Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ISrael, ist dat ghi wederkeert Ga naar margenoot* tot mi) seyt die HERE, so bekeert v tot mi, Ist dat ghi van minen aensichte v boosheyt daer ghi mi mede vertoornt hebt wechdoet, so en suldy niet Ga naar margenoot* beroert) worden.

2

Ende ghi sult sweren, Die HERE leeft, inder waerheyt, ende in oordeel, ende in rechtueerdicheit, Ende die heydenen sullen hem gebenedien ende louen,

3

want dit seyt die HEERE, den manne van Iuda ende den inwoondere van Ierusalem, Vernieut v nieuwe lant, ende en wilt op die doornen nyet zaeyen.

4

☞ Besnidet v den HERE, ende doet dat ouerslofken van uwert herten wech, ghi mannen van Iuda, ende ghi inwoonders van Ierusalem, op dat messcien mijn toornicheyt niet wt en come als een vier, ende ontsteken worde, ende niemant en si diet wtblusschen mach, om die boosheyt uwer gedachten.

5

Ga naar margenoot+Vercondiget in Iuda, ende latet hooren in Ierusalem, Spreect ende trompt metter trompet inder eerden roept starckelijc ende segt, Vergadert v, ende laet ons ghaen in die vaste steden,

6

heft op een Ga naar margenoot* teeken in) Syon, wort starc, ende en wilt niet staen Want ic brenge een quaet vant Noorden, ende een groote verderuinge,

7

Een leew is op ghecomen van zijnder slaepcamere, ende der heydenen roouer heeft hem gegeuen, His is wtgecomen van zijnder stadt, om uwe lant verwoest te maken, Vwe steden sullen verwoest worden, ende sonder inwoonder bliuen,

8

Ga naar margenoot+Hierom gordt v met Ga naar margenoot* haren cleederen,) ende weent ende huylt, want die gramscap des toorns des HEREN en is niet afgekeert van ons

9

Ende tsal in dien dagen zijn, seyt die HERE dat des conincs herte verghaen sal, ende der princen herte, ende der priesteren sullen verwonderen, ende die propheten verbaest worden,

10

Ende ic seyde Ga naar margenoot* Ach, ach, ach, HEERE Godt hebdy dit volc dan niet bedroghen? ende Ierusalem seggende) Ghi sult vrede hebben? Ende siet dat swaert is comen tot inder zielen toe. [kolom]

11

Men sal in dien tijden desen volcke, ende tot Ierusalem seggen, In die weghen die inder woestinen zijn, is eenen barnenden wint, op dye weghen der dochteren mijns volcks, niet om te reynigen, oft om te wannen,

12

Wt desen sal mi eenen vollen Ga naar margenoot* gheest) comen, Ende nv sal ick mijn oordeel met hen spreken.

13

Ga naar margenoot+Siet, Ga naar margenoot+ hi sal opvaren als wolcken, ende als een onweder is sinen wagen, Sijn paerden zijn snelder dan die aernen, Wee ons, want wi zijn verwoest.

14

☞ Ierusalem, wasscet v herte vander boosheyt, op dat ghi behouden wordet, Hoe langhe sullen die Ga naar margenoot* quade) gedachten in v woonen?

15

Want die stemme is eens bootschappers van Dan, ende die laet hooren Ga naar margenoot* den afgod) van Ephraims berch.

16

Segt den heydenen, Siet, tis ghehoort in Ierusalem dat die wachters van verren lande gecomen zijn, om haer geluyt te geuen, ouer die steden van Iuda.

17

Ga naar margenoot+Si zijn op Ierusalem gheworden als wachters der arcken al om ende om, Want si heeft mi tot gramscap verwect, seyt die HEERE,

18

Vwe wegen ende uwe ghedachten hebben v dese dingen daer gedaen, Dit is uwe boosheyt, want si is bitter, ende si heeft v herte geraect.

19

Minen buyck, minen buyck heeft pine, die sinnen mijnder herten, zijn in mi verstoort, Ick en sal niet swigen, Want mijn ziele heeft dat gheluyt der trompetten ghehoort, dat gheroep des strijdts.

20

Druck isser geroepen op druck, ende alle dat lant is verwoest, Mijn wooningen zijn snellijc verwoest, haestelijck mijn vellen,

21

Hoe langhe sal ic sien die Ga naar margenoot* ghene die vlieden) ende dat geluyt der trompetten hooren?

22

Want mijn volck sot is, ende niet en bekende, so zijn si sotte kinderen ende onwijs van herten, ☞ Si zijn wijs om quaet te doen, maer si en consten niet wel doen.

23

Ic aensach deertrijc, ende siet, twas Ga naar margenoot* ydel ende te niete) Ende die hemelen, ende daer en was gheen licht in hen.

24

Ga naar margenoot+Ic sach die bergen ende siet, si werden beroert, ende alle hueuelen, ende si werden verstoort,

25

Ic sach, ende siet, daer en was gheen mensce, Ende dat geuogelte des hemels ginck wech.

26

Ic aensach, ende siet, die vruchtbaer berch Carmelus was verwoest lant, ende verlaten, ende alle zijn steden waren verdoruen vanden aensichte des HEEREN ende vanden aensichte zijnder gramschapen

27

Want dit seyt die HEERE, Alle dlant sal woest zijn, maer nochtans en sal ict niet heel te niete doen.

28

Die eerde sal weenen, ende die hemelen van bouen sullen droeue zijn, om dat ict gesproken hebbe, Ick hebt ghedacht, ende ten is mi niet berouwen, noch ic en bender niet

[pagina M3r]
[p. M3r]

af ghekeert.

29

Ga naar margenoot+Die gheheele stadt vliede, van der reysegers, ende der schutters stemme, Si ghingen in die dicke wouden, ende clommen in die steenrootsen, Alle die stadt wert verlaten, ende daer en woonde gheen mensche inne,

30

Ende als ghi verwoeyst sult zijn, wat suldy dan doen?

Als ghi met rooden siden cleederen ghecleedt sult worden, ende verciert met een gulden voorspansele, als ghi uwe ooghen bestriken sult met oogensalue, so suldy v te vergeefs behaghelijck maken, Want uwe boeleerders hebben v versmaet, si Ga naar margenoot* sullen v ziele soecken),

31

Want ick hebbe een stemme gehoort, gelijc eens vrouwen die in arbeit gaet die noot, als eens wijfs die Ga naar margenoot* een kint) baert Die stemme der dochter van Sion, is onder die ghene die steruen, ende die haer handen wtsteken, Wee mi, want mijn ziele is crachteloos geworden, om die ghene die verslagen zijn

§ Hoe God dat gelooue onder dat volck soect, Ende die Propheet ghaet tot die verharde, ende predict, dat Iuda verwoest sal worden niet alleen om des volcs sonden, maer oock der princen, Ende den hoop der sonden van Ierusalem wort hier bescreuen, waerom datter den heydenen geleuert wert ende vant volck dat God niet en vreesde.

margenoot+
A
margenoot*
ten is niet int hebree.
margenoot*
the. verdreuen

margenoot+
B

margenoot*
th. baniere teghen

margenoot+
C
margenoot*
the. sacken

margenoot*
thebr. Ach heerschapper Heere hoe hebdy dit volc ende Ierusalem so zeer laten verleyden datmen geseyt heeft

margenoot*
thebr. wint

margenoot+
D
margenoot+
Sapie. i.a

margenoot*
the. sorchfuldighe

margenoot*
th. een sorchuldicheyt

margenoot+
E

margenoot*
th. baniere

margenoot*
th. woeyst ende verlaten

margenoot+
F

margenoot+
G

margenoot*
h. staen na uwe leuen

margenoot*
h. haer eerste kint

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken