Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HEt quam eenen dyeren tijt int lant nader voorleden, die te Abrahams tijden was, Ende Ysaac trock tot Abimelech, der Philistijnen coninc tot Gear,

2

Doen openbaerde hem die HERE, ende sprack, en trect niet af in Egypten, maer blijft int lant dat ick v segghe,

3

weest een vremdelinck in desen lande, ende ick sal met v zijn, ende v ghebenedien, Want v ende uwen zade sal ick alle dit lant gheuen, ende sal vaste maken minen eedt, dien ick uwen vader Abraham ghesworen heb,

4

ende ick sal uwe zaet vermenichfuldighen, als die sterren des hemels, ende sal uwen nacomelinghen alle dit lant gheuen, ☞ Ende door uwe zaet sal alle volck ghebenedijt worden, Ga naar margenoot+

5

om dat Abraham mijnder stemmen ghehoorsaem is gheweest, ende heuet ghehouden minen zeden, mijn gheboden, mijn insettinghen, ende mijn wetten.

6

Ga naar margenoot+Aldus woonde Ysaac te Gerar,

7

ende wanneer die luyden van dier steden na zijn wijf vraechden, so sprack hi, Het is mijn suster, want hi vreesde te segghen, Het is mijn wijf, denckende, si mochten mi dooden, om Rebecca willen, want si was schoone van aensichte,

8

Als hi daer een wijle gheweest hadde, so sach Abimelech der Philistijnen Coninck wt een venstere, ende wert ghewaer dat Ysaac boerde met sinen wijue Rebecca,

[pagina b4r]
[p. b4r]

9

Doen ontboot Abimelech Ysaac, ende seyde, Siet, het is v wijf, Hoe hebdy dan gheloghen, seggende, Sy is mijn suster? Isaac antwoorde hem, Ick sorchde, ick soude messchien moeten steruen om haeren wille,

10

Abimelech sprac, Waeromme hebdi ons bedroghen? Het waer licht geschiet, dat yemant van den volcke hem bi uwen wiue gheleyt had, ende ghi haddet alsoo op ons een scult ghebrocht.

11

Doen gheboot Abimelech al den volcke, ende sprac, wie dese mans wijf aentast, die sal die doot steruen.

12

Ga naar margenoot+Ende Ysaac zaeyde in dien lande, ende vandt in dien iare hondert mael soo vele als hi ghezaeyt hadde, Want die HERE ghebenedide hem,

13

ende hi wert een rijck man, ende hi ghinck, ende wies, tot dat hy seer groot wert,

14

dat hi veel goets hadde aen cleyn ende groot vee, ende een groot gesin Daeromme benijden hem die Philistinen,

15

ende verstopten alle die putten die zijns vaders knechten gegrauen hadden, ter tijt Abrahams zijns vaders, ende vuldense met aerde,

16

Dat oock Abimelech tot hem sprac, Vertrect van ons, want ghi zijt ons te machtich gheworden.

17

Doen troc Ysaac van daer, ende is ghegaen om te comen aen die beke van Gerare, ende te woonen aldaer,

18

Ende als hi nv gheseten was, liet hi die fonteyn wateren grauen die si ten tijden, zijns vaders Abrahams ghegrauen hadden, die welcke die Philistinen verstopt hadden, na Abrahams doot, ende noemdense metten seluen name, daerse zijn vader mede ghenoemt hadde,

19

Ooc groeuen Ysaacs knechten Ga naar margenoot* inden beke,) ende vonden aldaer een fonteyne leuende waters

20

Maer die herders van Gerar hadden twist met Ysaacs herderen, ende seyden, Dat water is onse, Ga naar margenoot+ Doen hiet hy die fonteyn Ga naar margenoot* verwitinghe) om dat si hem daer verweten.

21

Doen groeuen si een ander fonteyn daer omme hadden si ooc twist, Daeromme hiet hi dye Ga naar margenoot* viantschap)

22

Ende si trocken van daer, ende groeuen noch eene andere fonteyn, daer en keuen si niet om, daerom hiet hise breether, ende seyde, Nv heeft ons die HERE verbeyt ende ons laten wassen inden lande,

23

Daer na troc hy van daer te Bersabee.

24

Ende die HEERE openbaerde hem in dier seluer nacht, ende sprack, Ick ben ws vaders Abrahams God En vreest niet, want ic ben met v, ende ick sal v ghebenedien, Ga naar margenoot+ ende v zaet vermenichfuldigen, om mijns knechts Abrahams wille,

25

Doen maecte hi aldaer [kolom] eenen altaer, ende aenriep den naem des HEREN, ende stelde aldaer zijn tenten, ende zijn knechten groeuen aldaer een fonteyne

26

Ende Abimelech ghinc tot hem van Gerar, ende Ahusath zijn vrient ende Phicol zijn ritmeester,

27

Isaac sprack tot hen, waeromme coemdi hier tot mi? Ga naar margenoot+ ende ghi luyden haet mi doch, ende hebt mi van v ghedreuen?

28

Sy seyden, Wi sien met sienden oogen, dat die HEERE met v is, daeromme seyden wi, Daer sal een verbont met eenen eedt tusscen ons ende v zijn, ende willen een verbont met v maken,

29

dat ghi ons gheen scade en doet, ghelijck wi v niet aengetast en hebben, ende gelijc wi v niet dan alle goet gedaen en hebben, ende v met vreden lieten trecken, ende met die benedictie des HEEREN,

30

Doen bereyde hi hen lieden een maeltijt, ende si aten, ende droncken,

31

Ende des morghens vroech stonden si op, ende die eene swoer den anderen, Ende Isaack lietse ghaen, Ende si toghen van hem met vreden.

32

Ga naar margenoot+Ten seluen daghe quamen Isaacs knechten, ende seyden hem vander fonteynen, die si gegrauen hadden, ende spraken tot hem. Wy hebben water gheuonden,

33

ende hi noemdet Ga naar margenoot* oueruloedicheyt) daer af heet de stadt Bersabee, tot opten dach van heden.

[afbeelding]

§ Hoe Iacob door zijns moeders loosheyt Esaus gebenedijnge neemt, waeromme dat Esau Iacob haette.

margenoot+
A

margenoot+
Rom. iij. b

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
th. int dal.

margenoot+
D
margenoot*
h. Esek ende heet iniurie, alsmen yemant gewelt ende onrecht doet.

margenoot*
th. Sitena dat is wederstauinge daer af heet die duuel Sathanas, een teghenstaender.

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G

margenoot*
the. Sabe Sabe heet eenen eedt. Ber heet een fonteyne.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken