Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen versuchte Tobias, ende begonste met tranen te bidden, Ga naar margenoot+

2

segghende HEERE ghi zijt rechtuerdich, ende alle v oordelen zijn warachtich, ende alle dijn weghen zijn ontfermherticheyt ende waerheyt ende oordeel

3

Ende nv HEERE zijt mijns ghedachtich, en nemet gheen wrake van minen sonden, noch en ghedenct mijnre misdaden, noch mijnder ouders niet,

4

Want wi en hebben dine gheboden niet ghehoorsaem gheweest, daer om zijn wi ouergheleuert in beroouinghe ende geuanghenis, ende in die doot ende in een gheclap, ende in een lachteringe allen gheslachten, daer ghi ons onder verstroeit hebt,

5

Ende nv HEERE zijn v oordelen groot, want wi niet gedaen en hebben na uwe gheboden, ende wij en hebben niet claerlick voor v ghewandelt,

6

Ende nv HEERE doet met mi na uwen wille, ende ghebiet dat minen gheest in vreden ontfaen worde, want het is mi orbaerliker te steruen dan te leuen.

7

Ga naar margenoot+Ende het gheuiel opten seluen dach, dat Sara die dochtere Raguels in Rages die stadt van Meden, ooc lachteringe hoorde van een vanden dienstmaechden haers vaders

8

dat si seuen mannen was ghegeuen ende die duuel Asmodeus gheheeten hadse gedoot ter stont als si tot haer waren ingegaen,

9

Hier om als si dit meysken berispte om haerder schult wille, antwoorde si haer segghende. Wij en moeten voort ghenen sone noch dochter wt v sien opter aerden ghy dootster uwer mannen,

10

Wilt ghi mi oec dooden, ghelijc ghi seuen mannen hebt ghedoot? Tot deser stemmen ghinc si op die hoochste camer haers huys ende en adt noch en dranc in drie daghen noch in drie nachten,

11

maer si bleef int ghebedt, ende badt God met tranen dat hise van deser lachteringe wilde verlossen.

12

Ende het is gheschiet opten derden dach doen si tghebet voleynde, Ga naar margenoot+ dat si den HERE ghebenedide

13

segghende, Vwen name is ghebenedijt, God onser vaderen, dye welcke als ghy gram zijt, sult ghi ontfermherticheyt doen ende inder tijt der lijdens vergheeft ghi die sonden den ghenen die v aenroepen

14

HEERE ic keer mijn aenschijn tot v, ic heffe mijn ooghen op tot v,

15

HEERE ic bidde dat ghi mi van desen banden des lachters ontbint [kolom] oft dat ghy mi vander aerden wech neemt

16

Ghi weet HERE dat ic noyt man begeert en hebbe, ende dat ic mijn siel reyn ghehouden heb van alle begheerlicheyt,

17

Ick en hebbe mi noyt met den spelenden gemenget, noch met den ghenen die in lichtuerdicheyt wandelen mi deelachtich ghemaect,

18

Maer ic heb willich gheweest eenen man te nemen met uwer vreesen ende niet met mijnre wellusticheyt,

19

Ende oft ic en was dier niet waerdich oft si en waren meschien mijns niet waerdich want ghi hebt mi meschien eenen anderen man na ghehouden,

20

Want uwen raet en is nyet in des menschen macht.

21

Maer dit heeft elck sekerlic dye v dient dat is dat zijn leuen in proeuinge, Ga naar margenoot+ so sal hi gecroont worden, maer ist in liden so sal hi verlost worden, ende ist dat in misdaden is, so sal hy tot uwe barmherticheyt mogen comen,

22

Want ghi en hebt gheen lust in onse verderffenissen, want na onweder maect ghi stilte, ende na traninge ende weenen stort ghi verhueghinge in,

23

God van Israel dinen name si gebenedijt inder eewicheyt

24

In dier tijt zijn haerder beyder ghebeden verhoort in dat aensichte der heerlicheyt des hoochsten Gods,

25

Ende Raphael die heilige enghel des HEEREN is ghesonden, dat hijse beyde gesont soude maken, der welcker ghebeden tot eender tijt in die tegenwoordicheyt des HEEREN zijn vertelt.

§ Hoe Tobias als hi meynde te steruen sinen sone onderwijsde van zijnder begrauinge, zijn moeder te eeren, vander aelmoessen, vander houerdie, oncuisheit, ende meer verbiet hi, ende geeft hem te kennen van tgheleende ghelt.

margenoot+
A
margenoot+
Psal cxvij.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken