Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALs die HEERE v God dat volck verdrijuen sal, wiens landt die HEERE uwe God v geuen sal, om dat ghijt besitten sout, ende in haer steden ende huysen woonen,

2

so [kolom] suldy, dan v drie steden wtscheyden inden lande, dat die HEERE uwe God v geuen sal te besitten,

3

Ende ghi sult den wech bereyden, ende die palen van uwen lande, dat die HEERE uwe God wtdeylen sal, in drie deelen scheyden, dat daer in vliede, die ghene die eenen dootslach ghedaen heeft.

4

Ende dit sal die wet zijn van eenen dootslagher die vlieden sal, dat hi leuende bliue.

Als yemant sinen naesten slaet onwetent ende en heeft hi daer te voren gheenen haet op hem gehadt,

5

Ga naar margenoot+Maer ghelijck wanneer yemant met sinen naesten ghaet int bosch, om hout te houwen, ende houdende metter hant die aexe, om dat hout af te houwen, ende dat yser vliecht voor vanden stele, ende raect sinen naesten, dat hi sterft, Die sal in een van desen steden vlieden,

6

op dat ter auenturen die Ga naar margenoot* naeste wiens bloet ghestort is) niet na en volghe, ontsteken met droeue hitticheit op dat hi te liue bliue, die wijle dat zijn herte verhidt is, ende beghrijpe hem, om dat die wech so verre is, ende verslae dan die ziele also, ende nochtans gheen oordeel des doots in hem en is, Want hi en heeft te voren tot hem gheenen haet gedraghen,

7

Daeromme ghebiede ic v, dat ghi drie steden wtscheydet.

8

Ende als dan die HEERE uwe God uwe palen vebreyden sal, so hi uwen vaderen ghesworen heeft, Ga naar margenoot+ ende gheeft v al dat landt dat hi gheseyt heeft uwen vaderen te gheuen

9

(ist stat ghi anders alle dese gheboden houdt, soo dat ghi daer na doet, die welcke ick v huyden gebiede, dat ghi uwen HEERE uwen God lief hebben sult, ende in zijn weghen wandelen alle v leuen lanck) Soo suldy dan noch drie steden, doen tot desen drien,

10

op dat gheen ontschuldich bloet ghestort en worde in uwen lande, dat v die HERE v God ghegheuen heeft tot een erue ende also gheen bloet op v en come, ende ghi des bloets niet schuldich en wordt.

11

Ende als yemant haet draecht teghen sinen naesten, ende wacht hi hem, ende gaet hi op hem, ende slaet hi zijn ziele doot, ende vliedt hi in een van desen steden,

12

Soo sullen die ouders van zijnder stadt derwaerts seynden, ende laten hem van daer halen, ende gheuen hem in die handen des Ga naar margenoot* naesten vanden ghenen, wiens bloet ghestort is) dat hi sterue,

13

uwe ooghen en sullen hem niet sparen, ende ghi sult dat schuldighe bloedt, wt Israel doen, op dat v wel gheschiede.

14

Ga naar margenoot+ ☞ Ghi en sult ws naesten palen niet achterwaerts stooten, Ga naar margenoot+ die uwe voorsaten ghesedt

[pagina m1r]
[p. m1r]

hebben in uwen erfdeele, dat ghy gheerft weest inden lande, dat die HERE v God v gegeuen heeft te besitten.

15

Gheen ghetuyghe en sal alleen opstaen teghen yemanden, Ga naar margenoot+ ouer eenige misdaet ofte sonde, het si wat sonde dattet si, diemen ghedoen can, Maer inden monde van twee ofte drie ghetuyghen sal alle woort staen.

16

Als een luegenachtich getuyge tegen yemanden op staet, om teghen hem te betuygen een ouertredinge,

17

soo sullen beyde dye mannen, die een sake met malcanderen hebben, voor den HEERE, voor die priesteren, ende voor die rechteren staen, die tot dier seluer tijt zijn sullen,

18

Ende die rechteren sullen naerstelic ondersoecken, Ende als die valsch getuyge een valsch getuygenis teghen sinen broeder gegeuen heeft,

19

so suldi hem doen, soo hy dachte sinen broedere te doen, doende tquaet van v wech,

20

op dat die andere dat hoorende, vreesen, ende niet meer alsulcken quaden stuck voor hen en nemen te doen onder v,

21

V ooge en sal zijnder niet ontfermen, Siel om siele, ooge om ooge, Tant om tant, Hant om hant, Voet om voet Ga naar margenoot* suldi ghi eyschen)

§ Wie datter bequaem waren ten strijde te trecken, Ende dat recht int verwinnen die steden.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
theb. bloetwraker

margenoot+
C

margenoot*
theb. bloetwrekers

margenoot+
D
margenoot+
Ma. xviij. Ioan. viij.c ij.co. xiij.a

margenoot+
Deu. xvij b Ioan. viij.c ij Cor. xiij a i.Tim. v.d.

margenoot*
ten is nyet int heb.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken