Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxi. Cap.

1

Ga naar margenoot+NA dat Iacob hoorde Labans sonen woorden, die seyden, Iacob heeft alle onse vaders goet ghenomen, ende van ons vaders goet heeft hi alsulcken rijcdom ghecreghen,

2

Ende Iacob aensach Labans aensichte, ende siet ten was niet teghen hem, ghelijct ghisteren [kolom] ende eerghisteren was,

3

Ende aldermeest om dat die HEERE sprack tot Iacob, Trect weder in ws vaders lant, ende tot uwen maechschap ick sal met v zijn,

4

Ende Iacob sont, ende liet roepen Rachel ende Lia, int velt daer hi voede zijn cudden, ende sprack tot hen,

5

Ick sie dat ws vaders aensicht niet en is teghen mi, ghelijct ghisteren ende eergisteren was, Maer die God mijns vaders is met mi gheweest,

6

Ende ghi luyden weet, dat ick na al mijnder macht uwen vader ghedient heb,

7

Maer uwe vader heeft mi bedroghen, ende nv thienmael minen loon verandert, Maer God en heuet hem niet toeghelaten, dat hi mi schade dede,

8

Wanneer hi sprack, Die bonte sullen uwen loon zijn, so baerde alle die gantse cudden bonte, Maer wanneer hi sprack, Die Ga naar margenoot* witte) sullen uwen loon zijn, so baerden die cudden Ga naar margenoot* witte)

9

Also heeft God die goeden ws vaders hem ontkeert, ende mi ghegheuen,

10

Want als die tijt des loops quam, hief ick mijn ooghen op, ende sach inden droom, ende siet die mannekens spronghen op die wijfkens van Ga naar margenoot* verscheyden,) beplatte, ende bonte verwen.

11

Ga naar margenoot+Ende die Engel Gods sprack tot mi inden droom, Iacob? Ende ick antwoorde, hier ben ick,

12

Hi sprack, Heft op v ooghen, ende siet die mannekens springhen op die besprenckelde, die beplatte, ende bonte wijfkens, want ic hebt al ghesien, wat v Laban doet,

13

Ick ben die God te Bethel, daer ghi den steen ghesalft hebt, ende mi aldaer een ghelofte ghedaen hebt, Nv reyst, ende trect wt desen lande, ende trect weder int lant van uwer gheboorten.

14

Doen antwoorden Rachel ende Lia, ende spraken tot hem, Wi en hebben toch gheen deel, noch erue meer in ons vaders huys,

15

hi heeft ons doch ghehouden, als die vremde, want hi heeft ons vercoft, ende onsen loon verteert,

16

Daerom heeft God onsen vader zijn rijckdom afghewendet tot ons, ende tot onse kinderen, al wat God v gheseyt heeft, dat doet.

17

Ga naar margenoot+Ende aldus stont Iacob op, ende sette zijn kinderen ende wijuen op kemels,

18

ende voerde wech alle zijn vee, ende alle zijn haue die hi te Mesopotanien vercreghen hadde, op dat hi quame bi Ysaac sinen vader, int lant Canaan,

19

Laban was ghegaen om zijn schapen te scheeren, Ende Rachel stal haers vaders Ga naar margenoot* afgoden,)

20

Ende Iacob en woudet hem niet te kennen gheuen, dat hi vloot,

21

Also vloot Iacob, ende al dat hem toebehoorde, reysde wech, ende voer ouer dat water, ende trock recht naden berghe Galaad.

22

Ten derden daghe wert Laban gheboot-

[pagina b7r]
[p. b7r]

schapt dat Iacob vloot,

23

ende hi nam zijn broederen tot hem ende veruolchde hem, seuen dach reysen, ende hi achterhaelde hem opten berch Galaad,

24

Maer God quam tot Laban, die van Sirien was inden droom, des nachts, ende sprac tot hem, Ga naar margenoot+ Wacht v dat ghi met Iacob niet anders en spreect dan goet,

25

Ende Laban naecte tot Iacob, Iacob hadde zijn tenten opten berch gheslaghen, Ende Laban met zijn broeders, als hi daer Iacob achterhaeldt hadde, sloech hi zijn tenten ooc opten seluen berch Galaad,

26

Ende hi seyde tot Iacob, Waerom hebdy also gedaen, dat ghi Ga naar margenoot* sonder mijn wete) hebdt mi mijn dochteren ontuoerdt, als die die door tswaert gheuangen waren?

27

Waerom hebdy dat verborgen, dat ghi vlieden wout ende hebt v mi ontstolen, ende en hebbet mi niet geseyt, dat ic v met blijscapen geleit hadde, met sange, met tamboren, ende met harpen? Ende en hebt mi mijn kinderen ende dochteren niet laten cussen,

28

Ghi hebt sottelijc gedaen,

29

ende nv ist wel in mijnder macht, dat ick v wederom quaet hadde mogen doen, maer ws vaders Godt heeft ghisteren tot mi geseyt, Ga naar margenoot+ wacht v dat ghi met Iacob niet anders dan goet en spreect,

30

Ende want ghi dan trecken woudt, ende begheerdet soo zeere ws vaders huys, waerom hebdy mi mijn goden ghestolen?

31

Iacob antwoorde ende sprack tot Laban, Die reden dat ic sonder uwe weten ghereyst ben is dese, Ic vreesde dat ghi uwe dochteren van mi trecken sout met gewelt maer dat ghi mi opsegt van dieften,

32

bi den welcken ghi v goden sult vinden, die sterue hier voor onsen broederen, Doet dat uwe is bi mi, ende nemet wech Maer hi en wiste niet dat Rachel ghestolen hadde die afgoden,

33

Doen ginc Laban in Iacobs tenten, ende Lie, ende beyder ioncwiuen, ende hi en vant daer niet, Ende als hi ghinc in Rachels tenten,

34

Doen haeste haer Rachel, ende nam die beelden, ende berchse onder der kemelen stroo, ende ginc daer op sitten, Laban ondersocht alle die tenten, ende en vant niet,

35

Doen sprac si tot haeren vader, Mijn heere, en weest niet toornich, want ic en can voor v niet opgestaen, want mi is nv gesciet nae die gewoonte vanden vrouwen, Ga naar margenoot* Ende also is die neersticheit des soeckers bespot.)

36

Ende Iacob toornich wesende sprack met twist tot Laban, Wat heb ick mishandelt, oft gesondicht, dat ghi op mi so verhit zijt?

37

ghi hebt alle mijnen huysraet ondersocht, wat hebdy van uwen huysrade vonden? legt dat voor uwe ende mijn broeders op dat si tusschen v ende mi rechten,

38

Twintich iaer heb ick [kolom] daerom bi v geweest, v scapen ende geyten en hebben niet onuruchtbaer geweest, die rammen uwer kudden en heb ic niet gheten, So wat die dieren verscoorden, en heb ic v niet getoont Ick betaelde v alle scade,

39

ghi eyschet van mijnder hant, al wast mi oock des daechs oft snachts ghestolen,

40

Des daechs versmachte ick van hitten, ende snachts veruroos ick, ende den slaep die weeck van minen ooghen.

41

Ga naar margenoot+Also heb ick twintich iaer in uwen huyse ghedient, veerthien, om uwe dochteren, ende ses, om uwe cudde, ende ghi hebt mi tienmael minen loon verandert,

42

ende en hadde die God mijns vaders, die God Abraham, ende die vreese Isaac, op mijnder siden niet geweest, ghi hadt mi beroyt laten trecken, Maer God heuet mijn allende, ende minen arbeyt mijnder handen aengesien, ende heeft v gisteren gestraft.

43

Laban antwoorde ende sprac, Die dochteren zijn mijn dochteren, ende die kinderen zijn mijn kinderen, ende die kudde is mijn cudde, ende al wat ghi siet is mijn, wat kan ic minen dochteren huyden oft haeren kinderen gedoen die si gebaert hebben?

44

Daerom coemt nv ende laet ons een verbont maken, ick ende ghi, dat een getuygenisse si tusscen v ende mi,

45

Ende Iacob nam eenen steen ende rechten ten eersten op, tot eenen titel,

46

ende sprac tot sinen broederen, Haelt steenen, ende si namen die steenen, ende maecten eenen hoop, ende si aten opten seluen hoop,

47

Ende Laban hiet hem Ga naar margenoot* den hoop die getuyge is) maer Iacob hiet hem Ga naar margenoot* den hoop des getuygenis) een yegelijc nader manieren vander spraken zijnder tonghe)

48

Ende Laban sprac, desen hoop si huyden getuych tusschen mi ende v, daer af so heetmen hem Galaad, ende si een oorconde,

49

want hi sprac, Die HEERE moet aensien tusscen mi ende v, wanneer wi van malcanderen gegaen zijn,

50

Ist dat ghi minen dochteren lastich zijt, of ander wiuen daer toe neemt, Daer en is hier gheen mensce met ons, maer siet, God is onse getuyge tusscen mi ende v,

51

Ende Laban sprack vooort tot Iacob, Desen hoop ende steen die ic opgerecht heb,

52

si ooc getuyghe, waer ick ouer vare tot v, oft ghi hier ouer vaert tot mi, quaet op mi denckende te doen, oft ic tot v willende v scade doen,

53

Die God Abraham ende die God Nachor, ende die God haerder vaderen si een rechter tusscen ons. Ende Iacob swoer hem bi die vreese zijns vaders Isaac,

54

ende Iacob offerde eenen offer op den berch, ende noode zijn broederen, om dat broot te eten, ende doen si geten hadden, bleuen si opten berch, alle den nacht,

55

Des Ga naar margenoot* nachts) stondt Laban vroech op, ende custe zijn dochteren, ende haer kinderen

[pagina b7v]
[p. b7v]

ende hi ghebenedidese, ende trock wech, ende hy quam weder in zijn stede.

§ Hoe die enghelen Gods Iacob gemoeten, ende hi sandt boden tot Esau sinen broeder met ghiften, ende wert Israel eerstwerf ghenaemt.

margenoot+
A

margenoot*
th. besprenkelde.
margenoot*
th. besprenkelde.

margenoot*
th. besprenkelde.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
the. beelden.

margenoot+
D

margenoot*
thebr. mijn herte gestolen hebt ende

margenoot+
E

margenoot*
thebr. also socht hi ende en vandt niet.

margenoot+
F

margenoot*
the. Iegar sahadutua
margenoot*
the. gilead ten is niet int heb.

margenoot*
h. morgens

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken