Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xx. Capitt.el.

1

Ga naar margenoot* DIe wijn is een oueruloedich oncuysch dinck, Ende dronckenschap twist, wie daer lust toe heeft, en sal nimmermeer wijs wesen.

2

Dat veruaeren des conincs, is ghelijck dat brisschen eens Ga naar margenoot* leews) Wie hem vertoornt, die sondicht teghen zijn ziele.

3

Het is den man een eere, die hemseluen van den twiste scheyt, Maer alle sotten, mengen hen met kiuinghe.

4

Om der kouden wille en wilde die trage niet ploegen, So sal hi dan inden somer broot bidden, ende men en sal hem niet gheuen.

5

Den raet in eens mans herte, is gelijc diep water, Maer een verstandich man sal Ga naar margenoot* dien wtputten.)

6

Ga naar margenoot+Vele menschen worden ghenoemt ontfermhertich te wesen, Maer wie sal vinden eenen ghetrouwen man?

7

Een rechtuaerdige, die in zijnder eenuoudiger simpelheit wandelt, Die sal salighe kinderen na hem laten.

8

Een coninc die opten stoel sidt te oordeelen, verstroyt alle arghe met sinen aensiene.

9

Wie mach segghen, mijn herte is reyn, ende ic ben suyuer van sonde?

10

Menigherhande gewichte ende mate, is beyde vereysinghe bi den HEERE.

11

Ooc kentmen een knechtken aen zijn doen, oft zijn wercken reyn ende oprecht zijn.

12

Een hoorende oore, ende siende ooghe, die heuet die HEERE beyde ghemaect.

13

En bemint den slaep niet, dat v niet en verdrucke die armoede, Doet op uwe ooghen, ende wort verzadet van broode.

14

Ga naar margenoot+Quaet ist, quaet ist Ga naar margenoot* seyt alle cooper) ende alst wech ghegaen is, soo beroemtmen dies dan.

15

Daer is gout ende veel perlen, Maer bescheyden lippen der konsten, zijn een costelijc vat

[pagina C7v]
[p. C7v]

16

Neemt dien zijn cleet die voor eenen vremden borghe wort, ende pandet hem, om des onbekenden wille.

17

Dat valsche broot der logenen, is den mensche soet, Maer namaels sal hem den mont vol keselinghen worden.

18

Ga naar margenoot* Gedachten) worden met raet gesterct, Ende oorloghe salmen met regiment voeen.

19

En menghet v niet metten ghenen die heymelijcke dinghen openbaert, ende die bedriechlijck wandelt, ende Ga naar margenoot* verbreyt) zijn lippen.

20

Wie zijn vader ende zijn moeder vloect, dies licht sal wtgedaen worden midden in die duysternisse.

21

Ga naar margenoot+Die erffenisse daermen toe hast inden beghinsel, sal int eynde gebenedijnge deruen.

22

☞ En segghet niet, ick wil quaet loonen met quaet, Maer verbeit den HEERE, ende die sal v verlossen.

23

Menigherley gewichte is bi den HEERE, een vereysen, Ende een valsche waghe, en is niet ghoet.

24

Al der menschen ghanghen worden vanden HEERE geschict, Maer wie vanden menschen sal moghen verstaen sinen wech?

25

Het is den mensche eenen Ga naar margenoot* val, den heyligen verlouen, ende daer na die geloften te wederroepen.)

26

Een wijs coninck verstroyt die ongodlijcke , Ende Ga naar margenoot* buycht daer ouer den gewelfden boghe der triumphen.)

27

Dat licht des HEEREN, is des menschen adem, Die welcke Ga naar margenoot* ondersoect alle heymelicheden des buycs.)

28

Barmherticheyt ende waerheyt bewaren den coninc, ende sinen stoel wort met goedertierenheyt gheuesticht.

29

Der iongelingen Ga naar margenoot* verblidinghe) is haer cracht, Ende grijs har is der ouders eerweerdicheyt.

30

Ga naar margenoot* De blauwicheit der wonden wijst af dat quade, ende slagen zijn int hemelike des lichaems.)

§ Van eens conincs herte, Van dat lof der barmherticheit ende des rechts, van dongodlike ghewelt, Van een kijfachtich wijf, Van Christus verwinninghe, vanden hoouaerdighen, Van den traghen, Ende vander ongodliken offerhande, van eenen loghenachtighen ghetuyge, van eenen onderdanighen man

margenoot*
thebr. Die wijn maket spotters, ende starcken dranc maect wiltheyt

margenoot*
th. ionghe leews

margenoot*
the. die wtbrengen

margenoot+
B

margenoot+
C
margenoot*
th. seitmen alsment heuet

margenoot*
th. aenslaghen

margenoot*
th. bedrieghet met

margenoot+
D

margenoot*
thebr. stric dat heilige te lasteren ende daer na met geloften omgaen

margenoot*
the. brengt dat rat op hen

margenoot*
theb. gaet door tgheheel lichaem

margenoot*
theb. prijs

margenoot*
th. wonden verdriuen dat quaet, ende slaghen tgheheele lijf

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken