Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+OOc quamen dese tot Dauid te Ga naar margenoot* Sicelech) doen hi noch gheuloden was voor Saul Cis sone, Ende si waren ooc onder die vrome mannen die totten strijdt holpen,

2

boghen spannende, met beyde handen met slingheren groote steenen worpende ende gescut scietende.

Van Sauls broederen, die wt Beniamins geslachte waren,

3

Die prince Ahieser ende Ioas Samaas kinderen, des Gabaathiters. Iasiel ende Phaleth, Asmoths kinderen. Baracha ende Iehu die Anathothiten.

4

Isamaia die Gabaonite, die alderstercste onder dertigen, ende ouer dertigen. Ieremias, Iasiel, Iohanan, Iosabad die Gaderathiter.

5

Eleusai Ieremoth, Baalia Samaria Saphatia die Haraphite,

6

Helkana, Iesia, Esreel, Ioeser ende Iosoboam van Carehm,

7

Ioela ende Sabadia, Ierohams van Gedor kinderen.

8

Ga naar margenoot+Maer ooc van Gaddi vloden ouer, tot Dauid in die voorborcht inder woestinen stercke mannen, die spiessen ende schilden voerden Ende haer aensichte gelijck den leeuwen, ende snel als die rheen op die bergen.

9

Die eerste prince Eser, Die ander Obdias, Die derde Eliab

10

Die vierde Masmana, Die vijfste Ieremias,

11

Die seste Ethai, Die seuenste Eliel,

12

Die achste Iohanan, Dye neghenste Elsabad,

13

Die thiende Ieremias, Die elfste Machabanai,

14

Dese waren Gads kinderen, hooftmannen int heyr, die leste was een hooftman ouer hondert ende die grootste ouer duysent,

15

Die zijnt die ouer die Iordane gingen inder eerster maent, doen hi ouer plach te loopen aen beyde die oeueren, dat alle gronden effen waren, Ende si veriaechdense al die woonden, beyde teghent oosten ende tegent westen.

16

Ga naar margenoot+Maer daer quamen ooc van Beniamins ende Iuda kinderen totter borcht daer Dauid

[pagina aa1r]
[p. aa1r]

in woonde,

17

Ende Dauid ginc hen te gemoete, ende sprac, Ist dat ghi met vreden tot mi coemt, ende om my te helpen, so moet mijn herte met v geuoecht zijn, Legt ghi my boose lagen voor mijn vianden, aengesien dat ic gheen boosheyt in mijn handen en hebbe, dat sie die God onser vaderen, ende oordeele dat,

18

Maer dye geest trock aen Amasai den hooftman onder dertigen, ende hi seyde, Wy zijn uwe o Dauid, ende met v houden wijt, o ghi Isai sone, Vrede, vrede, si met v, vrede si met uwen hulpers, Want v God helpt v, Doen namse Dauid aen, ende settese tot hoofden ouer die crijschluyden

19

Ga naar margenoot+Ende ooc van Manasse vielen ouer tot Dauid, Ga naar margenoot+ doen hi quam metten Philistinen tegen Saul, om te vechten, Ende hi en street met hen niet, Want die Philistinen lieten hem met raet van hen, ende seyden, Inden vaere van onsen hoofden so sal hi wederom keeren tot sinen heere Saul.

20

Doen hi nv tot Zicelech troc, vielen ouer tot hem van Manasse, Ednas, Iosabad, Iediel, Michael, Iosobad, Elihu Salathai die hooftmannen ouer duysent in Manasse

21

Ende si holpen Dauid tegen die Ga naar margenoot* roouers) Want si waren alle seer vroome mannen, ende werden ghemaect hooftluyden ouer dat heyr,

22

Oock quamen alle daghe sommige tot Dauid, om hem te helpen, tot dattet een groot getal wert, als een heyr Gods.

23

Ende dyt is dat getal der princen des heyrs, die tot Dauid tot Hebron quamen, om dat si Sauls Conincrijc tot hem souden oueruoeren, na den woorde des HEEREN.

24

Ga naar margenoot+Der kinderen van Iuda die spiesen ende schilden droegen waren, ses duysent ende acht hondert, ghewapent totten strijde,

25

Dye kinderen Simeon vanden vroomste mannen om te strijden seuen duysent ende hondert.

26

Die kinderen Leui vier duysent ende ses hondert,

27

Ende Ioiada dye vorste des geslachts van Aaron, ende met hem drie duysent ende seuen hondert.

28

Zadoch oock een iongelinc van heerliken aert, met zijns vaders huyse twee ende twintich princen,

29

BenIamins kinderen Sauls broederen, drie duysent, want tot dier tijt toe volchden noch vele Sauls huys.

30

Ephraims kinderen twintich duysent ende acht hondert, vrome ende vermaerde mannen in haerder maechschappen

31

Ende des haluen geslachts Manasses achtthien duysent, die met name genoemt werden, ende si quamen om Dauid coninc te maken,

32

Isachars kinderen, dye verstandich waren alst die tijt heysschede, Ga naar margenoot+ datmen wiste wat Israel doen soude, twee hondert hooftluyden ende alle haer Ga naar margenoot* geslachten) volchden haeren raet.

33

Sabulons sonen, die int heyr trocken tot-[kolom]ten strijde, ghewapent met alderhande wapenen, vijftich duysent, hen in ordinancie te scicken quamen eendrachtelic.

34

Van Nephthalim duysent hooftluyden, ende met hen dye schilden ende spiesse voerden seuen ende dertich duysent

35

Van Dan ooc bereyt ten strijde acht ende twintich duysent ende seshondert,

36

Van Aser die int heyr trocken toeghemaect totten strijde, veertich duysent.

37

Van ouer ghene side der Iordanen vanden Rubeniten, Gadditen, ende dat halue gheslachte Manasses, gheleert met alderhande wapen totten strijde, hondert ende twintich duysent.

38

Ga naar margenoot+Alle dese crijschluyden, gestelt in ordinancie om te strijden, quamen wt geheelder herten tot Hebron, om Dauid Coninc te maken ouer gheheel Israel. Oock waren alle dandere van Israel van eender herten, datmen Dauid Coninck soude maken,

39

Ende waren aldaer bi Dauid drie dagen, ende aten ende droncken, Want haer broeders haddent voor hen bereyt,

40

Ooc die die naeste om hen waren, tot Isachar, tot Sabulon ende Nephthalim die brachten broot op ezelen, kemelen, muylen, ende runderen om te eten, meel, vighen, rosinen, wijn olie, runderen, schapen, in grooter menichte Want daer was blijschap in Israel.

§ Hoe die arcke van Kariath Iarim gebracht wert, Hoe Osa sterf, Hoe die arcke in Obedons huys quam, den welcken die HEERE ghebenedide.

margenoot+
A
margenoot*
th. zikelag

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot+
i.reg. xxix d

margenoot*
the. crijschluyden

margenoot+
E

margenoot+
F
margenoot*
the. broeders

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken