Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xvi. capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEEREN woort gesciede tot mi, seggende

2

Ghi en sult v geen wijf nemen, ende in dese stadt en suldy sonen noch dochteren hebben.

3

Want dit seyt die HERE op die sonen ende op die dochteren die in dese stadt gheuonden worden, ende op haer moederen diese gewonnen hebben, ende op haer vaderen, van welcker geslachte dat si geboren zijn in desen

[pagina M8r]
[p. M8r]

lande.

4

Sy sullen steruen Ga naar margenoot* metter doot der quelender) Men en salse niet beweenen, ende men en salse niet begrauen, si sullen zijn inden drec op dat aensicht vanden lande. Ende si sullen verteert worden metten swaerde ende metten hongher Ende haer doode lichaem sal zijn spise der vogelen des hemels, ende den beesten des lants,

5

Want dit seyt die HERE, En gaet in gheen Ga naar margenoot* huys des brassens) noch en gaet niet om te weenen, noch en vertroostse niet, want ic heb van desen volcke minen vrede wech genomen, seit de HERE, ontfermherticheyt ende barmherticheyt.

6

Ende die groote ende die cleyne sullen steruen in desen lande, men en salse niet begrauen, Ga naar margenoot+ ende men en salse nyet beweenen, ende si en sullen hen niet snijden, noch men en sal gheen caluheyt voor hen maken,

7

Ende si en sullen onder hen geen broot breken den ghenen die weent, om te vertroosten opten dooden, ende si en sullen hem niet gheuen den dranck vanden beker, om te vertroosten van haeren vader ende haer moeder.

8

☞ Ende ghi en sult niet gaen int huys der maeltijden om met hen te sitten, ende te eten ende te drincken,

9

Want dit seyt dye HERE der heyrscharen God van Israel, Siet, ick sal voor uwe oogen van deser plaetsen, ende in uwe dagen wech doen die stemme der blijscappen, ende die stemme der vruechden, ende des bruydegoms stemme, ende der bruyt stemme.

10

Ende als ghy desen volcke gebootscapt hebt alle dese woorden, ende si v segghen, Waer om heeft dye HERE op ons gesproken al dit groot quaet? welck is onse boosheyt, Ga naar margenoot+ oft welc is onse sonde dye wy ghesondicht hebben den HERE onsen Gode?

11

So suldi tot hen seggen, Want uwe vaders hebben mi gelaten seyt die HERE, ende si zijn wech gegaen na vremde goden, ende hebbense ghedient, ende hebbense aengebeden, ende hebben mi verlaten, ende en hebben mijn wet niet gehouden,

12

Maer ooc hebdi qualiker gedaen dan uwe vaders, Want siet, elck wandelt na zijnder quader boosheyt zijnder herten, om dat hi mi niet hooren en soude.

13

Ende ic sal v verworpen wt desen lande in een landt dat ghi noch uwe vaders niet en kent, Ende ghy sult daer dach ende nacht dienen vremde goden, die v geen ruste geuen en sullen,

14

Hier om, siet, so comen die dagen, seyt die HERE, ende men sal niet meer seggen, Die HERE leeft die die kinderen van Israel wt Egypten leyde,

15

Maer die HERE leeft, die de kinderen van Israel geleyt heeft wten lande van noorden, ende wt allen landen daer icse toe verworpen hadde, ende ic salse weder brenghen in haer lant, dat ic haeren vaders gaf,

16

Siet, ic sal veel visschers seynden, seyt dye HERE, ende si [kolom] sullense visschen. Ga naar margenoot+ Ende hier na sal ic hem seynden veel iagers, ende si sullense iagen van elcken berghe, ende van elcken hueuele, ende wten holen vanden steenen,

17

want mijn oogen zijn op alle haere wegen, Si en zijn niet verborgen van minen aensichte, ende haer boosheyt en was niet verborgen van minen oogen.

18

Ende ic sal hen eerst Ga naar margenoot* betalen haer tweeuoudighe boosheden ende sonden) want si hebben mijn lant besmet metten dooden lichamen van haeren afgoden, ende met haer afgrijselicheden hebben si mijn erfdeel veruult.

19

HERE ghi zijt mijn stercheyt, ende mijn vromicheyt, ende mijn toeulucht inden daghe mijns drucs, Tot v sullen dye heydenen comen vanden eynden der werelt, ende segghen, Warachtelijc onse vaders besaten dye luegenen, Ydelheyt, die hen niet en vorderde.

20

Sal een man tot sinen behoef goden maken? Ende ten zijn geen goden,

21

Hierom, siet, sal ic hen thoonen in dese reyse, ic sal hen thoonen mijn hant ende mijn cracht, ende si sullen weten dat minen naem is, die HEERE.

§ Van die herdicheyt der sonden der Ioden, Hoe hi die op eenen mensch betrout, vermaledijt wort, ende gebenedijt die op God betrout, Van des menschen argen ongrondeliken herte, vanden Sabot.

margenoot+
A

margenoot*
th. met menigherley crancheyt

margenoot*
the. claech huys

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
thebr. haer misdaden ende sonden dubbelt betalen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken