Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxix. Capittel.

1

WEe Ariel, Ariel die stadt Ga naar margenoot* die Dauid verwonnen heeft) dat iaer is totten iaer ghedaen, die feestdagen zijn ten eynde ghecomen.

2

Ga naar margenoot+Ende ick sal Ariel belegghen int ronde, Ga naar margenoot+ ende si sal droef ende truerich zijn, ende sal mi zijn gelijc Ariel.

3

Ende ic sal v omringen als eenen ronden rinc in uwen omganc, ende ic sal teghen v eenen dijck leggen, ende ic sal bolwercken opsetten tot uwen belegge.

4

Ghi sult vernedert worden, vander aerden suldi spreken, ende vanden slijm der aerden sal v wtspraec gehoort worden, ende v stemme sal zijn gelijc eens waerseggers vander aerden, ende v wtsprake sal vanden slijm der aerden cleyn geluit geuen.

5

Ende die menichte uwer Ga naar margenoot* dorsschers) sal zijn gelijc dunne stof, ende die menichte der ghenen die teghen v macht gehat hebben, als Ga naar margenoot* dooruliegende voncken.)

6

Ende het sal in eenen oogenblic zijn, vanden HERE der heyrscaren sal si besocht worden, in dondere ende in aertbeuinge, ende in een groote stemme des storms ende onweders ende vlamme des verslindende viers.

7

Ga naar margenoot+Ende die menichte der heidenen die tegen Ariel gestreden heeft, sal zijn gelijc eenen droom des gesichts der nacht, ende alle die tegen haer oorloochden, ende diese beleyden, ende macht tegen haer gebruycten.

8

Ende gelijc een hongerige droomt dat hi eet, Maer als hi wacker geworden is, so sal zijn ziele ydel wezen, ende gelijc als een dorstende droomt, dat hi drinct, ende na dat hi ontsprongen is, so is hi mat ende hem dorst, ende zijn ziele is ydel, also sal zijn die menichte alder heydenen, die tegen den berch Sion hebben gestreden.

9

Weest verbaest, ende verwondert twijfelt ende wanckelbaert, wort droncken, ende niet van wijn, wort beweecht ende niet van dronckenscap.

10

Want die HEERE heuet v gemaect den geest des sluymerens, ende hi sal v oogen toe sluyten, ende v propheten ende princen die visioenen sien, sal hi Ga naar margenoot* bedecken.)

11

Ende dat gesichte van allen, sal v zijn gelijc woorden eens geslotens boecs, den welcken als si sullen reycken den genen, die letteren kent, ende si sullen seggen tot hem, Leest doch desen boec ende hi sal seggen, Ic en can niet, want hi is gesloten.

12

Ende men sal dat boec langen den genen die geen letteren en kent, ende men sal hem seggen, Leest, ende hi sal seggen, ic en ken geen letteren.

[pagina K3r]
[p. K3r]

13

☞ Ende die HEERE seyde, Daerom want dit volc genaect mi met sinen monde, Ga naar margenoot+ ende met sinen lippen eeret mi, ende zijn herte is verre van mi, ende metten gebot ende leeringe der menscen vreesen si mi, Ga naar margenoot+

14

Daerom siet, so sal ic noch doen dat ic een verwonderinge desen volcke doen sal met een wonderlijc vremt teeken Ga naar margenoot+☞ Want die wijsheyt sal vergaen van sinen wijsen, ende zijnder verstandiger verstandenisse sal verborgen worden.

15

Wee v die diepe van herten zijt, op dat ghi den raet vanden HERE soudt verborgen, wiens wercken in duysterheyt zijn, ende seggen, Wie siet ons? ende wie kent ons.

16

☞ V gedachte is verkeert, gelijc oft tleem tegen den potbacker dachtede? ende oft dwerc sinen makere seyde, ghi en maect mi niet, Ende tschepsel seyde sinen backere, ghi en verstaghes niet?

17

Salt niet in een weynich tijts ende corts wesen, dat Libanus sal verkeeren in Ga naar margenoot* Charmel, ende Charmel) sal voor een warande gheacht worden.

18

☞ Ende die dooue sullen in dien dage hooren die woorden des boecs, Ga naar margenoot+ Vander scemeringe ende vander duysternisse, sullen die oogen der blinden sien.

19

Ende die saechtmoedige sullen blijscap inden HEERE Ga naar margenoot* toeworpen,) ende die arme menscen sullen in Israels heyligen verhuegen,

20

Want die macht hadde is ontbroken, ende die bespotter is voleynt, ende si zijn alle wt gehouwen, die op donrechtuaerdicheyt waecten.

21

Die den mensce deden sondigen inden woorde, Ga naar margenoot* ende terden onder die voeten den genen die in die poorte strafte,) ende vanden rechtueerdigen weken si te vergeefs.

22

☞ Hierom seyt die HEERE dit tot Iacobs huis, die Abraham verlost heuet, Iacob en sal nv niet bescaemt worden, noch zijn aensicht en sal hem nv niet scamen,

23

Maer als hi zijn kinderen, dat werc mijnder handen, sal sien int midden van hen, sal hi minen naem heyligen, ende si sullen Iacobs heyligen heylich maken, ende si sullen Israels Godt Ga naar margenoot* vercondigen.)

24

Ende die dwalende van geeste, sullen verstandenisse weten, ende Ga naar margenoot* doorblasers sullen die wet leeren.)

§ Die dreiginge des Heeren tegen die ouerbleuene des volcs die na dat Ierusalem verdoruen was weder in Egypten trocken.

margenoot*
h. daer Dauid woonde.

margenoot+
A
margenoot+
§ Ierusalem hee Ariel, dat is een altaer, die leeuw Gods, dat licht gods

margenoot*
th. vremden
margenoot*
h. dat voor stuyuende caf.

margenoot+
B

margenoot*
the. blinden

margenoot+
Mat. xv a Marc. v.a
margenoot+
Abdie. i.c. i.Corin. i.c

margenoot+
C

margenoot*
h. bouuelt ende tbouuelt

margenoot+
D

margenoot*
the. voort hebben.

margenoot*
th. ende leyden den rechter onder die poorte stricken.

margenoot*
th. vreesen

margenoot*
thebr. clapperts sullen dan een leeringe vaten

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken