Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen riep Isaac sinen sone Iacob, ende gebenedide hem ende geboot hem segghende, En neemt gheen wijf vanden dochteren Canaan,

2

Maer ghaet henen [kolom] ende reyst in Mesopotanien, tot Bathuel in ws moeders vaders huys, ende neemt aldaer een huysfrouwe, vanden dochteren Laban ws moeders broeders,

3

Ende die almachtighe God ghebenedie v, ende make v vruchtbaer, ende vermenichfuldighe v, dat ghi wordt in een groote schare volcs,

4

ende hi gheue v die benedictie Abrahams, v ende uwen zade na v, op dat ghi besitten moghet, dat landt uwer pelgrimagie, dat welcke God, Abraham uwen ouden vadere belouet heeft.

5

Alsoo liet Isaack, Iacob reysen, dat hi in Mesopotanien trocke, tot Laban Bathuels sone, van Syrien, zijnder moeders Rebecca broeder.

6

Ga naar margenoot+Als Esau sach, dat Isaack, Iacob ghebenedijt hadde, ende laten reysen af in Mesopotanien, op dat hi aldaer een huysfrouwe name, ende dat, na dien dat hi hem gebenedide, gheboot dat hi gheen huysfrouwe nemen een soude, vanden dochteren Canaan,

7

ende dat Iacob sinen vadere ende zijnder moeder ghehoorsaem zijnde, reysde in Mesopotanien,

8

ende sach ooc, dat Isaac zijn vader niet gheerne en sach, die dochteren Canaan,

9

ghinck hi henen tot Ismael, ende nam bouen die wiuen, Ga naar margenoot+ die hi te voren hadde, Mahalath Ismaels dochter des soons Abrahams die suster Nabaioth ten wiue.

[afbeelding]

10

Maer Iacob is wtghereyst, van Bersabee, ende reysde te Aran,

11

ende quam op een plaetse, daer hi rusten wilde, Want die Sonne ondergegaen was, nam hi daer

[pagina b5v]
[p. b5v]

een van dien steenen, ende leyden onder zijn hooft, Ga naar margenoot+ ende ghinck ligghen slapen in die selue plaetse,

12

Ende in sinen slaep, heeft hi ghesien, Een leere staende opter aerden, die metten oppersten eynde den hemel raecte, Die engelen Gods clommender lancs op ende neder,

13

ende die HEERE stont daer op, ende sprac Ick ben die HEERE Abrahams ws vaders God, ende Isaacs God, dlant daer ghi op ligt, sal ic v ende uwen zade geuen,

14

ende v zaet sal worden gelijc tstof der aerden, ende ghi sult wtgebreyt worden, ten westen, Oosten, Noorden ende ten zuyden, ☞ Ende door v, ende uwen zade sullen alle geslachten ghebenedijt worden,

15

Ende siet, ic sal v behoeder wesen, waer ghi henen trect, ende ic sal v weder in dit lant brenghen, want ick en sal v niet verlaten, tot dat ick doe alle wat ic v gheseyt hebbe.

16

Als Iacob van sinen slape ontwaecte, sprack hi, Sekerlijck is die HEERE in dese plaetse, ende ick en wists niet,

17

Ende vreesde ende sprac, Hoe veruaerlijc is dese stede, Ten is hier anders niet, dan een huys Gods ende een poorte des hemels,

18

Ende Iacob stont des morghens vroech op, ende nam den steen dien hi tsinen hoofde gheleyt hadde, ende rechten op tot een gedenckenisse, ende goot daer olie op,

19

Ende hiet die stede Bethel, ende daer te voren hiet die stede Lusa.

20

Ende Iacob dede een ghelofte ende sprac, Ist dat God met mi sal zijn, ende mi behoeden inden weghe, dien ic reyse, ende broot te eten geue, ende cleederen aen te doen,

21

ende mi met vrede weder tot mijns vaders huys brenge, so sal de HEERE mi tot een God zijn,

22

Ende desen steen dien ic opgerecht hebbe, sal een Huys Gods genoemt worden, Ende al wat ghi mi gheeft daer af sal ick v die thiende gheuen.

§ Hoe Iacob aenden put coemt ende tot Laban ende dient seuen iaer voor Rachel, ende Lia wort hem ondergesteken ende hi trouse beyde, Ende Lia baerde.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
§ Esaus ongehoorsaemheyt.

margenoot+
C


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken