Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxviij. Capit

1

Ga naar margenoot+WEe der croonen der hoouaerdicheyt der dronckender Ephraim, ende die af vallende bloeme der eeren zijnder verblidinge, die welcke op dat hooft des alder vetsten dals waren dwalende vanden wijn.

2

Siet, die HEERE is machtich ende sterc als die storm des haghels, die brekende stormende wint als dat geruchte van vele oueruloeiende wateren ende wtgelaten ouer een wijdt lant.

3

Si sal metten voeten vertreden worden, die croone der hoouaerdicheyt der dronckerder Ephraim.

4

Ende die bloeme der eeren zijnder verblijdinge, sal afuallende zijn, die daer si opten toppe van dat hooft des dals der vetten, Ga naar margenoot+ gelijc een ontijdelijc vrucht voor des herfts rijpheit, de welcke vruchte, alse die siende sien sal, ter stont als hijt in zijn hant sal houden, sal hise verslinden.

5

In dien daghe sal die HERE der heyrscaren een Ga naar margenoot* croone der glorien) zijn, ende een coninclike croone der Ga naar margenoot* vrolijcker verblidinge,) den ouerblijfsele zijns volcs.

6

Ende eenen geest des oordeels, den genen die opten rechters stoel sit, ende starcheyt, den wederkeerende vanden oorloge totter poorten.

7

☞ Maer oock dese, en hebben om des wijns wille niet geweten, ende om der dronckenscap wille hebben si gedwaelt, Die priester ende die prophete, en hebben van dronckenscap niet geweten, si zijn vanden wijn opgesopen, si dwaelden in dronckenscap. Ga naar margenoot* si en kenden die siender niet, si en wisten dat oordeel niet)

8

Want alle tafelen zijn veruult met wtbrakinge ende vuylicheyt, so datter gheen plaetse meer en was.

9

Wien sal hi leeren die conste? ende wien sal hi die hooringe doen verstaen? Ga naar margenoot+ die afgespeende vanden melcke, die afgetrocken vander borsten,

10

Want gebiet, herbiet, gebiet, herbiet, verbiet, herontuerbeyt ontbeyt, herontbeit, een luttel daer, een luttel daer.

11

Ga naar margenoot* Want met die sprake der lippen) ende met een ander tonge salmen tot desen volcke spreken,

12

Totten welcken hi seide, Dit is mijn ruste, Vermaect den vermoeyden, ende dit is mijn vercoelen, ende si en wilden niet hooren.

13

Ende dat woort des HEEREN, sal hen zijn gebiet, herbiet, gebiet, herbiet, ontbeit, herontbeit, ontbeyt, herontbeit, een weynich daer, een weynich daer, op dat si gaen, ende vallen achter waerts, ende worden in stucken gewreuen, ende dat si gestrict ende geuangen worden.

14

☞ Daerom hoort dat woort des HEREN, Ga naar margenoot+ ghi bespotters mannen die heerscappie hebt ouer mijn volc dat in Ierusalem is. Ga naar margenoot+

15

Want ghi hebt gheseyt,

[pagina K2v]
[p. K2v]

wi hebben een verbont metter doot gemaect ende metter hellen hebben wi een Ga naar margenoot* compact) gemaect, Die oueruloeyende geessele, wanneer si voor bi sal gaen, si en sal ouer ons niet comen, Ga naar margenoot+ want wi hebben die luegene tot onser hope geset, ende wi zijn met Ga naar margenoot* die luegen) bescermet. Ga naar margenoot+

16

☞ Daerom seyt die HEERE die God also, Siet, ic sal seynden eenen hoecsteen inden fundamente van Sion den geproefden steen ende costelijc int fundament gefundeert, die gelooft en haeste niet. Ga naar margenoot+

17

Ende ic sal uwe oordeel inder wagen setten, ende die rechtueerdicheyt in die mate, ende die hagel sal die hope der leuegenen omworpen, ende die wateren sullen die beschermingen oueruloeyen.

18

Ende uwe verbont metter doot, sal wtgewist worden, ende v compacte metter hellen en sal niet staen, als die oueruloeyende geessele voorbi sal gaen, so suldi hem dan tot een vertredinge zijn.

19

Terstont als si door sal ghaen, sal si v wechnemen, want des morgens inden dagheraert sal si doorgaen inden dach ende nacht, ende het sal zijn, alleen quellinge, sal den gehoore verstandenisse geuen.

20

Want dat bedde is benaut, also dat een van tween daer af moet vallen ende den corten mantel en machse beyde niet decken.

21

Ga naar margenoot+Want die HERE sal staen, gelijc inden berch Ga naar margenoot* der deylingen) hi sal gram worden, ghelijc int dal Ga naar margenoot* Gabaon) op dat hi zijn werc doe Ga naar margenoot* zijn werc is vremt) ende op dat hi zijn werck wercke, Ga naar margenoot* zijn werc is vremt van hem.)

22

Ende nv en wilt niet bespotten, op dat uwe banden messcien niet toegebonden en worden, Want ic heb vanden heerscapper den HERE der heyrscaren, ouer al die aerde ghehoort, die voleyndinge ende afcortinghe.

23

Luystert metten ooren, ende hoort mijn stemme, aenmerct, ende hoort mijn wtsprake.

24

En sal die ploegende niet alle den dach ploegen, op dat hi zaeye, ende tvelt breken ende zijn voren maken?

25

En sal hi niet wicken zaeyen, als hi haer aensichte effen heeft ghemact, ende comijn stroyen, ende sal tarwe in oordinancie stellen ende geteekende gherste, ende spelte ende vitzen in haer eynden?

26

Ga naar margenoot+Ende zijn God sal hem leeren, ende metten oordeel sal hi hem leeren.

27

Want die wicken en sullen niet metter sagen gedorsscen worden, ende dat rat des wagens en sal niet omgeleyt worden ouer den comijn, maer die wicken sullen metter roeden wtgeslagen worden, ende den comijn metten stoc.

28

Dat broot sal cleyn gemalen worden, maer die dorsscher en sals niet eewelijck dorsschen, ende dat radt des wagens en sal Ga naar margenoot* hem niet quellen,) ende met sinen clauwen en sal hijt niet cleyn maken.

29

Dat is ooc vanden HEERE der heyrscha-[kolom]ren wtgegaen, dat hi heeft den raet wonderlijc ghemaect, ende dat hi die rechtueerdicheyt groot soude maken.

§ Hoe Ierusalem omgestormt sal worden, Ende vanden propheten ende haer prophecien verborgen om des volcs sonden wille. Ende van dit volc dat God valscelijc aenbit ende vreest, Ende datmen niet tegen god en sal murmureren, Ende dat die heydenen sullen bekeert worden, Ende die Ioden desgelijcs

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
h. lustcroone
margenoot*
theb. eeren

margenoot*
th. int ghesichte hebben si ghefaelt, ende int oordeel te spreken ghestruyckelt

margenoot+
C

margenoot*
the. Hierom salmen ooc tot hem met stamelende mont

margenoot+
D
margenoot+
Amos. ix.c

margenoot*
th. bestant
margenoot+
E
margenoot*
th. bedroch
margenoot+
Rom. ix.g. i.petri. ij.a

margenoot+
Roma. x.b

margenoot+
F
margenoot*
theb. Perazim
margenoot*
th. Gibeon.
margenoot*
th. dwelck eygentlijc zijn werck niet en is.
margenoot*
th. dwelck een vremde arbeyt is.

margenoot+
G

margenoot*
th. daer op niet omrollen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken