Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEEREN woort geschiede tot mi, seggende,

2

des menschen sone, set v aensicht tot Ierusalemwaert, ende roept ten heyligen plaetsen waert, ende propheteert tegen dat lant van Israel,

3

ende ghi sult den lande van Israel seggen, Dit seyt die Ga naar margenoot* HERE God) Siet, ic spreke tot v, Ic sal mijn swaert trecken wter scheide, ende ic sal onder v verslaen den rechtuaerdigen, ende den ongodliken

4

Ende om dat ic onder v Ga naar margenoot* verslagen heb) den rechtuaerdighen ende den quaden, hierom sal mijn zwaert wt zijnre scheyden comen, tot allen vleesch vant zuyden totten noorden,

5

ende dat alle vleesch weten sal, Ga naar margenoot+ dat ic die HERE, mijn swaert wt zijnder scheyden getrocken heb Ga naar margenoot* onwederroepelijc)

6

Ende ghi des menschen sone versucht Ga naar margenoot* in die in stucken wriuinge vanden lendenen) ende ghi sult voor hen versuchten Ga naar margenoot* in de bitterheden)

7

Ende als si tot v seggen sullen waerom versucht ghi? So sult ghi seggen, Om des geruchts wil, want tcoemt, ende alle herte sal Ga naar margenoot* versmilten) ende alle handen sullen sonder macht zijn, ende alle Ga naar margenoot* gheest) sal cranc zijn, ende ouer alle knien sullen wateren vloeyen

[pagina R1v]
[p. R1v]

Siet, het coemt, ende het sal geschieden, seit die Ga naar margenoot* HEERE God.)

8

Ende des HEEREN woort gesciede tot mi segghende,

9

Des menschen sone, propheteert, ende ghi sult seggen, Dit seit de Ga naar margenoot* HERE God) Spreect, Dat swaert, dat swaert is geslepen ende geuijlt,

10

ende om intwee te houwen die offerhande, Ga naar margenoot+ so ist gescharpt, om dattet blincken sal, so ist geuijlt Ga naar margenoot* Ghi, die mijns soons cepter roert, hebt alle hout afgehouwen)

11

Ende ic hebt gegheuen te schauene, om datment metter hant houden sal, Dit swaert is ghescharpt, ende dit is gheuijlt, om dattet zijn sal in des ghenen hant die dootslaen sal.

12

Des menschen sone, roept, ende huylt, want dit swaert is gemaect tot minen volcke, dit is in allen den vorsten van Israel die geuloden waren, si zijn den swaerde Ga naar margenoot* gheleuert) met minen volcke.

Hierom slaet op v dgie,

13

want het Ga naar margenoot* is geproeft, ende dat, alst die cepter omgeworpen heeft, en salt niet zijn, seyt die HEERE v God)

14

Ghi des menschen sone, propheteert hierom, ende slaet die een hant aen die andere hant, ende dat swaert worde gedobbeleert, ende dat swaert vanden ghenen die verslagen zijn, worde ghedrieuoudicht, Dit is tswaert vanden grooten dootslach, datse versteruen doet,

15

ende veruaeren metter herten, ende het vermenichfuldicht die vallen.

In allen haeren poorten heb ic gegeuen dat verstooren vanden scharpen swaerde, dat geuijlt is, om te blincken ende Ga naar margenoot* gecleet ten slage.

16

Wort gescarpt gaet) ter rechter oft ter slincker siden, so werwaert dat v aensicht Ga naar margenoot* begheert)

17

Ende ic sal ooc slaen metter hant aen die hant, ende Ga naar margenoot* voldoen) mine gramschap, Ic die HEERE hebt gesproken.

18

Ende des HEREN woort geschiede tot mi, seggende,

19

Ende ghi des menschen sone, Ga naar margenoot+ legt ghi v twee wegen dat des conincs van Babilonien zwaert come, Wt eenen lande sullen si beyde comen, Ende hi sal metter hant Ga naar margenoot* vangen die waerseggerie, int hooft des weechs vander stadt sal hi waerseggen)

20

Den eenen wech sult ghi legghen, dattet swaert come tot Rabbath van Amons kinderen, ende tot Iudam in Ierusalem die zeer vast is,

21

Want die coninck van Babilonien Ga naar margenoot* stont) op eenen scheywech, Ga naar margenoot+ in dat hooft van tween straten, soeckende waerseggerije, ende mengde die geschutten tsamen Hi vraechde den afgoden Ga naar margenoot* hi vraechde raet aen die ingewanden)

22

Tot zijnder rechter siden was waerseggerije gedaen, op Ierusalem, dat hi die Ga naar margenoot* rammen stellen soude, ende dat hi den mont opdoe inden dootslach, dat hi zijn stemme opheffe in gehuyle, ende dat hi ram-[kolom]men rechte tegen die poorten, ende den dijc toedrage, om bolwercken te settene

23

Ga naar margenoot* Ende hi sal zijn in haeren ooghen, als te vergheefs antwoort soeckende aen dantwoorde, ende als na volgende die ledicheyt van des Sabboths vierte, Maer hi sal der boosheyt gedencken om die stadt te winnen.)

24

Ga naar margenoot+Hierom seyt Ga naar margenoot* die HERE v God,) Om dat ghi ghedacht hebt uwe boosheden, ende hebt geopenbaert uwe ouerdadicheden, ende uwe sonden openbaer gheworden zijn, in allen uwen gedachten, Daerom segge ick, om dat ghi dat ghedacht hebt, soo suldy metter Ga naar margenoot* hant) gheuanghen worden.

25

Ende ghi ghemeyn ende ongoddelijcke leytsman van Israel wiens dach dat coemt, ende voorgeschict is inden tijt der boosheit.

26

Dit seit die Ga naar margenoot* HEERE God) doet af den mitere, doet wech die croone, Ga naar margenoot* En is dit die niet, die den ootmoedigen op verhief, ende den hooghen vernederde?

27

Boosheyt, boosheit, boosheit, sal icse setten) Ende dit en is niet geschiet, voor dat hi comen sal, wiens dat oordeel is, ende ick salt hen ouerleueren.

28

Ende ghi des menschen sone propheteert ende segt, Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE God) tot Amons kinderen, ende tot haeren lachtere, Ende ghi sult seggen, Swaert, swaert gaet wter sceiden om doot te slaen, vijlt v, dat ghi doot slaetst

29

ende blincket, als si v die ydelheden sagen ende voorseyden v lueghenen, dat ghi sout worden gegeuen, op der ongodlicker gewonder halsen, welcker dach comen sal, die voorgeschict is inden tijde der boosheit,

30

Keert weder tot uwer scheyden in die plaetse daer ghi geschapen waert. Int lant uwer geboorten sal ic v oordeelen,

31

ende storten wt op v mijn gramschap, Inden vier mijnre gramscap sal ic in v blasen, Ga naar margenoot+ ende ic sal v in sotter menschen handen gheuen ende die verderffenisse maken sullen,

32

Ghi sult den viere spise zijn, Ende v bloet sal int midden van dat lant zijn, ghi sult der veghetentheyt gheleuert worden, Want ic die HEERE hebt ghesproken.

§ Dwoort Gods teghen Ierusalem, om der bloetstortinghen wille, ende om die oneeringhe der ouderen ende veel ander quaets, Ende dat tvolc tsamen soude worden geblasen ghelijc metael int forneys.

margenoot+
A

margenoot*
h. heerscappende here

margenoot*
th. verslaen sal

margenoot+
B
margenoot*
h. dat nymmermeer ingesteken en sal worden.

margenoot*
h. dat v die lendenen kraken mogen
margenoot*
th. bitterlic

margenoot*
the. vertsagen
margenoot*
theb. moet
margenoot*
thebr. heerscappende HEERE

margenoot*
thebr. heerscappende HEERE

margenoot+
C
margenoot*
h. Hoe, souden wi ons des verhuegen, want daer gheen hout en is tegen mijns soons roede § Dat is, alle der heydenen straffingen sullen gheheel licht zijn, tegen der Israëliten straffinge.

margenoot*
the. vergadert

margenoot*
theb. ware sonder dat genoech gecastijdt, al waert, dat die cepter niet en ware, seyt die heerschappende heere

margenoot*
h. ingebonden op den slach maect v op een side, het si

margenoot*
th. ghestelt is

margenoot*
th. doen rusten

margenoot+
D
margenoot*
th. scheppen int voorste vanden wege sal hi een stat verkiesen

margenoot*
h. sal staen
margenoot+
E
margenoot*
th. ende besach aen een leuere

margenoot*
h. hooftluiden § Rammen zijn oorloochs instrumenten diemen voirtijts ghebruyct heuet, de statpoorten mede open te stooten.

margenoot*
h. Maer si sal alwaer segghen te vergheefs bedencken, oft zijt wel seuenmael seuenmael proeuen. Maer die vermaent hen tot die misdaet, van dierwegen si goet te vaen waren.

margenoot+
F
margenoot*
h. heersappende here
margenoot*
the. gewelt

margenoot*
thebr. heerscappende Heere
margenoot*
the. Die nedere wilt hem verheffen daer die verheuene toch vernedert moet worden, verderuen, verderuen verderuen wil ict

margenoot*
h. heerscappende HERE

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken