Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprac ooc dese dingen tot Moysen op der Moabiten velt aen die Iordane tegen Iericho ende sprac, Ga naar margenoot+

2

Gebiet den kinderen van Israel, dat si, den Leuiten

3

steden gheuen, van haeren erfgoeden, om in te woonen, ende die voorsteden, die suldy ooc den Leuiten gheuen, dat si in die steden woonen, ende in die voorsteden haer vee ende haue, ende alderley dieren houden.

4

Dat begrijp der voorsteden, dat si den Leuiten gheuen sullen, sal duysent Ga naar margenoot* scherden) buyten der stadt mueren alom hebben,

5

Aldus suldise meten, van buyten voor die stadt aenden hoeck teghent oosten, twee duysent cubitus, ende aenden anderen hoec tegent zuyden, twee duysent cubitus, Ende aenden anderen hoec tegent westen, twee duysent cubitus, Ende aenden hoec tegent noorden, tweeduysent cubitus, dat die stadt in die middelt si, ende haer voorsteden sullen buyten wesen.

6

Ende onder den steden die ghi den Leuiten gheuen sult, suldy ses vrysteden gheuen, Ga naar margenoot+ afghescheyden totter vluchtighen hulpe, dat daer in vliede die bloet gestort heeft, Ga naar margenoot+ Bouen dese, suldy noch twee en veertich steden

[pagina k7r]
[p. k7r]

gheuen,

7

dat al die steden, die den Leuiten ghegheuen zijn .xlviij. zijn sullen met haeren voorsteden,

8

Ende dese steden diemen den Leuiten gheuen sal, vanden kinderen van Israels erfdeele salmen dmeeste nemen vanden ghenen, die meest besitten, ende dminste van dien die minste besitten, Ga naar margenoot+ Een yeghelijck na zijn erfdeel, dat hem toeghedeelt wort, sal den Leuiten steden gheuen.

9

Ende die HERE sprack tot Moysen, segghende,

10

Ga naar margenoot+Spreect metten kinderen van Israel, ende segt hen, Als ghi ouer die Iordane coemt int lant Canaan,

11

suldy steden verkiesen, om vrijsteden te sine, dat daer in vluchte die sonder sinen wille Ga naar margenoot* bloet ghestort heeft,)

12

ende als daer in die vooruluchtighe gheuloden is, so en sal die neue des verslaghens, hem niet moghen dootslaen, tot dat hi voor die gemeynte te rechte gestaen heeft,

13

Ga naar margenoot* Ende van die steden die afghescheyden sullen worden tot beschermenisse der vluchtighen.)

14

Drie suldy gheuen op dese syde van die Iordane, ende drie int lant Canaan. Dat zijn die ses vrijsteden

15

beyde den kinderen van Israel, ende den vremdelinghen, ende den toecomelinghen onder v, dat hi daer vluchte, die sonder sinen wille Ga naar margenoot* bloet ghestort heeft.)

16

☞ So wie yemanden met een yseren wapen slaet, dat hi sterft die geslaghen is, die is een dootslager, ende sal die doot steruen,

17

Worpt hi hem met eenen steen Ga naar margenoot* so dat die gheworpen is sterft, so sal hi inder seluer manieren ghepijnicht worden)

18

Wort yemant met een hout gheslaghen, Ga naar margenoot* dat hi sterft, dat sal in des dootslaghers bloet ghewroken worden,

19

Die neue des verslaghens sal den dootslagher dootslaen ter stont, als hien gheuanghen heeft, sal hi hem dootslaen.)

20

Stoot yemant eenen mensche wt hate, oft worpt wt liste yet op hem, dat hi steruet,

21

oft slaet hem wt viantschap met zijnder hant, dat hi sterft, so sal hi die doot schuldich zijn, die hem gheslaghen heeft, Want hi is een dooslagher, Ga naar margenoot* die naeste des gheens die verslaghen is, terstont als hi hem gheuanghen heeft sal hi hem dooden.)

22

Ende als hi hem bi misual sonder viantschap stoot, oft worpt hi eenighe wapen op hem sonder list,

23

oft eenighen steen (daer af dat hi steruen mach, ende en heues niet ghesien) op hem worpet dat hi sterft, ende hi en is zijn viant niet, noch hi en wilde hem oock niet quaets,

24

so sal die ghemeynte rechten, tusschen hem, ende die gheslaghen heeft, ende tusschen den wreker des bloets in desen rechte,

25

ende die ghemeynte sal den dootslagher verlossen van die hant des bloetwrekers, [kolom] ende sal hem weder laten comen tot die vrijstadt, daer hi in gheuloden was, ende hi sal aldaer bliuen, tot dat die ouerste priester sterft die metter heyligher olyen ghesalft is.

26

Ga naar margenoot+Maer ist dat die dootslagher buyten die steden, die den ballinghen toe gheschict zijn, gheuonden sal worden,

27

ende die bloetwreker vint hem buyten die palen van zijnder vrijer stadt, ende slaet hem doot, die en sal niet schuldich zijn des bloets,

28

want hi soude in zijn vrijstadt blijuen, tot dat die Bisschop doot ware, ende als die doot is, so sal die dootslagher wederomme in zijn lant comen,

29

Dat sal v een wet des rechts zijn bi uwe nacomelinghen in alle uwe wooninghen.

30

Den dootslagher salmen Ga naar margenoot* pijnighen) onder ghetuyghen, tot eens ghetuyghenisse en sal niemant verwesen worden,

31

Ende ghi en sult gheen versoeninghe nemen ouer die ziele des dootslaghers, want hi si die doot sculdich, maer hi sal terstont die doot steruen

32

Die ballinghen ende vluchtighe en sullen in gheender manieren voor die doot des Bisschops wederomme moghen comen in haer steden,

33

op dat ghi niet en besmet dat aertrijcke uwer wooningen, die besmet wort met den bloet der onnooselen menschen, ende dat landt en kan niet vanden bloede versoent worden, dat daer inne ghestort is, sonder alleen door dat bloet des ghenen die dat ghestort heeft,

34

Ga naar margenoot* Ende also sal ghesuyuert worden uwe erffenisse, als ick met v woone.) Want ick ben die HEERE, die onder die kinderen van Israel woont.

§ Van die wet aengaende den houwelijcken staet, hoe die dochteren Salphaad trouwen mochten onder wat gheslachte van Israel dat haer luyden beliefde.

margenoot+
A
margenoot+
Iosue. xxi.

margenoot*
theb. ellen,

margenoot+
B
margenoot+
Iosue. x.a

margenoot+
Deu. xix:a

margenoot+
C

margenoot*
the. eenen dootslach doet.

margenoot*
th. Ende die steden die ghi geuen sult, sullen ses vrijsteden zijn.

margenoot*
th. een ziele gheslaghen heeft.

margenoot*
h. daer mede yemant mach ghedoot worden, dat hi daer aff sterft, so is hi een dootslagher ende sal de doot steruen.

margenoot*
daer mede yemant mach doot gheslagen worden, dat hi sterft, so is hi een dootslager, ende sal die doot steruen Die wraker des bloets sal hem dooden, so hi geslagen heeft salmen hem weder doen

margenoot*
th. die wrakere des bloets sal hem ter doot brenghen.

margenoot+
D

margenoot*
the. dooden.

margenoot*
th. En onreynicht dat lant niet daer ghi in woont, ende daer ic ooc in woone.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken