Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43 (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.80 MB)

Scans (58.98 MB)

ebook (17.08 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43

(1994)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

wij huldigen / wij gedenken

Letterkundige
Fernand Bonneure 70



illustratie

Het valt eigenlijk niet mee om een man als Fernand Bonneure (oBrugge 18 mei 1923) in een kort bestek voor te stellen. Trouwens de vraag kan worden gesteld of hij nog hoeft voorgesteld te worden. In West-Vlaanderen vermoedelijk wel niet, en in het tijdschrift Vlaanderen waarschijnlijk evenmin. Hij stond namelijk samen met onder andere een aantal kunstenaars in 1951 aan de wieg van het C.V.K.V. én van toen West-Vlaanderen. De geschiedenis daarvan en zijn wedervaren als eerste redactiesecretaris (1952-1961) vertelde hij ten andere zelf in het 221ste nummer van dit tijdschrift. Tevens stelde hij enkele nummers samen en schreef voor Vlaanderen uiteenlopende bijdragen. Ook als letterkundige en als kunstcriticus verdiende hij ruimschoots zijn sporen. Zo publiceerde Fernand Bonneure verschillende gedichtenbundels en verhalen. Als voorbeeld halen we hier zijn Veertien Gedichten bij de Kruisweg van Marcel Notebaert aan, uitgegeven in een bibliofiele privé-editie van 75 exemplaren in 1960. Uit 1965 dateert zijn verhaal De Kardinaal komt niet. Daarnaast was Bonneure uiterst actief in het bestuderen van schrijvers. Zo schreef hij niet alleen ettelijke monografiëen, maar is tevens ondervoorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen en medestichter en voorzitter van de Vereniging van Westvlaamse Schrijvers. Die laat niet alleen regelmatig de bekende VWS-Cahiers drukken, waarin bekende schrijvers vooral biografisch worden besproken, maar gaf tevens het Lexicon van Westvlaaamse Schrijvers (1984-1989) uit. Van publiceren kent Fernand Bonneure trouwens heel veel. Zijn beroepsloopbaan speelde zich volledig in de uitgeverswereld af, vooral bij Desclée De Brouwer in Brugge en vanaf 1970 bij Orion. Hij koestert een diepe warmte en een grote genegenheid voor het goede en verzorgde ‘boek’. Dat hij de eerste voorzitter werd van de Vrienden van de Biekorf (-bibliotheek) in Brugge mag ons dan ook geenszins verwonderen. Ook de plastische kunsten liet hij niet ongemoeid. Als kunstcriticus leidde hij vele - volgens hem zelf té vele - vernissages in. Naast bewerkingen van enkele belangrijke uitgaven, zoals Sinds 45. De Kunst van onze Tijd (1969-73, 3 delen), Beeldende Kunst, Kunstgeschiedenis en Lexicon (1978), Vijfentwintig Eeuwen Europese Kunst (1980) bracht hij monografiëen over o.a. Jef Claerhout (1979), Anto Diez (1985), Hubert Minnebo (1988), Willem van Hecke (1990) en Georges Collignon (1990). Zijn geliefd Brugge laat hem evenmin los. Naast zijn inleidingen op enkele fotoboeken over deze stad schreef hij bijvoorbeeld een Kunstgids voor Brugge (1988) of verdiepte hij zich recent in de geschiedenis van de capucijnen en van het begijnhof. Bekend is evenzeer zijn literaire bloemlezing Brugge beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt uit 1984. En we vergaten intussen dat hij tevens voorzitter is van het Provinciaal Comité voor Kunstambachten in West-Vlaanderen. Nu dat hij actiever is dan ooit, wensen we hem ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag nog veel werkkracht en een goede gezondheid toe. (Rijselsestraat 203, 8200 Brugge)

Jean Luc Meulemeester

Beeldend kunstenaar
Jozef Bossaert
Visser-Neerlandiaprijs 1993



illustratie

Om zijn verdiensten voor de verspreiding van de Vlaams-Nederlandse cultuur in Nederland, kreeg Jozef Bossaert (Gent 1915) op 17 december 1993 deze prestigieuze cultuurprijs. In 1968 werd Bossaert van onderwijsplichten vrijgesteld en opende te Nijmegen aan de Sophiaweg een centrum voor Vlaamse kunst: het ‘Open Atelier De Westerhelling’. Geruime tijd dus vóór het Vlaamse cultuurcentrum ‘De Brakke Grond’ in Amsterdam uit de grond verrees, had Bossaert als allereerste zijn eigen cultureel centrum. Hij vervulde er een ware pioniersrol. In deze villa ‘De Westerhelling’ richtte hij tentoonstellingen in van Vlaamse, Nederlandse en andere kunstenaars, hield hij tweemaal per maand een culturele avond en opende hij een leerlingen-atelier voor kinderen en volwassenen. Zonder subsidie bood hij gedurende 19 jaar een inspirerend centrum voor een zeer uiteenlopend publiek, gegrepen door Bossaert's vermogen de kunst tot leven te brengen. Verscheidene kleine en grote goden waren hier te gast of begonnen er hun kunstenaarsloopbaan. Er ontstond een grote kring van vrienden, leerlingen en bezoekers. In totaal werden er een 260 tentoonstellingen gehouden en even zoveel culturele avonden van een waardig niveau. Het aantal tekenen schilderlessen is zelfs bij benadering niet te noemen. Menigeen vond zo de weg naar kunstacademie en galerie en werd tot professioneel niveau geleid. Bossaert zelf is trouwens een zeer verdienstelijk kunstenaar. Op de eerste plaats graficus en illustrator. Om zijn driekleurige lino's is hij zeer bekend; naast grafiek maakt hij gouaches, olieverven en vooral collages, techniek die hijzelf uitvond; zijn collages en grafieken waren tot in Japan en Amerika te zien. Bossaert was ook de gastheer van de ‘Vliering’ (Vereniging voor Vlamingen in het Rijk van Nijmegen), van de Nijmeegse

[pagina 57]
[p. 57]

afdeling van de Orde van den Prince, en van die van het Algemeen Nederlands Verbond. Bij de prijsuitreiking in het stadhuis van Nijmegen werd terzelfder tijd een Gedenkboek aangeboden over de geschiedenis van het ‘Open Atelier’. (Rue du Bua 6, B-6723 Habay-la-Vieille).

Andries Devos

Componist-dirigent
Frits Celis
Trofee Fuga



illustratie

Het is niet mijn bedoeling Frits Celis met een naar pathos ruikende fraseologie te gaan huldigen. Integendeel. Onze vriendschap die stoelt op een jarenlange wederzijdse waardering laat dit niet toe. Er zijn trouwens verschillende Fritsen. Er is Frits als mens, als dirigent, als componist en voor wie hem goed kent, de natuurliefhebber. En laat het dan wat clichématig klinken, voor al deze aspecten luidt de balans: meer dan positief! Daar de Unie van Belgische Componisten met haar Trofee Fuga slechts één deelaspect van Frits, de dirigent, heeft gehuldigd, wil ik het geheel, dat Frits vormt, in deze hulde betrekken. Voor diegenen die Frits minder mochten kennen dit bondig curriculum vitae. Geboren in Antwerpen op 11.04.29. Aan het Conservatorium in Antwerpen: studie harmonie, contrapunt en fuga. In Brussel Eerste Prijs voor harp. Orkestdirectie: Mozarteum Salzburg en Staatliche Hochschule für Musik in Keulen. In 1954, eerste laureaat in een wedstrijd uitgeschreven door de Munt in Brussel. Kort daarna enige laureaat in een soortgelijke wedstrijd, georganiseerd door de BRTN (toen nog N.I.R.). Van 1954 tot 1959 dirigent aan de Munt. Vanaf 1960 eerste dirigent en muziekdirecteur aan de Kon. Vlaamse Opera in Antwerpen. Gastdirigent in binnen- en buitenland. Tijdens de laatste jaren ligt de nadruk meer op compositorisch vlak. Als componist is Frits trouwens een van de pijlers van de generatie waartoe ikzelf behoor. Naar hijzelf verklaart, streeft hij naar een muzikale taal die niet enkel de met avant-garde kunst vertrouwde eclecticus aanspreekt, maar die eerder een bescheiden bijdrage wil betekenen tot het overbruggen van de berucht geworden kloof tussen hedendaagse componist en zijn al dan niet bereidwillige toehoorder. Dat Frits als dirigent bij dit al nog een fervent verdediger is van de eigen Vlaamse muziek, maakt hem nog verdienstelijker. (‘Les Aubépines’, Cielle 31 C, 6980 La Roche-en-Ardenne).

Peter Welffens

Musicoloog
August de Groote
Laureaat Provinciale Prijs Kunstgeschiedenis (Oost-Vlaanderen)

In het kader van de ‘revival’ van de Vlaamse polyfonie is het onderzoek dat de Aalterse musicoloog August De Groote verricht

illustratie

naar het leven en werk van Ivo de Vento, tijd- en kapelgenoot van Orlando di Lasso, niet onbelangrijk. De Grootes monografie werd in 1993 door de Provincie Oost-Vlaanderen bekroond met de Prijs voor Kunstgeschiedenis. Van Ivo de Vento (1543/45-1575) staat vast dat hij in 1556 als knaap vanuit Antwerpen naar München trok om er te worden opgenomen in de hofkapel van hertog Albrecht V. Na een opleiding in Venetië (bij Claudio Merulo?) bekleedde hij bijna ononderbroken tot aan zijn vroege dood de functie van organist aan het Beierse hof. Een interessante periode in de carrière van deze componist vormt zijn verblijf in Landshut, als kapelmeester van kroonprins Wilhelm. De studie die August De Groote aan Ivo de Vento wijdt, omvat vooreerst een geactualiseerde biografie, gebaseerd op een systematisch overzicht van alle thans gekende archiefstukken. Vervolgens onderzoekt hij welke sporen de componist en zijn werk in de verschillende historische perioden hebben nagelaten, wat aanleiding geeft tot het uit de weg ruimen van enkele vooroordelen en misvattingen. Zo wordt vastgesteld dat de man die de geschiedenis is ingegaan als vernieuwer van het Duitse lied, destijds veel bekendheid en waardering genoot voor zijn religieus oeuvre. Omdat dit tot op heden eigenlijk nooit bestudeerd werd, splitst de auteur zich verder toe op de transcriptie en bronnenstudie van alle sacrale werken. De analyse ervan aan de hand van muzikale parameters, moet leiden tot een juistere situering van Ivo de Vento in de evolutie van de late renaissancemuziek. August De Groote behaalde in 1985 de graad licentiaat in de musicologie met een verhandeling over Ivo de Vento en het ‘Liber mottetorum’ van 1571. Naast filosofische en theologische studies te Gent, genoot hij ook een gedegen muziekopleiding aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Gent. Momenteel is hij directeur van de Muziekacademie te Aalter, muziekconsulent van het ANZ, dirigent van het gemengd koor Amabile-Aalter en sedert 1984 opvolger van Ignace de Sutter als docent Hymnologie aan het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen te Gent. Hij zetelt als jurylid bij de Provinciale Wedstrijden voor Vokale Muziek, is redactielid bij het tijdschrift van het ANZ en lid van het Internationales Schütz-Gesellschaft. In verschillende tijdschriften, waaronder ANZ-Mededelingen, Musik in Bayern en Denkmäler der Tonkunst in Bayern, publiceerde August De Groote muziekhistorische, analytische en vulgariserende bijdragen en hij schreef verschillende commentaren en programmabrochures voor concerten. Met het werk rond Ivo de Vento bereidt hij aan de KUL een doctoraat in de Muziekwetenschappen voor. ‘Denkmäler der Tonkunst in Bayern’ te München verzocht om zijn medewerking voor een driedelige publikatie ‘Ivo de Vento. Sämtliche Werke’.

Hilde De Munter

Kunstcriticus
Mark Delrue
Directeur Religieus Museum Oostende

Het bericht dat pastoor Mark Delrue, tevens lid van onze Raad van Bestuur en de Redactie van Vlaanderen, benoemd werd

[pagina 58]
[p. 58]


illustratie

tot Directeur van het Museum voor Religieuze Kunst in Oostende en tevens tot directeur van de Zusters van St.-Jan-Augustinessen in Brugge bracht een moment van verslagenheid teweeg bij zijn parochianen van St.-Maarten in Kortrijk en bij de vele gelovigen uit het omliggende die geregeld de kerkdiensten in St.-Maarten komen volgen. Mark Delrue slaagde erin zijn kerk voor leegloop te behouden. Men kan dit aan allerlei factoren toeschrijven: de verzorging van de vieringen, de belangwekkende homilieën, de orgelmuziek, de charme van de man die talrijke leken als medewerkers rond zich heeft weten te scharen. Misschien kan men het het best aldus formuleren: hij weet op een manier die boeit en bekoort het gelaat van Christus tegenwoordig te stellen. Dat Mark Delrue een kunstenaarstemperament heeft en de kunst in de liturgie een voorname plaats wil toekennen, weten de bezoekers van zijn kerk. De lezers van dit tijdschrift weten bovendien dat hij uitermate beslagen is inzake kunstgeschiedenis, en inzake de ideologieën en betwistingen, die de religieuze en kerkelijke kunst betreffen. Uitvoerig kwam hij aan het woord in het nr. 245 (maart-april 1993), dat hij samen met P. Lateur en J.L. Meulemeester samenstelde. Zijn bijdragen in dit en andere Vlaanderen-nummers geven blijk van een veelzijdige belangstelling, van een indrukwekkende eruditie, en ook van moed, bepaaldelijk waar hij de houding van de kerkelijk overheid met betrekking tot de kunst op de korrel neemt. Van een priester, die bewezen heeft een parochiegemeenschap te kunnen bezielen, en die tot dusver zijn vrije tijd grotendeels aan het verkennen van artistieke landschappen heeft besteed - hetgeen hem behartigenswaardige beschouwingen in de pen gaf - kan men, nu hij tot directeur van een Museum voor Religieuze Kunst is aangesteld, heel veel verwachten. Welk karakter hij aan die opdracht zal geven, moet de toekomst uitwijzen. Dat het niet tot louter conserveren en opstapelen van aanwinsten beperkt zal blijven, menen we te mogen voorspellen. Zoals we hem kennen, zal zijn pastorale bewogenheid zich in de nieuwe functie niet onbetuigd kunnen laten. (St.-Salvatorskoorstraat 1 A, bus 1, 8000 Brugge).

Jaak Stervelynck

Kunstschilder
Rik Hamblok 70



illustratie

Op 28 december 1993 werd de abstracte schilder Rik Hamblok uit Lommel zeventig. Aanvankelijk schilderde hij vrij naturalistisch. De in Limburg beruchte tentoonstelling ‘De Mijn’ (1951) is voor zijn evolutie beslissend geweest. Zijn werk werd niet geselecteerd. Dit lot hebben talrijke anderen, ook kunstleraars, met hem moeten delen. Toen heeft hij ingezien dat een schilderij niet louter nabootsing mag zijn, maar een eigen leven op een vlak. Individueel of samen met ‘Gruppe 64’, waarvan hij medestichter was, exposeerde hij veelvuldig in België, Nederland en Duitsland. Tussendoor heeft hij een 50-tal lezingen over kunst gehouden. De abstracte kunst van Rik Hamblok is geen toevalsprodukt, geen losse optelsom van vormen, maar een organische eenheid. Hij blijft er zich van bewust dat een schilderij op vlak ontstaat en daardoor op dat vlak een ordening moet scheppen van kleuren en vormen. Binnen deze stijl is hij rustig en logisch blijven evolueren, zonder abrupte koerswendingen maar ook zonder zelfherhaling. In zijn huidige periode schildert hij nog meer dan vroeger ijle, wazig lijkende vormen die, zonder scherpe contouren, tegen een lichte achtergrond zweven. Het koloriet bij Hamblok heeft een betoomde gevoelswaarde, zonder kleurensymbolisch te zijn. Zijn schilderijen lijken zich, in hun opbouw, te ontwikkelen uit een kleuren- en vormenergetische kern, waarbij de uitdeinende vormen één ondeelbaar moment lijken van een dynamische beweging. De lyrische kunst van Rik Hamblok is weerslag van het gevoelsleven van de kunstenaar maar ontspoort nooit in emotionaliteit.

Luc Clerinx

 

BELANGRIJK BERICHT

 

Mogen we iedereen die wenst te corresponderen met het C.V.K.V. en/of het tijdschrift ‘Vlaanderen’ beleefd verzoeken de exacte adressen in acht te nemen.

 

Gelieve voortaan alle correspondentie van redactionele aard (artikels, ingezonden gedichten, berichten voor de rubrieken ‘Tentoonstellingen’, ‘Uit het leven van kunsten en letteren’, ‘Prijskampen’,...) enkel nog te sturen aan:

 

REDACTIESECRETARIAAT TIJDSCHRIFT ‘VLAANDEREN’

p/a ROBERT DECLERCK ‘TER HOOGSERLEIE’ HONDSTRAAT 6 8700 TIELT

 

en alle correspondentie in verband met de administratie (abonnementen, proefexemplaren, adresveranderingen, facturen,...) en alle betalingen te richten aan:

 

ADMINISTRATIE van het C.V.K.V. / TIJSCHRIFT ‘VLAANDEREN’

p/a ADIEL VAN DAELE LINDENLAAN 18 8700 TIELT

 

REKENINGNUMMER: 712-1102147-19

 

Briefwisseling die aan het verkeerde adres gestuurd wordt, loopt zeker vertraging op en/of... blijft misschien onbeantwoord...

 

Dagelijks Bestuur van het C.V.K.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jean-Luc Meulemeester

  • Andries Devos

  • Jaak Stervelynck

  • Luc Clerinx

  • Peter Welffens

  • Hilde de Munter

  • over Fernand Bonneure

  • over Mark Delrue

  • over Frits Celis

  • beeld van Fernand Bonneure

  • beeld van Frits Celis

  • beeld van Mark Delrue