Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen dat al was geschiet, quamen tot my die ouerste, Ga naar margenoot+ seggende. Dat volc Israel ende die priesters ende leuiten en zijn niet afghescheyden vanden volcken des lants, na haeren afgriselicheden, te wetene, der Cananiten, Hethiten, Pheresiten, Iebusiten, Ammoniten, Moabiten, Egipteners, ende Amoriten,

2

Want si hebben der seluer dochteren genomen tot huysurouwen voor haer ende haeren sonen, ende dat heylighe zaet ghemeyn ghemaect metten volcken van dien landen. Ende die hant der ouerster ende wethouders was die pricipaelste in deser misdaet.

3

Ga naar margenoot+Doen ic dat hoorde, heb ic ontstucken gesneden minen mantel ende minen rock, ende ic trac mijns hoofts ende baerts haer wt, ende sat al droeuich.

4

Ende tot mi zijn ghecomen alle die des HEEREN woort des Gods Israel vreesden, om der groter ouertredingen wille Ga naar margenoot* der gheender dye vander geuangenisse gecomen waren, ende ic sat al droeuich) aen dat auontoffer.

5

Ende alsmen dat auontoffer offerde, stont ic op van mijnder allendicheyt, ende schoerde mijn mantel, ende minen rock ende viel op mijn knien, ende recte mijn handen wt totten HEERE minen God,

6

ende sprac Mijn God ick schame mi ende ontsie mi mine aensicht op te heffen tot v, Want onse misdaet is ouer ons hooft ghemenichfuldicht, ende onse schult is ghewassen tot inden hemel.

7

Van

[pagina Aa4v]
[p. Aa4v]

dier tijt onser vaderen aen. Maer daer en bouen hebben wi ooc swaerlic gesondicht tot op desen dach, ende om onser misdaet wille zijn wi ende onse coningen ende onse priesteren gegeuen in die hant der coningen der landen, int swaert, in die geuangenisse, inden roof, ende in de scaemte des aensichts, gelijc dat heden toe gaet.

8

Maer nv is een luttel, ende eenen ogenblic ons gebet voor den HERE onsen God gesciet, dat ons noch wat ouer bleuen is te ontgaen, dat hi ons soude geuen eenen Ga naar margenoot* vredeliken vrede) aen zijnder heyliger plaetsen, dat onse God onse oogen soude verlichten, ende geuen ons een luttel leuens in onse gedienstelicheit,

9

Want wi zijn knechten, ende onse God en heeft ons niet verlaten al zijn wi knechten, ende heeft ontfermherticheit tot ons geneycht voor den Coninc van Persen, dat hi ons soude geuen tleuen ende verheffen thuys ons Gods, ende dat hi op timmeren soude die woeste verlaten plaetsen, ende geuen ons een Ga naar margenoot* hope) in Iuda ende Ierusalem

10

Ende nv wat sullen wi seggen onse God na desen? want wi uwe geboden verlaten hebben,

11

die ghi door die hant uwer knechten die propheten geboden hebt ende geseyt, dat lant daer ghy in gaet om te beeruen, is een onreyn lant, door die onreynicheit des volcs des lants in haren afgriselicheden, daer mede si dat Ga naar margenoot* van monde tot monde) vol onreynicheden gemaect hebben Ga naar margenoot* in haer besmettenis)

12

So en suldi nv v dochteren niet geuen haeren sonen, ende haere dochteren en suldi niet nemen uwen sonen, Ga naar margenoot+ ende en soect haeren vrede noch weluaert niet inder eewicheit, op dat ghi machtich wort, ende etet tgoet des lants, ende dat ghijt uwen kinderen beeruen moecht tot inder eewicheit.

13

Ende na allen dien dat ouer ons gecomen is, om onser booser wercken ende groter scult wille, hebt ghi onse God ons verlost van onse misdaet, ende hebt ons een behoudenisse gegeuen, soot nv heden is,

14

om dat wi ons niet omkeeren en souden ende uwe geboden laten varen, dat wi ons met den volcken deser afgriselicheden geen houweliken maken en souden. Sidi dan nv op ons gram, tot dat het gheheelic met ons wt si, datter niet ouer en bliue, noch geen behoudinge en si?

15

HERE god Israel ghi zijt gerechtich, want wi zijn ouer gebleuen tot een behoudinge, soot heden desen daghe toe gaet. Siet wi zijn voor v in onser scult, want om dies wille en ist niet te staen voor v.

§ Hoe dat volc van Israel een verbont maecten metten Here

margenoot+
A
margenoot+
iij.esdre viij c.

margenoot+
B

margenoot*
Ten is niet in theb.

margenoot*
th. naghel

margenoot*
the. eenen thuyn

margenoot*
th. hier ende daer
margenoot*
Ten is niet in theb.

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken