Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xviij. Ca.

1

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot* HI soect oorsake die van sinen vrient scheyden wille, Hi ist waerdich, datment hem altijt verwijte.)

2

Een sot en Ga naar margenoot* ontfanct gheen woorden van wijsheyt, ten si dat ghi segt dinghen, die in zijn herte verkeerende zijn.)

3

Als die ongodlijcke comet Ga naar margenoot* in die diepte der sonden, versmaet hijt, Maer hem volcht na verwijt ende schande.)

4

Die woorden in eens mans mont, zijn ghelijck diepe wateren, Ende die fonteyne der wijsheyt, is een ouerloopende beke.

5

Het en is niet goet, den persoon des ongodliken wt te nemen inden recht, dat ghi daer om af sout ghaen van die waerheyt.

6

Die lippen des sotten menghen hen in den twist, ende sinen mont brengt kiuinge voort.

7

Ga naar margenoot+Den mont des sotten, is zijn vernielinghe, Ende sine lippen Ga naar margenoot* zijn den val van) sine eyge-[kolom]ne ziele.

8

Die woorden des ghenen die met twee tonghen spreket zijn, Ga naar margenoot*) oft si simpel waren, ende si varen tot in die camere des buycs.

9

Ga naar margenoot* Die vreese worpt den traghen neder, Maer die zielen der wijfachtigher mannen sullen hongher lijden.) Wie saecht, ende slap is in sinen arbeyt, die is een broeder dies die zijn eyghen wercken verderft.

10

Die naem des HEEREN is een vaste thorren, Die gherechtighe sal derwaerts vlieden, ende behouden, ende behouden worden.

11

Dat goet des rijcken, is een vaste stadt zijnder starcheyt, ende gelijc een hooghe muer rontsomme hem.

12

Eens menschen herte verheft hem eer het Ga naar margenoot* te samen ghewreuen) wort, Ende wort vernedert, eert met eere verheuen wort.

13

Ga naar margenoot+Wie antwoort, eer hijt hoort, die bewijst dat hi sot is, ende wort bescaemt.

14

Des menschen gheest Ga naar margenoot+ onderhout sine crancheyt, Maer wie kan eenen Ga naar margenoot* gheest verdraghen die lichtelijcken tot gramschappen gheneycht is.)

15

Een herte des wijsen sal kennisse besitten, ende die oore des wijsen soect gheleertheyt.

16

Dat gheschencke des menschen maect hem den wech ruym, ende maect hem plaetse, om te ghaen voor den princen.

17

Die rechtuaerdighe is zijns eygens beschuldiger, ten eersten, Coemt zijn vrient, soo sal hi hem ondersoecken.

18

Dat lot stillet den twist, Ende sceydet tusschen die machtighen oock.

19

Ga naar margenoot+Een broeder die sinen broedere met hulpe bistaet, is ghelijc een vaste stadt, Ende die Ga naar margenoot* oordeelen) ghelijc grendelen aen die steden.

20

Eenen man wort sinen buyck vol vander vruchten zijns mondts, Ende Ga naar margenoot* die spruyten) zijnder lippen, sullen hem versaden.

21

Doot ende leuen staet inder hant der tongen, Wiese bemint, die sal van haerder vrucht eten.

22

Wie een Ga naar margenoot* goet) wijf vindet, die vint wat goets, Ende sal scheppen Ga naar margenoot* vrolicheit) vanden HEERE. Ga naar margenoot* Wie dat een goede vrouwe wt iaecht, verdriuet tghoet, Maer wie een ouerspeeldersse houdt, is sot ende onwijs)

23

Een arme spreect met smeecken, Een rijcke antwoort stoutelijck.

24

Een vriendelijck man tot gheselschap, Ga naar margenoot+ sal vriendelijcker wesen, dan een broeder.

§ Vanden slechten armen, Ende van snelheyt, Ende van sotheyt, Vanden rijcken ende armen vrient, Van een valsch ghetuyghe, van eens conincs gramschap, van een kijfachtich wijf.

margenoot+
A
margenoot*
h. Wie lust heeft aen oneenicheyt, die soeckt twist waer hi kan

margenoot*
theb. heeft gheenen lust aen dat verstant maer soo wat in zijnder herten omgaet

margenoot*
h. so coemt oock verachtinghe, Ende versmaetheyt met scande

margenoot+
B
margenoot*
h. vangen

margenoot*
th. slaghen

margenoot*
ten is niet int hebree.

margenoot*
h. gebroken

margenoot+
C

margenoot+
(onderhouden) dat is, goeden moet, lichtet alle quaet
margenoot*
th. bedroefden gheest draghen

margenoot+
D
margenoot*
h. aen malcanderen houden

margenoot*
h. dat incomen

margenoot*
ten is niet int hebree.
margenoot*
h. een goet behaghen.
margenoot*
ten is niet int hebree.

margenoot+
ยง Vremde doen meer goets, dan eyghene vrienden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken