Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe priesteren ende die Leuiten al die vant geslachte Leui zijn die en sullen gheen deel noch erue hebben met Israel, Ga naar margenoot+ Want den offer des HEEREN ende zijn heylige offerhande sullen si eten,

2

Daerom en sullen si geene erue onder haer broeders hebben, om dat die HEERE haer erue is, ☞ so hi hen geseyt heeft,

3

Dit sal der priesteren recht zijn vanden volcke, vanden ghenen die daer offeren, het si osse oft scaep, Datmen den priestere geue de schouder Ga naar margenoot* ende die borst)

4

ende die eerstelingen van uwen koren, van uwen moste, van uwer olien, ende Ga naar margenoot* een deel) van die besceringe van uwen schapen,

5

Want de HERE v God heeft hem wtuercoren wt allen uwen geslachten, dat hi staen soude inden dienst, inden naem des HEEREN, hi ende zijn sonen haer leuen lanck.

6

Ga naar margenoot+Als een Leuijt coemt wt een van uwen poorten, oft elders wt Israel, daer hi een gast is, ende coemt hi na die begeerte van zijnder zielen, in die stede, die de HERE vercoren heet,

7

om te dienen inden naem des HEREN zijns Gods, gelijc alle zijn broederen die Leuiten die aldaer voor den HEERE staen,

8

die sal ooc gelijc deel te eten hebben, behaluen dat hi heeft van zijns vaders vercocht goet.

9

Als ghi in dat lant coemt dat die HEE-

[pagina l8v]
[p. l8v]

RE, v God v gheuen sal, soo en suldy niet leeren doen, die grouwelicheden van desen volcke

10

dat onder v niet beuonden en worde die ghene die sinen sone oft dochtere door dat vier laet gaen, Ga naar margenoot* oft yemant die de waersegghers vraecht, oft die de droomen wacht oft wijchelerije)

11

oft waersegghere, oft een teekenbediedere, oft die den dooden vragen

12

Ga naar margenoot* Alle dese dinghen) veronwaerdt God die HEERE, ende om alsulcker misdaets wille, verdrijft die HEERE v God voor v wech die heydenen in uwer toecoemste,

13

Maer ghi sult sonder ghebreck ende volmaect wesen metten HEERE uwen God,

14

Want dat volc dat ghi besitten sult, hooren die Ga naar margenoot* wijchelaers) ende waersegghers, Maer ghi Ga naar margenoot* zijt anders gheleert vanden) HEERE uwen God.

15

☞ Eenen Propheet, ghelijc mi, sal de HEERE v God v verwecken, Ga naar margenoot+ van v luyden ende van uwen broederen, Ga naar margenoot+ dien suldy hooren,

16

☞ gelijck ghi, den HEERE uwen God ghebeden hebt, tot Horeb, inden daghe der verghaderinghen ende spraect, Ick en sal voortmeer niet hooren, die stemme des HEEREN, mijns Gods, ende dat groot vier niet meer sien, op dat ick niet en sterue,

17

Ende die HEERE sprac tot mi, Si hebben alle dinck wel ghesproken, Ga naar margenoot+

18

☞ Ick sal hen eenen Propheet gelijck ghi zijt, verwecken van haeren broederen, ende gheuen in sinen mont, mijn woort die sal tot hen spreken, al dat ick hem ghebieden sal,

19

Ende so wie mijn woort niet hooren en sal, dat hi in minen naem spreken sal, van dien sal ick die wraker zijn.

20

Ga naar margenoot+Ende als een propheet vermetelijc is te spreken in minen name, dat ghene dat ick hem niet gheboden en hebbe te spreken, Ende wie dat spreect in ander goden name, die selue propheet sal ghedoot worden,

21

Maer oft ghi in uwer herten segt, hoe kan ic gemercken welcke woort die HEERE niet gesproken en heeft?

22

Als die propheet spreect inden name des HEEREN, ist dattet niet en gesciet oft datter niet af en coemt, so ist dat woort, dat die HEERE niet ghesproken en heeft, Die propheet, heeft vermetelijck ghesproken, wt opgheblasen hoouaedije zijnder herten, Daerom en suldy hen niet ontsien.

§ Hoe dat si moesten verkiesen steden der toeulucht ouermidts dootslach, Ende hoe dat si eenen valschen ghetuyge moesten straffen.

margenoot+
A
margenoot+
Nu. xviij.c

margenoot*
the. ende beyde die wanghen ende de craweye.

margenoot*
the. die eerstelinghen

margenoot+
B

margenoot*
the. oft een waerseggere, oft een dach verkieser, oft die voghelschrey achtet oft een tooueraer oft beswerer

margenoot*
the. die dit doet, dien

margenoot*
theb. dachkiesers
margenoot*
the. en sult v also niet stellen den

margenoot+
C
margenoot+
Actuum. vij

margenoot+
Exod. xx.c

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken