Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .lxvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt seyt die HERE, Den hemel is minen stoel, ende die aerde mijn voetenbancke, Welcke is doch dat huys, dat welcke ghi mi timmeren sult, ende welck is dese plaetse mijnder rustinge? ☜

[pagina L8v]
[p. L8v]

2

☞ Mijn hant heeft alle dese dinghen ghemaect, ende alle die dinghen werden, seyt die HEERE, Maer tot wien sal ic sien, dan alleen totten armen, ende gebrokene van geeste, ende die ontsiet mijn redenen.

3

Die eenen os slaet om te offeren, als die eenen man dootslaet die een huysbeestken dootslaet, als die eenen hont die hersene wt smit, die een Ga naar margenoot* gifte) offert, gelijc die gene die swinen bloet offert, die des wieroocs gedenct, gelijc die den afgod gebenedijt, Si hebben alle dese dingen in haer wegen vercoren, ende haer zielen hebben in vereysinghe wellust gehadt.

4

Hierom sal ic haer bespottinge wtkiesen, ende ic sal hen comen laten, dat si vreesden, Want ic heb geroepen, ende daer en was geen die antwoorde, Ga naar margenoot+ Ic sprac, ende si en hoorden niet, ende si deden quaet voor mijn oogen, ende si vercoren dat ic niet en wilde.

5

☞ Hoort des HEREN woort, ghi die van sinen woorde beeft, Vwe broeders die v hateden die v verworpen om minen name, seyden, Laet den HEERE gepresen worden, ende wi sullent sien in uwe blijscap, Maer si sullen beschaemt worden.

6

Die stemme des volcs vander stat, die stemme vanden tempel, die stemme des HEEREN, die doet die wedergeldinghe, sinen vianden.

7

Eer dat in sinen arbeyt was, baerde si, ende eer dat die smerte quam, bracht si een manneken voort.

8

Wie heeft oyt soodanige dingen gehoort? Wie heeft dies gelijc ghesien? sal die aerde ooc in eenen dach baren? Ga naar margenoot+ oft sal dat volc ooc tot eender reysen geboren worden? want Sion heeft in arbeyt gegaen ende haer kinderen gebaert.

9

Sal ic ooc niet, die dander dede baren selue baren, seyt de HERE? Oft ic die dandere vruchtbaer make, sal ic onuruchtbaer wesen? seyt die HERE v God.

10

Verblijt v met Ierusalem, ende verhuecht in haer alle diese beminnen, Verblidet met haer in blijschappen, alle die ouer haer schreydet,

11

op dat ghi moecht suyghen ende verzaet worden, vande borsten haerder vertroostinge, om dat ghi moecht melcken ende oueruloeyen van wellusticheden, van alle haerder eeren.

12

Ga naar margenoot+☞ Want dit seyt die HERE. Siet, ic sal Ga naar margenoot* nedercomen ouer haer, gelijc eenen stroom des vredes) ende gelijc eenen stroom, oueruloeyende die eere der heydenen, die welcke ghi sult suygen, ghi sult aen die borsten ghedragen worden, ende op die knien salmen v smeeken.

13

Ghelijc een dien zijn moeder troost, also sal ic v troosten, ende in Ierusalem suldi troostinge ontfaen.

14

Ga naar margenoot+Ende ghi sult sien, ende v herte sal verblijden, ende uwe gebeenten sullen ghelijck gras wtspruyten, ende des HEEREN hant sal bekent [kolom] zijn sinen knechten, ende sal hem verbelgen tegen zijn vianden.

15

Want siet die HEERE sal in een vier comen, ende gelijck eenen wintstorme sullen zijn wagens zijn, Hi sal Ga naar margenoot* weder geuen), in veronwaerdicheyt sinen throon, ende in zijn berispinge, met des viers vlammen.

16

Want die HEERE sal met vier oordeelen ende met sinen swaerde aen alle vleesch, ende die ghedoode sullen menichfuldich worden vanden HEERE.

17

Ga naar margenoot* Die gheheylicht werden, ende meynden, dat si suyuer waren in die houen, achter die dore binnen), die aten swinen vleesch ende vereysinge, ende die muys, si sullen tesamen vernielt worden, seyt de HERE.

18

Want ic come, om haer wercken ende haer gedachten te vergaderen met allen heydenen ende tongen, Ga naar margenoot+ ende si sullen comen, ende mijn heerlicheyt sien.

19

Ende ic sal in hen een teeken setten, ende ic sal wt hen die behouden zijn totten heydenen leyden Ga naar margenoot* tot die zee) in Affriken, in Lidien, die dat gescut houden, in Italien, ende griecken lant, tot verre eylanden, tot den genen die van mi niet ghehoort en hebben, ende mijn heerlicheyt niet gesien en hebben, Ende si sullen mijn heerlicheyt vercondigen onder die heydenen.

20

Ende si sullen alle uwe broeders brenghen wt alle volcken, den HERE tot Ga naar margenoot* eender offerhanden), op paerden ende wagens, ende op rosbaren, ende op muylen ende karren tot minen heyligen berch Ierusalem, seyt die HEERE, ghelijc als die kinderen, van Israel, Ga naar margenoot* die offerande) brengen, in een reyn vat tot des HEEREN huys.

21

Ende ic sal wt desen, tot priesters ende Leuiten nemen, seyt die HEERE.

22

Want gelijck den nieuwen hemel, ende die nieuwe aerde, die ic doe staen voor mi, seyt die HEERE, Ga naar margenoot+ also sal uwe zaet ende uwen naem staen.

23

Ga naar margenoot* Ende die maent sal wesen wter maent, ende den Sabboth wt den Sabboth.

Ende alle vleesche sal comen), om voor mi te aenbidden, seyt die HEERE.

24

Ende si sullen wtgaen, ende sien die doode lichamen der mannen die tegen mi ouer getreden hebben, Haeren worm en sal niet steruen, ende haer vier en sal niet wtghebluscht worden, ende si sullen Ga naar margenoot* tot een versadinghe des visioens allen vleesche zijn.)

§ Hier eyndt die Propheet Esaias.

margenoot+
A

margenoot*
the. spijsoffer

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot*
th. den vrede ouer haer wt strecken ghelijc een vloet.

margenoot+
E

margenoot*
theb. bewisen.

margenoot*
the. die hen heylichden midden inden houen deen naden anderen

margenoot+
F

margenoot*
th. in Tharsis

margenoot*
the. spijsoffer.
margenoot*
thebr. den spijsoffer.

margenoot+
G

margenoot*
th. Dan sal alle vleesch alle maent ende alle sabboth comen

margenoot*
theb. allen vleesch verdrietelijck zijn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken