Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MEn spreect, met een ghemeyn woordt, Ist dat een man zijn wijf laet, ende wech gaende, neemt si eenen anderen man, Sal hi ooc voortmeer tot haer wederkeeren Ga naar margenoot* En sal dat wijf niet onsuyuer ende besmet zijn?) maer ghi hebt oncuyscheyt gedaen met veel Ga naar margenoot* boelleerders) Nochtans keert weder tot mi, seyt die HEERE Ga naar margenoot* ende ic sal v ontfanghen)

2

Heft op dijn oogen Ga naar margenoot* int rechte) ende besiet waer ghi niet nedergheleyt en zijt, Ghy saedt in die wegen, ende ontbeydese, als een Ga naar margenoot* roouer) in die wildernissen, ende ghy besmettede dat lant met dijn oncuyscheyden ende met uwen quaden wercken. Ga naar margenoot+

3

Ga naar margenoot+Ende om dese dinghen soo zijn verboden die druppelen vanden regenen, ende den spadigen regen en was niet, V voorhooft is geworden gelijc eens hoeren voorhooft, ghi en hebt v niet willen schamen.

4

Hierom doch so heet mi voortane, mijn vader, ghi zijt die beleyder mijns maechdoms,

5

Sult ghi eewelijck vergramt wesen, oft sult ghi gedueren tot int eynde? Ende siet, ghi hebt gesproken ende gedaen quade dingen, ende ghi vermochtse Ga naar margenoot* Ende voor die woorden der penitencie hebdy geblasphemeert met woorden der hoouerdicheyt ende ghi hebt volbracht v quaet gedachte ende ghi thoondet tegen den man dine starcheyt, dat ghi sout mogen doen, dat ghi metten woorden ouerleyt hebt.)

6

Ga naar margenoot+Ende in Iosias des conincs daghen, seyde die HEERE tot mi, En hebt ghi niet gesien wat die afghekeerde van Israel ghedaen heeft? Si is wech gegaen bi haer seluen, op elcken hoogen berch, ende onder elcken gheloouerden boom, ende daer heeft si haer oncuyscheyt gedaen?

7

Ende ick seyde, doen si alle dese booscheden gedaen hadde, Keert weder tot mi, ende si en keerde niet weder, Ende Iuda haer suster de ouertredersse saecht,

8

want om dat die wederspannige van Israel ouerspel gedaen hadde, dat icse verlaten had, ende dat ic haer ghegheuen hadde eenen scheydtbrief Ende die ouertredersse Iuda haer suster die en ontsach haer niet, Maer si ghinck oock wech, ende dede selue oncuyscheyt,

9

ende metter Ga naar margenoot* lichtheit) haerder oncuyscheit besmette si dat lant, ende heeft oncuyscheyt gedaen met steen ende hout,

10

Ende in allen desen, soo [kolom] en is haer suster die ouertredersse Iuda tot mi niet weder gekeert met geheelder herten maer met luegenen, seyt die HEERE.

11

Ende die HEERE seyde tot mi, Die wederspannige Israel, rechtuaerdichde haer ziele, om haer te gelijcken die ouertredersse Iuda.

12

Ga naar margenoot+Gaet, ende roept dese woorden tegen dat Noorden, ende ghi sultse seggen, Afkeerighe Israel keert weder, seyt die HEERE, ende ic en sal mijn aensichte niet afkeeren van v luiden, want ic ben Ga naar margenoot* heylich) seyt die HERE, ende ic en sal niet eewelijc veegramt worden,

13

nochtans weet, ende kent v boosheit, want ghi hebt teghen den HEERE uwen God ouer ghetreden, ende ghi hebt vremden luyden uwe wegen gestroeyt, onder elc geloouert hout, ende ghi en hebt mijn stemme niet gehoort, seyt die HEERE.

14

Bekeert v o kindereren, ende keert weder seyt die HEERE, want ic ben uwe man, ende ick sal v aennemen eenen wter stadt, ende twee van eenen maesscap, ende ic sal v leyden in Sion

15

Ga naar margenoot+ende ic sal v herders geuen na mijn herte, ende si sullen v weyden met konste ende leeringen

16

Ende als ghi vermenichfuldicht sult zijn, ende gewassen inden lande, in dien dagen (seyt die HEERE) soo en sullen si nimmermeer seggen, die arcke des verbonts des HEREN ende si en sal niet opcomen int herte, noch si en sullens niet gedencken, noch men en salse niet versoeken, noch menen fals voortmeer niet Ga naar margenoot* maken

17

In dien tijden sal Ierusalem geheeten worden, des HEEREN conincliken stoel, ende alle heydenen sullen tot Ierusalem vergadert worden inden naem des HEEREN ende si en sullen na die boosheyt van haeren alderquaetsten herten niet meer verwandelen.

18

Dat huys van Iuda sal in dien dage gaen totten huyse van Israel, Ga naar margenoot+ ende si sullen tesamen comen van dat Noorden lant, totten lande dat ick uwen vaderen gegeuen hebbe,

19

☞ want ic seyde, Hoe sal ick v tot kinderen gesetten ende v dit begheerlijc lant gegeuen? die heerlike erue vanden heyrscharen der heydenen Ende ic seyde, Ghi sult mi uwen vader heeten ende en sult niet ophouden in te gaen na my.

20

Maer ghelijck een wijf haeren liefhebber versmaet heeft, also heeft mi dat huys van Israel versmaet, seyt die HEERE.

21

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot* Inden wegen) is een stemme gehoort, Ga naar margenoot+ dat geween ende gehuyl der kinderen van Israel want si maecten haeren wech onrechtueerdich, si hebben des HEEREN haers Gods vergeten.

22

Wort bekeert o kinderen, wederkeerende, ende ic sal v afkeeringe genesen, siet wi comen tot v, want ghi zijt die HEERE on-

[pagina M2v]
[p. M2v]

se God,

23

Sekerlijc die hueuelen waren luegenachtich, ende ooc die menichte vanden bergen, Die salicheyt van Israel is warctelijck inden HEERE onsen God.

24

Bescaemtheyt heeft den arbeyt onser vaderen gegeten, van onser iuecht aen, haer Ga naar margenoot* kudden ende haer vee) haer sonen ende haer dochteren.

25

Wi sullen in onser bescaemtheit slapen, ende onse scande sal ons ouerdecken, want wi ende onse vaders hebben den HERE onsen Gode gesondicht, ☞ van onser ioncheit tot desen dage toe, Ende wi en heben die stemme des HEEREN ons Gods nyet ghehoort

§ Hoe den volcke genade beloeft wort, ist dat si haer herte besniden, Ende hoe Iuda door die Assyriers, om dat si hen niet en bekeerden verdoruen wert, Ende hoe die propheet droef was, om dat zijn volc te niet ginc

margenoot+
A
margenoot*
h. maer hi houdet dat selue aertrijcke voir onsuyuer
margenoot*
th. herders
margenoot*
ten is niet int hebree.

margenoot*
the. op dat hooghe
margenoot*
the. Arabisce herder
margenoot+
esaie. xiij d

margenoot+
B

margenoot*
ten is niet int heb.

margenoot+
C

margenoot*
the. geroep

margenoot+
D
margenoot*
th. goedertieren,

margenoot+
E

margenoot*
th. gebruyben

margenoot+
F

margenoot+
G
margenoot*
th. Op dat hooge
margenoot+
Matt. ij.c.

margenoot*
h. scapen ende haer runderen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken