staf Bruggen en alhoewel die tot aan de tweede wereldoorlog een stage stijgende lijn vertoonde, is de oude eenheid niet meer bereikt geworden, terwijl Anton Vande Velde onmogelijk de andere vleugel kon redden.

Spijt de nuanceringen die we hier terloops bedoelden, mag echter niet worden voorbijgezien dat de initiële doelstellingen: cultureel - volks - nationaal, ondanks tijdelijk wisselende doseringen steeds op het oog bleven gehouden, zodat er metterdaad van een volktoneelidee als entiteit van de Vlaamse levensdrang kan worden gesproken. Het is een feit dat die idee bij de besten onder de toneelvrienden nog levend is. Of de tijdsomstandigheden de herbeleving ervan ooit nog mogelijk zouden maken zou niet slechts een afzonderlijk onderzoek behoeven, doch vooral aan de toekomst moeten worden overgelaten.

Middelerwijl kan er wel op worden gewezen dat de toneelbeweging - of die er mee gemoeid zijn - niets te winnen heeft bij een ondankbaar en onrechtvaardig negerend vergeten; - dat een contactname met wat eens zo levensrijk en glorieus was, leerzaam en bevruchtend zou werken. Want hier zoals altijd geldt de leuze dat een groot volk zijn eigen groten eert, duidelijker, dat we slechts groot zijn in verhouding dat we ons over eigen verleden bezinnen.

De Volkstoneeltijd was een schone en een grote tijd.

 

ALOIS DE MAEYER


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Aloïs de Maeyer

  • over Staf Bruggen

  • over Lode Geysen

  • over Johan de Meester

  • over Anton Van de Velde

  • over Wies Moens

  • over Antoon van der Plaetse

  • beeld van Renaat Verheyen

  • beeld van Staf Bruggen

  • beeld van J.O. de Gruyter

  • beeld van Lode Geysen

  • beeld van Nicolaas Messchaert

  • beeld van Anton Van de Velde

  • beeld van Wies Moens

  • beeld van Antoon van der Plaetse