Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxii. Capittel.

1

ENde des HEREN woort geschiede tot mi, segghende,

2

Ende ghi des menschen sone, Ga naar margenoot+ en oordeelt ghi niet die Ga naar margenoot* stadt des bloets?)

3

Ende ghi sult haer thoonen alle haer afgrijselicheden, Ende ghi sult seggen, Dit seyt die Ga naar margenoot* HERE God) O ghi stadt bloet wtstortende int midden van haer seluen, op dat haeren tijt comen soude, Ende die afgoden maecte, tegen haerseluen, om besmet te worden,

4

Ghi hebt misdaen in uwen bloede, dat van v wtgestort

[pagina R2r]
[p. R2r]

is, ende ghi zijt besmet met uwen afgoden die ghi gemaect hebt, Ende ghi hebt doen genaken v dagen, ende ghi hebt toegebracht den tijt van uwen iaren, Hierom heb ic v, tot lachter gegeuen, Ga naar margenoot+ onder den heydenen, ende tot bespottinge allen landen

5

die bi v, ende verre van v zijn.

Ende die sullen triumphe houden van v ghi besmette, edele, groot in verderffenissen

6

Siet, die princen van Israel, een yegelijc heeft in sinen arm bloet wt te storten, in v gebruyct,

7

si hebben, in v, vader ende moeder lachter aengedaen, Den toecomelinc hebben si ouerdaet gedaen, int midden van v, ende si hebben onder v die weesen ende die weduwen Ga naar margenoot* bedroeft)

8

☞ Ghi hebt mine heylige plaetse versmaet, ende mine sabbathen ontheylicht,

9

Mannen die quaet achter spraken, waren in v om bloet te wt stortene, Ende op die bergen aten si in v, si hebben misdaet gedaen int midden van v.

10

Die schamelheden haers vaders hebben si ontdekt in v, Ende die onsuyuerheyt des wijfs die haer maent suyueringe hadde, hebben si vernedert in v,

11

Ende elck heeft onmenschelicheyt ghedaen met zijns naesten wijf, Ende die sweer heeft zijns soons wijf ongeoorloft besmet, Dye broeder heeft zijn suster zijns vaders dochter in v vercracht,

12

Si hebben bi v giften ontfangen, om bloet wt te storten, Ga naar margenoot+ Ghi hebt gewoeckert, ende dat ouer den woecker quam ontfaen, ende ghi hebt gierichlijck uwen naesten ouerlogen int rechte, ende ghi hebt mijns vergeten, seyt die HERE v God,

13

Siet, ick hebbe mijn handen te samen geslagen, ouer uwe giericheyt die ghi gedaen hebt, ende ouer dat bloet dat int midden van v wtgestort is.

14

Salt uwe herte gedoogen, ofte sullens uwe handen te bouen comen, inden dage, dien ick v maken sal? Ga naar margenoot+ Ic die HEERE hebt gesproken, ende ic salt doen.

15

Ende ic sal v verstroeyen onder de Ga naar margenoot* geslachten,) ende ic sal v waeyen inden landen, Ende ic sal van v doen gebreken uwe onsuyuerheyt,

16

Ende ic Ga naar margenoot* sal v besitten) inder heydenen aenschouwen, ende ghi sult weten dat ick die HEERE ben.

17

Ende des HEEREN woort gesciede tot mi, ende hi seyde,

18

Des menschen sone, dat huys van Israel is mi verkeert in schuym van siluer, Alle dese zijn coper ende tin, ende yser, ende loot, int midden van eenen fornayse, zijn si geworden schuym van siluer.

19

Hierom seyt dit die Ga naar margenoot* HEERE v God) Om dat ghi alle verwandelt in scuym, hierom siet, so sal ic v vergaderen int midden van Ierusalem,

20

alsoomen vergadert siluer ende coper, ende ysere, ende tin ende loodt int midden vanden fornaeyse, ende ick salder [kolom] vier in ontsteken om te doen smilten.

21

Ga naar margenoot+Dus sal ic v vergaderen in minen toorn, ende in mijn gramschap, ende ic sal dan rusten,

22

Ende ic sal v smilten ende vergaderen, ende ic sal v verbranden metten viere mijns toorns, ende int midden van dien fornaeyse suldi ghesmolten worden, alsoomen siluer smilt int midden van eenen fornaeyse, alsoo suldi int midden van Ierusalem zijn.

Ende ghi sult weten dat ic die HEERE ben, als ic mine gramschap op v gestort sal hebben.

23

Ende des HEEREN woort gheschiede tot mi, seggende,

24

Des menscen sone, segt tot Ga naar margenoot* Ierusalem) Ghi zijt een onsuyuer lant, ende niet beregent inden dage der gramscap,

25

Verraderije der propheten is int midden van haer, Ga naar margenoot+☞ si verslinden die zielen als een briesschende leeu, die sinen roof vanct, Ghoet ende Ga naar margenoot* loon) ontfingen si, Si vermenichfuldichden haer weduwen int midden van haer.

26

Haer priesteren versmaden mine wet, ende besmetten mijn geheylichde plaetse, Ende si en hadden geen onderscheyt tusscen dat heylighe ende dat sonder heylicheyt was, ende si en verstonden niet tusscen dat besmet, ende suyuer was, Ende si keerden haer oogen van minen feestdagen, ende ic wert int midden van hen ontheylicht

27

Haer princen zijn int midden van haer als woluen die haeren roof begrijpen, om bloet wt te storten, Ga naar margenoot+ ende om die zielen te verderuen, ende gierichlijc ghewin na te volgen,

28

Maer haer propheten plactense met onghetemperden mortel, ydelheden siende, ende hen lueghenen propheterende, als si seyden, dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE Godt) alst die HEERE niet en sprack,

29

Dat volck vanden lande bedreef ghewelt, ende roofde met macht, Si Ga naar margenoot* quelden) die gebreckighe, ende den armen, ende den vremden, verdructen si met ouerdaet sonder oordeele,

30

Ende ic sochte van hen eenen man, die daer eenen tuyn soude tusscen setten, ende daer staen tegen mi, ouer dat lant, dat ict niet verderuen en soude, ende ic en vants niet,

31

Ende ic hebbe mijn gramschap op hen wtghestort, ende int vier mijns toornicheyts heb icse verteert, Ic hebbe haeren wech op haer hooft vergouden, seyt die Ga naar margenoot* HEERE Godt.)

§ Dat woort Godts teghen Oolam ende Oolibam ghesusteren hoeren, ende van haerder onsuyuerheden, ende van Godts wrake teghen haer, om der afgoden wille.

margenoot+
A
margenoot*
theb. bloetdorstighe stadt

margenoot*
thebr. heerscappende HEERE

margenoot+
B

margenoot*
h beswaert

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
h. heydenen

margenoot*
th. was van v ontheylicht

margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot+
E

margenoot*
theb. haer.

margenoot+
F
margenoot*
the. ghelt.

margenoot+
G

margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot*
h. beswaerden

margenoot*
h. heerscappende heere

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken