Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde God gedachte Noë, ende alder dieren ende alder beesten, die met hem inder Arcken waren, Ende Ga naar margenoot*) liet wint op der aerden comen, ende die wateren vielen,

2

Ende die fonteynen des afgronts werden verstopt, ende die Ga naar margenoot* sluysen) des hemels, ende die reghen vanden hemel werden geweret,

3

Ende dat water verliep vander aerden, ende minderde, na hondert ende tvijftich daghen.

4

Ende op den .xxvij. dach der seuenster maent, quam die Arcke neder Ga naar margenoot* op die bergen van Armenien)

5

Dwater minderde voort aen, ende minderde, tot op de tienste maent. Ten eersten dage des tiensten maents openbaerden die toppen der berghen.

6

Ende na .xl. daghen dede Noë die venster der [kolom] Arcken op, die hi gemaect hadde,

7

Ga naar margenoot+ende liet een Raue wt vliegen Ga naar margenoot* ende si vlooch wt, ende en quam niet weder, also lange, tot dwater) verdroogede opter aerden.

8

Daerna liet hi een Duyue van hem wt vliegen, op dat hi wiste, oft dwater geuallen ware opter aerden,

9

Ende doen die Duyue niet en vant, daer haeren voet op gerusten conste, so quam si weder tot hem inder Arcken, Want dwater was noch opt geheel aertrijcke, Doen stac hi zijn hant wt, ende namse weder tot hem inder Arcken.

10

Ende doen heeft hi noch ander seuen dagen verbeyt, ende hi liet noch een Duyue vliegen wter Arcken,

11

Die quam tot hem aenden auont Ga naar margenoot* brengende eenen olijf tac met groenen bladeren groeyende,) in haeren beck, Doen verstont Noë, dattet water geuallen was, op der aerden,

12

Maer hi verbeyde niet te min noch seuen ander dagen, ende liet een Duyue wt vliegen, die en quam niet weder tot hem.

13

In den ses hondersten ende eenen iare, des ouderdoms Noë, ten eersten dage der eerster maent, Ga naar margenoot+ verdroogede dwater opter aerden. Ende doen dede Noë dat dack vander Arcken op Ga naar margenoot* ende sach op) ende sach, dat daensicht der aerden drooge was,

14

Also wert daerde geheel drooge Ga naar margenoot* den twintichsten) dage der tweester maent.

15

Ende God sprack tot Noë, ende seyde

16

Gaet wt der Arcken, ghi ende uwe wijf, uwe sonen ende uwer sonen wiuen met v Ga naar margenoot*

17

Alderley dieren, die bi v zijn) van alderley vleesche, vogelen, van beesten, ende alderley gewormte dat opter aerden cruypt, dat brengt met v wt, ende Ga naar margenoot* gaet) opter aerden, Ende wast, ende vermenichfuldicht v opter aerden.

18

Ga naar margenoot+Also ginc Noë wt met sinen sonen, met sinen wiue ende zijnder sonen wiuen met hem,

19

Oock alderley dieren Ga naar margenoot* beesten ende tgewormte, al dat opter aerden cruypt naer zijnder aert, dat ghinc wt der Arcken.)

20

Ende Noë maecte den HEERE, eenen outaer, ende nam van alderley suyuere vee, ende van alderley suyuere geuogelte, ende offerde brantoffer op den altaer

21

Ende die HEERE rooc den lefilijcken rueck, ende sprac Ga naar margenoot* tot hem) Ic en sal daerde niet meer voort aen, vermaledijen, om der menschen wille, want Ga naar margenoot* den sin ende tgedachte des menschen hertte zijn geneycht totten quade) van zijnder ioncheit op, Ende ic en sal voort aen niet meer slaen, alle datter leeft, ghelijck ick ghedaen hebbe,

22

☞ Alsoo langhe als die aerde staet, en sal niet ophouden, zaeyen, ende den oost, coude ende hitte, somer ende winter, dach ende nacht.

§ Hoe God Noë ende zijn sonen gebenedijde Ende met hen een

[pagina a4v]
[p. a4v]

verbont maecte ende beuestichde dat houwelijck, trecht des zweerts, ende den regenboge tot een teeken.

margenoot+
A
margenoot*
the. Godt

margenoot*
th. vensteren

margenoot*
the. opt geberchte Ararat

margenoot+
B
margenoot*
thebre. die vlooch wt ende quam weder, alsoo langhe als dwater

margenoot*
the. Ende siet, een olijf bladt had si afgebroken ende droecht § Olie beduyt barmherticheyt ende vrede

margenoot+
C
margenoot*
ten is niet int hebre.

margenoot*
the. seuenentwintichsten

margenoot*
the. alderley dier dat bi v is

margenoot*
th. geneert v

margenoot+
D

margenoot*
the. alderley gewormte alderley vogelen ende al wat opter aerden cruypt dat ghinc wt de Arcke een yegelic tot zijns ghelijcken

margenoot*
the. in zijn hertte
margenoot*
the. dat opset des menscelijken herte is quaet


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken