Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina Ff1r]
[p. Ff1r]

§ Hier beghint dat boeck van Hester.

§ Hoe die coninc Asswerus een groote maeltijt maecte, ende hoe die coninginne geroepen wert, ende niet comen en wilde, ende daer om afgheset wort.

§ Dat .I. Capittel

1

Ga naar margenoot+INden dagen van Asswerus die regneerde van Indien tot Moren lant toe, ouer hondert ende .xxvij. prouincien

2

Ende doen hi op sinen coninclijcken stoel sadt, Ga naar margenoot* die stadt Susa) Ga naar margenoot* is het beghinsel zijns rijcs geweest)

3

Inden derden iaer zijns conincrijcs in zijnder teghenwoordicheyt maecte hi een maeltijdt allen sinen vorsten ende knechten, te weten, den machtigen van Persen ende Meden, den edelsten ende ouersten van sinen landen,

4

dat hi soude laten sien dat heerlicke rijcdom zijns conincrijcs, ende dye costelike pronckerie zijnder grootheyt, veel daghen lanc, te wetene, hondert ende tachtentich daghen lanck

5

Ga naar margenoot+Als die dagen der maeltijt voleynt waren soo noode hy al dat volck, datmen in Susa vont, vanden meesten tot den minsten, ende hi beual die maeltijt te bereyden seuen dagen lanc inden portale van zijn vrijthof Ga naar margenoot* ende bosch dat met conincliker hant ende cieraet gewrocht was)

6

ende aen allen siden hingen tentgordinen van hemel blaeu roode, ende goubloemen gheelu verwe vast gemaect aen coordekens van witter siden, ende scharlaken getrocken, door yuoren ringhen, welck met marmoren pylernen onderset waren, Ende op tpaueytsele dat geleet was van smaragdus, ende ander versceyden marmor steenen: dwelc dat die verscheyden verwen in maniere van wonderlike schilderie vercierde waren silueren ende gulden Ga naar margenoot* beddekens)

7

Alle die ghenoot waren droncken wt gulden croesens, ende dye spijsen werden ingedragen Ga naar margenoot* met menigerande) vaten Ende men sette den wijn oueruloedelijcken ende seer sonderlinc, alsoot der grooter mogentheyt des conincs betaemde,

8

Ende daer en was niemandt die de ghene die niet drincken en wilden, bedwanc om te drincken Maer die coninc hadt aldus geoordineert, settende bouen die tafelen elcke princen bisonder, dat yegelic nemen soude dat hem beliefde.

9

Ga naar margenoot+Ende die coninginne Vasthi maecte oock een maeltijt voor die vrouwen inden palaeyse, daer die coninck Asswerus te woonen plach,

10

Ende opten seuensten dach, doen die coninc vrolijc was, ende nae veel drinckens verwarmt, vanden wine, hiet hy Mahumam, Bazatha, Harbona, Bagatha, Abagatha, Zathar, ende [kolom] Charcas, die seuen camerlinghen, die voor den coninck Asswerus dienden,

11

dat si die coninginne Vasthi souden halen voor den coninc, met der conincliker croonen opt hooft gheset, dat hi den volcken ende vorsten haer schoonheyt soude thoonen, want si was wtermaten schoon

12

Maer die coninginne Vasthi weygerdet, ende tots conincs ghebot dat hy door zijn camerlingen geboden had, versmade si te comen, waerom dat dye coninck seer gram wert, ende ontsteken met grooten toorne,

13

so sprac hi totten wisen, die nader manieren des conincliker zeden altoos bi hem waren, door wiens raet hi alle dingen dede (want si wisten die wet ende lantrechten der ouderen,)

14

want si waren die eerste ende naeste, Charsena, Setar, Admatha, Tharsis, Mares, Marsana, ende Mamuchan, die seuen princen van Persen, ende Meden, die dat aensichte des conincs sagen, ende saten bouen aen int conincrijc,

15

wat recht datmen aen die coninghinne Vasthi doen soude, om dat si niet en hadde willen doen nae dat ghebot des conincs, dat hy beuolen hadde door zijn camerlingen,

16

Doen sprac Mamucham voor den coninck, ende vorsten Ga naar margenoot* daer zijt hoorden)

Ga naar margenoot+ Die coninghinne Vasthi en heeft niet alleen den coninc vermindert, maer ooc allen volcken ende princen in allen den landen des conincs Assweri,

17

Want sulcken stuck der coninginnen, sal wt comen voor allen vrouwen, dat si haer mans sullen verachten, ende sullen seggen, Die coninc Asswerus hiet der coninginnen Vasthi voor hem te comen, maer si en wildet niet doen,

18

Hyer aen een spieghel nemende alle die huysurouwen der princen van Persen ende Meden sullen cleyn achten die geboden van hueren mannen, Waerom die toornicheyt des conincs rechtueerdigen oorspronck heeft,

19

Ist dan v behagen, so laet een coninclijc gebot wtgaen van uwen aenscijn, ende scriuen na der Persen ende Meden wet, Die welcke niet en is gheorloft ouer te treden, dat Vasthi niet meer voor den coninc Asswerus en come, mer Ga naar margenoot* een andere) die beter is, dan si neme haer conincrijc,

20

Ende dat desen brief des conincs in sinen geheelen rijck, (dat welc groot is) verbreyt worde, op dat alle vrouwen haer mans in eeren houden, beyde onder groot ende cleyn.

21

Desen raet behaechde den coninc ende den princen, ende hi heeft ghedaen na dat onderwijs van Mamucham,

22

ende sant brieuen tot allen prouincien van sinen conincrijcke, dat alle maniere van volcke hooren ende lesen mochte in verscheyden talen, Dat dye man-

[pagina Ff1v]
[p. Ff1v]

nen princen ende ouerste in haer huysen te wesen en dit dede hi ouer alderley volc vercondigen

§ Hoe die coninc alle die scoonste ioncfrouwen van sinen lande liet soecken, ende hoe hem Hester aldermeest behaechde, ende tot een coninginne nam.

margenoot+
A

margenoot*
th. opt slot Susa.
margenoot*
Ten is niet int heb

margenoot+
B
margenoot*
th. aen des conincks huys

margenoot*
th. bancken.

margenoot*
thebr. altijt met ander

margenoot+
C

margenoot*
Ten is niet int heb
margenoot+
D

margenoot*
th. haer naste.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken