Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .lviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ROept, Ga naar margenoot* ende en hout niet op,) verheft v stemme ghelijck een trompette, ende vercondicht minen volcke haer Ga naar margenoot* ouertredinghe) ende Iacobs huyse haer sonden.

2

☞ Want si soecken mi van daghe tot daghe ende willen mijn weghen weten, ghelijck volck dat rechtuaerdicheyt ghedaen heeft, ende dat oordeel zijn Gods niet en heeft verlaten, Si bidden mi om oordeelen der rechtuaerdicheden, ende willen God ghenaken.

3

Waeromme hebben wi gheuast, ende ghi en hebt dat niet aenghesien? wi hebben onse zielen vernedert, ende ghi en hebbes niet gheweten? Siet inden daghen ws vastens wort v wellusticheyt gheuonden, ende ghi maent alle v schuldenaren.

4

Siet, ghi vastet tot kijuinghe ende twistinghe, ende ghi slaet metter vuyst ongodlijck, En wilt niet vasten ghelijck ghi tot desen dach toe gheuast hebt, dat v stemme [kolom] ghehoort worde inder hoochten.

5

Ga naar margenoot+Ist oock aldusdanigen vasten, dwelck ick vercoren heb? dat die mensche den dach dore zijn ziele quelle? Ist niet dat hi zijn hooft draeye ghelijck eenen reep, ende eenen sack ende asschen spreyde, Sult ghi dit vasten noemen? ende den welbehaechlijcken dach des HEEREN.

6

En is dit niet meer dat vasten dat ick vercoren hebbe? ontdoet die bindinghen der ongodlicheyt, onbint die Ga naar margenoot* busselkens) der bedructen, ende laet die Ga naar margenoot* ghebrokene) vrij, ende schoert alle last van een.

7

Breect den hongherenden v broot, ende die arme dwalende sult ghi in huys leyden, ende als ghi den naecten siet, sult ghi hem decken, ende v vleesch en versmaet niet.

8

Dan sal v licht wtspruyten ghelijck die morghenstont, ende v ghesontheyt sal snellijc wtspruyten, Ende v rechtuaerdicheyt sal voor v aensicht gaen, ende des HEREN heerlicheyt sal v Ga naar margenoot* vergaderen.)

9

Dan sult ghi aenroepen, ende die HERE salt verhooren, Ga naar margenoot+ ghi sult roepen, ende hi sal segghen, siet ick ben hier, Ga naar margenoot* want ick ben barmhertich die HERE dijn God) ist dat ghi van tmidden van v afdoet die ketene, ende aflaet den vingher voort te steken, ende te spreken dat niet orbaerlijck en is,

10

Als ghi den hongherende v ziele wtstorten sult, ende die vernederde ziele versadet, dan sal v licht in die duysternisse opgaen, ende v duysternisse sal ghelijck den middach zijn.

11

Ende die HERE v God sal v altoos Ga naar margenoot* ruste gheuen,) ende hi sal v ziele Ga naar margenoot* met claerheden) versaden, ende hi sal v beenen Ga naar margenoot* verlossen) Ga naar margenoot+ ende ghi sult zijn ghelijck eenen vochtigen hof, ende ghelijck een sprincadere des waters, wiens wateren niet en sullen ghebreken.

12

Ende die Ga naar margenoot* verlatene) der eewen sullen van v ghetimmert worden, die Ga naar margenoot* fundamenten des gheslachts ende gheslachten) sult ghi verwecken, ende ghi sult heeten een tuynder des ghebroken tuyns, afkeerende die paden des onrechtuaerdicheden.

13

☞ Ist dat ghi afkeert dinen voet vanden, Saboth uwen wille in minen heylighen daghe te doen, ende dat ghi noemt den Saboth der wellust, den heylighen des HEEREN, ende ist dat ghi hem eerwaerdicht, als ghi uwe weghen niet en doet, ende dat v begheerlicheyt niet en worde gheuonden, dat ghi gheen onnut woort en spreect.

14

Dan sult ghi inden HEERE verlusticht worden, ende ick sal v verheffen bouen die hoochten der aerden, ende ick sal v opuoeden met die erffenisse Iacobs ws vaders, want des HEREN mont heuet ghesproken.

[pagina L6r]
[p. L6r]

§ Dat God machtich is te helpen, ende goedertieren om te verhooren maer onse sonden behinderent, Ende van die wapenen daer God mede ghewapent is.

margenoot+
A
margenoot*
th. wter kelen en sparet niet.
margenoot*
the. boosheyt.

margenoot+
B

margenoot*
th. ioczeelen
margenoot*
the. verdructen.

margenoot*
th. ontfanghen.

margenoot+
C
margenoot*
ten is niet int heb.

margenoot*
th. leyden.
margenoot*
the. in die droochte.
margenoot*
th. vermaken.
margenoot+
D

margenoot*
th. woestijnen.
margenoot*
th. die eewighe fundamenten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken