Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Vooys. Jaargang 14
Toon afbeeldingen van Vooys. Jaargang 14zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4,16 MB)

Scans (30,44 MB)

ebook (6,00 MB)

XML (1,02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vooys. Jaargang 14

(1995-1996)– [tijdschrift] Vooys–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
J.C. Bloem, Het onzegbare geheim; Verzamelde essays en kritieken 1911-1963.
Bezorgd door H.T.M. van Vliet.
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1995. f 75,-.

‘Een kunstwerk is nu eenmaal een gecompliceerd iets’

J.C. Bloem (1887-1966) staat vooral bekend om zijn poëzie, waaronder de klassiek geworden verzen ‘Spiegeling’, ‘Insomnia’, ‘De Dapperstraat’ en ‘Dichterschap’. Van zijn poëtische werk bestaan inmiddels betrouwbare edities. Maar behalve dichter was Bloem ook criticus en essayist. Bloem heeft honderden recensies geschreven in talloze tijdschriften en kranten als Den gulden winckel, De vrije bladen, De gids, De waag en de NRC.

Onlangs verscheen Het onzegbare geheim, een bundel verzamelde essays en kritieken van Bloem. Deze editie werd bezorgd door H.T.M. van Vliet van het Constantijn Huygens Instituut voor Tekstedities en intellectuele Geschiedenis te Den Haag. Hiermee is ook het kritisch proza van Bloem toegankelijk gemaakt.

In 1950 had Bloem zelf een selectie gemaakt van zijn kritieken en essays onder de titel Verzamelde beschouwingen. Hij schreef in zijn voorwoord: ‘Dit boek is, en na lange aarzeling, grooter geworden dan het aan-

[pagina 49]
[p. 49]

vankelijk was gedacht.’ Het had de omvang van 255 bladzijden. Bloem had waarschijnlijk nooit kunnen denken dat er ooit nog een uitgave zou verschijnen met ál zijn kritisch proza van ruim 1200 pagina's. Bloems streven was ‘alleen die boekbesprekingen op te nemen, die een wat ruimere beteekenis hebben dan alleen een critiek op een bepaald boek of bepaalde boeken.’ De Verzamelde beschouwingen zijn sinds jaar en dag niet meer in de boekhandel te verkrijgen. Wel bezorgde Johan Polak in 1969 het bundeltje Poëtica met daarin onder meer Bloems bekende en belangrijke essays ‘Het verlangen’, ‘Over poëzie I en II’ en ‘Vorm of vent’. Met Het onzegbare geheim beschikt men eindelijk over een volledige editie, alle kritieken van Bloem zijn gebundeld. Men hoeft zich niet meer te begeven naar archieven met knipselverzamelingen en vergeelde couranten en tijdschriften, tenzij men op zoek wil gaan naar een recensie die, volgens een mededeling van Bloem aan A.L. Sötemann, gepubliceerd was in de Amersfoortse Eembode van 1907, maar die tot nu toe onvindbaar is gebleken.

Een van de niet in Verzamelde beschouwingen gebundelde stukken is Bloems bespreking van Mies Bouhuys' Ariadne op Naxos (1948). Hierin schreef Bloem: ‘schrijven over gedichten vind ik over het algemeen onder alle geschrijf nog het ergste. Dat komt, omdat ik eigenlijk nooit weet wat ik erover moet zeggen. Meestal zou ik mij willen bepalen tot: het is goed, of niet.’

Bloem bracht deze stellingname in de praktijk door twee korte alinea's over Bouhuys te schrijven en voorts een gedicht te citeren. Bloem schreef geen lange, theoretische verhandelingen. Zijn besprekingen zijn vrijwel allemaal kort en bondig en uiterst leesbaar. In 1933 hield Bloem in het stuk ‘Poëzie en critiek’ een pleidooi voor korte recensies. Hij was gekant tegen ‘lange lappen, die au fond niets anders doen dan om het onuitsprekelijke heen te draaien’. Bloem was van mening ‘dat er over poëzie in laatste instantie niet te schrijven valt’. Deze opvatting heeft Bloem er echter niet van weerhouden veel te schrijven over poëzie. Deze editie nuanceert het beeld van de luie dichter, die niet veel meer zou hebben gedaan dan lezen, dichten en drinken. Veel van de kritieken heeft Bloem geschreven uit financiële noodzaak, Bloem kon het honorarium voor zijn besprekingen goed gebruiken. Mooi meegenomen was dat hij de besproken boeken gratis ontving. Bloem was immers een groot liefhebber en verzamelaar van boeken, waarover te lezen valt in het stuk ‘Boeken en ik’ uit 1956.

Bloem was een uiterst veelzijdige criticus. Hij schreef over dichters van de oude garde als P.C. Boutens en J.H. Leopold, maar ook over vernieuwende dichters als Slauerhoff en Marsman. Ook meer ‘anekdotische’ dichters als Willem Elsschot en J.H. Speenhoff kwamen aan bod. Bloem schreef echter niet alleen over poëzie, maar ook over proza, vooral in de latere jaren. Hij beperkte zich niet tot de Nederlandse literatuur. Bloem was zeer belezen en internationaal georiënteerd, hetgeen valt af te leiden uit zijn stukken over onder anderen W.B. Yeats, Dickens, Mallarmé, Valery Larbaud en Stefan George.

Wanneer men Bloems kritieken leest, krijgt men niet alleen inzicht in Bloems literatuuropvattingen en zijn literaire smaak, maar ook een interessant beeld van de periode waarin Bloem literair actief was. Heel wat namen van vergeten schrijvers en schrijfsters passeren de revue. Wie kent nog namen als J.J. de Stoppelaar, François Pauwels, Augusta Peaux, A.H. van der Feen, Jan H. Eekhout, A.D. Keet, Gerard van Klinkenberg, Wanda Koopman, Gerda van Beveren, Henritte Labberton-Drabbe en Nine van der Schaaf? Zodoende kan de editie ook fungeren als een soort literair-historisch compendium van allerlei nagenoeg vergeten figuren.

De editie biedt veel stof voor het Bloem-onderzoek. Men kan er Bloems poëticale opvattingen uit destilleren, maar ook zijn ideeën over cultuur, maatschappij, films, politiek en zelfs broodbeleg. Voor het laatste leze men het curieuze

[pagina 50]
[p. 50]

stuk ‘Ravages op de ontbijttafel’ (1951), waarin Bloem zich druk maakte over modern Amerikaans broodbeleg als hagelslag, smeersels en pasta's.

Niet alleen worden in de editie Bloems teksten gegeven, maar ook de varianten, correcties en brieffragmenten waarin Bloem schrijft over de betreffende recensie. Eventuele reacties of polemieken naar aanleiding van een stuk van Bloem zijn ook opgenomen. Zo was er in 1913 het ‘rhetoriekdebat’, waaraan werd deelgenomen door Bloem, Verwey, Th. van Ameide en P.N. van Eyck. En in 1924 werd een pennestrijd gevoerd over het professoraat van Verwey. Gegevens over dergelijke polemieken vindt men in de uitvoerige aantekeningen, die ruim 150 bladzijden beslaan. Het is derhalve een uiterst veelomvattende editie geworden.

Ook het uiterlijk van het boek, verzorgd door Jacques Janssen, verdient het bejubeld te worden. Minder fraai vind ik de dwars gedrukte jaartallen bovenaan de bladzijden. Uiteraard is daarmee beoogd het opzoeken van een stuk in een bepaalde periode te vergemakkelijken, maar men zou, daarop afgaande, de stukken uit het jaar 1925 niet kunnen vinden daar dit abusievelijk met 1928 is aangegeven (zie p. 380-389).

Enigszins paradoxaal lijkt mij het volgende. In de verantwoording staat dat het opvallend is dat Bloem nooit een bundel van A. Roland Holst gerecenseerd heeft. Enige bladzijden verder wordt vermeld dat men het radiogesprek dat Bloem in 1955 met A. Roland Holst heeft gevoerd niet heeft opgenomen, omdat Bloems bijdrage zich beperkte tot het stellen van korte vragen. De lezer wordt verwezen naar een uitgave met een oplage van twintig exemplaren van Bloems Vraaggesprek met A. Roland Holst bij uitgeverij 't Hazenpad uit 1984. Alhoewel ik onmiddellijk toegeef dat hier niet van een essay of kritiek van Bloem gesproken kan worden, vind ik het jammer dat dit curiosum niet is opgenomen in de bundel. De interviews mét Bloem zijn wel opgenomen, maar het enige interview dat Bloem zelf heeft afgenomen wordt de lezer onthouden. Wanneer men de uitgave van het vraaggesprek raadpleegt, blijkt trouwens dat de vragen van Bloem helemaal niet kort zijn.

Een van de vergeten figuren die Bloem meermalen noemt, is de dichter J.J. de Stoppelaar. In zijn bespreking van De Stoppelaars Het verlost verlangen (1930) schrijft Bloem dat hij het gedicht ‘Dooden’ uit de eerder verschenen bundel De parelduiker (1912) ‘na zoovele jaren nog altijd een van de schoonste gedichten van onze poëzie der laatste vijftig jaren blijf[t] vinden’. Dit gedicht blijkt een opdracht te hebben, en wel ‘Aan J.C. Bloem’ (zie J.J. de Stoppelaar, De parelduiker. Apeldoorn 1912, p. 57). Helaas is dit opmerkelijke gegeven niet in de aantekeningen te vinden. Bloem komt in 1958 in zijn Persoonlijke voorkeur nogmaals terug op De Stoppelaar en citeert het gedicht ‘Dooden’ dan in zijn geheel, zonder de opdracht. Bloem noemt De Stoppelaar dan ‘een van die ten onrechte vrijwel vergeten dichters’.

Bij lezing van al de kritieken en essays blijkt dat er, ondanks de veelheid aan onderwerpen, een aantal constanten is aan te wijzen zoals: de vorm en inhoud-kwestie,

[pagina 51]
[p. 51]

de traditie, bewondering voor dichters als Leopold, Boutens en Verwey en de opvatting dat poëzie een geheim is, waarover uiteindelijk eigenlijk niets valt te zeggen. In een van zijn besprekingen over werk van Aart van der Leeuw schreef Bloem dan ook: ‘al heeft men de componenten van een dichter ontleed, dan blijft er nog altijd het belangrijkste over, dat voor geen ontleding vatbaar is. En gelukkig maar ook! Dit is het geheim van den dichter, de uit den aard der zaak onontraadselbare gave, die hem maakt tot wat hij is.’

Het onzegbare geheim is een voortreffelijke uitgave van Bloems kritieken en essays. Het is een belangrijke aanwinst voor de neerlandistiek. Niet alleen is hiermee het kritisch proza van Bloem ontsloten voor de onderzoeker en geïnteresseerde, maar ook biedt het een zeer interessant beeld van het interbellum. Het betreft hier een duurzame, monumentale editie, waarvan er in Nederland nog veel te weinig gemaakt worden.

 

Marco Goud


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het onzegbare geheim. Verzamelde essays en kritieken 1911-1963


auteurs

  • Marco Goud