Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IOb antwoorde ende sprac,

2

Hoe lange tijt quelt ghi doch mijn siele ende verslijt mi met woorden?

3

Siet, ghi hebt mi tienwerf bescimpt, ende en scaemt v niet, dat ghi mi also ouerualt,

4

Want heb ic onwetende gheweest, soo sal mijn onwetentheyt met my wesen,

5

Maer ghi verheft v waerlic teghen mi, ende scheldet my met mijnre verwite,

6

Mercket doch nv dat mi god niet met rechten ordeel en quelt ende heeft mi met sinen geesselen omuaen

7

Siet, ic sal roepen, lidende gewelt, ende niemant en salt verhooren, Ic sal roepen, ende daer en is gheen die recht ordeelt,

8

Ga naar margenoot+Hi heeft mijnen wech betuynt, dat icker nyet door en mach gaen, ende heeft duysternisse op minen pat ghestelt,

9

Hi heeft mi van mine eere berooft, ende dye croone van minen hoofde genomen,

10

Hi heuet mi al omme ende omme bedoruen, ende ic verga, ende hi heeft wech genomen mijn hope als eenen boome die wtgeworpen is.

11

Ga naar margenoot+Sine gramscap is ouer mi verbolgen, ende hi heeft mi gheacht als sinen viant,

12

Sine moordenaers zijn tsamen ghecomen, ende hebben haren wech ouer mi gemaect, ende hebben hem rontomme mine tenten beleyt,

13

Hi heeft mine broeders verre van mi ghedaen, ende mijn bekenden zijn als vremden van mi gegaen,

14

Mine naesten hebben mi gelaten ende die my kenden

[pagina Gg3v]
[p. Gg3v]

hebben mijns vergheten,

15

Mine huysgenooten ende mine dienstmaerten achteden mi als eenen vremden, Ic was gelijc een vreemt mensche voor haren ooghen,

16

Ic riep minen knecht ende hi en antwoorde mi niet, Ick badt hem self met minen eyghenen monde,

17

Mijn wijf vereysde minen adem, Ic badt die kinderen van minen lijf,

18

Ooc verachteden my dye sotten, ende als ic wech van hen ghinc, so spraken si quaet van mi,

19

Alle die mine raetslieden te voren waren hebben mi onweerdeliken versmaedt, ende dien ic zeer lief hadde, heeft hem teghen mi ghekeert.

20

Ga naar margenoot+Mine gebeente (nv tvleesch verteert is) hanghet aen mine vel, ende ontrent minen tanden zijn alleen mijn lippen ghelaten,

21

Ontfermt v mijns, ontfermt v mijns doch, ghi mine vrienden, Want die handt Gods heeft my gheraect,

22

Waer om veruolcht ghimi alsoe als God, ende wort versadet van minen vleesche?

23

Wie sal mi verlenen dat mine redenen mogen gescreuen worden, Wie mach mij geuen dat si gescreuen worden in eenen boeck

24

met een yseren graffie, oft in een plaete loots oft datmense houwe met eenen beytel in eenen steen

25

Ic weet dat mine verlosser leeft, ende dat ick ten wtersten dage sal wt der aerden verrisen

26

ende sal weder om met mijnen vel omuaen worden, ende sal in minen vleesch god sien,

27

Den welcken ic sal selue sien, ende mine ooghen sullen hem aenschouwen, ende ghene andere,

28

Dese mine hope is opgeleet in minen schoot. Waer om segt ghi dan, laet ons hem veruolghen, ende laet ons een wortel van woorden tegen hem vinden?

29

Vliet daer om van daensichts der sweerts, Want tsweert is die wraker ouer die misdaet, ende weet datter een oordeel si.

§ Hoe Sophar seyt dat des ongodliken, ghierighen, gheueysden boosheden cort sullen wesen

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken