Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina M1r]
[p. M1r]

Hier begint die propheet Ieremias.

§ Van wat geslacht die propheet Ieremias was, ende in wat tijt dat Ieremias propheteerde, Ende hoe Ieremias geheylicht ende een propheet den heydenen gestelt ende gesonden wert Ende hoe hi preken soude.

§ Dat eerste Capittel.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+DIe woorden Ieremie Ga naar margenoot* Helchie) sone, een vanden priesteren, dye in Anathot, ende in Ben Iamins lant waren.

2

Dwoort des HEREN, dat tot hem gheschiet was, in Iosias Amons sone, des conincs van Iuda dagen, inden derthiensten iaere zijns rijcs

3

Ende het was ooc tot hem gheschiet in Ga naar margenoot* Ioachims) Iosias sone, des conincs van Iuda dagen, Ga naar margenoot+ totten eynde vanden elfsten iare Ga naar margenoot* Sedechias) Iosias sone des conincs van Iuda, Totter oueruoeringhe van Ierusalem in de vijfste maent.

4

Ende des HEREN woort is tot mi geschiet, seggende,

5

Eer dat ick v maecte, inden buyck, soo kende ick v, ende eer dat ghy wt quaemt door die vrouwelicheyt, soo heilichde ick v, ende ick gaf v eenen propheet inden heydenen.

6

Ende ick seyde Ga naar margenoot* A, a, a, HEERE) Godt, siet, ick en kan nyet spreken, ick ben een kint.

7

Ende die HEERE seyde tot mi, En wilt nyet segghen, ick ben een kindt, Want ghy sult tot allen den ghenen gaen, daer ick v toe seynden sal, Ende alle die dinghen die ic v beuelen sal, sult ghi spreken,

8

En ontsiet niet van haeren aensichte, want ic ben met v dat ick v verlossen sal, seyt die HEERE.

9

Ga naar margenoot+Ende dye HEERE stack zijn hant wt, ende hi raectede mijnen mont, ende die HEERE seyde tot mi, Siet, ic hebbe mine woorden gegheuen in uwen mont,

10

siet, ic heb v huyden gheset bouen die heydenen, ende bouen dye conincrijcken, dat ghi wtplucken sult, ende verstooren, ende verderuen, ende vernielen, ende stichten ende planten.

11

Ende des HEREN woort geschiede tot mi, seggende, Wat siet ghy Ieremia? Ende ic seyde, Ic sie een Ga naar margenoot* wakende roede)

12

Ende die HEERE seyde tot mi, Ghi hebt wel gesien want ic sal waken op mijn woort dat ict doen sal.

13

Ende des HEEREN woort gheschiede tot mi anderwerf, segghende, Wat siet ghy? Ende ick seyde, Ick sie eenen Ga naar margenoot* gloeyenden podt) ende zijn aensichte is vanden aensichte vant noorden.

14

Ende die HERE seyde tot mi Van dat noorden sal verthoont worden dat quaet, op alle die ghene die int lant woonen

15

Want siet, ic sal vergaderen alle die Ga naar margenoot* maech-[kolom]schappen vanden rijcke) vant noorden, Ga naar margenoot+ seyt dye HEERE, Ende si sullen comen, ende elc sal sinen coninclijcken setel setten inden inghanc vander poorten van Ierusalem, ende op alle haer mueren rontsomme, ende op alle die steden van Iuda.

16

Ende ic sal mijn oordeel met hen spreken van alre Ga naar margenoot* boosheyt, Want) si hebben mi verlaten, ende den vremden goden geoffert, ende hebben aengebeden die wercken haerder handen.

17

Hierom omgordet uw lendenen, ende staet op, ende segt hen al dat ick v beuele ☜ En verschrict v nyet van haeren aensichte, Want ick en sal v niet doen ontsien haer aensichte,

18

Want ic hebbe v huyden ghegheuen tot een verwaerde stadt, ende tot eenen yseren calomne, ende tot eenen metalen muer, op alle dat lant, den coningen van Iuda, ende sinen princen, ende den priesteren, ende den volcke vanden lande.

19

Ende si sullen tegen v strijden, ende si en sullen v niet verwinnen, Want ic ben met v seyt die HEERE, dat ick v verlossen soude

§ Ieremias leert wat hi moeste segghen, dat alle dat volc van Israel God niet en sochte, Ende hi straft die priesters ende die herders om der afgoden wille, Van die twee quaden die tvolc gedaen hadde, dat si die leuende fonteyne hadden verlaten, ende hadden hen onclare waterputten gegrauen, daer gheen water in en bleef.

margenoot+
A
margenoot*
th. Helkie

margenoot*
h. Ioiakim
margenoot+
B
margenoot*
th. zedekia

margenoot*
thebr. Ach heerschapper

margenoot+
C

margenoot*
the. Amandel roede

margenoot*
the. Siedenden pot

margenoot*
th. geslachten ende conincrijcken
margenoot+
D

margenoot*
the. misdaden dat


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken