Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEEREN woort geschiede tot mi, segghende,

2

des menschen sone, twee wiuen waren eender moeder dochteren,

3

ende si deden oncuyscheyt in Egypten, in haere ioncheyt deden si oncuyscheyt, Daer werden haer borsten gedruct, ende die tepels Ga naar margenoot* haer-

[pagina R2v]
[p. R2v]

der iuecht) werden gebroken,

4

Ende haer namen waren Oola die meeste, ende Ooliba haer minste suster, Ende ic hadse, ende si baerden sonen ende dochteren. Ooc waren haer namen, Samarien, Oola, ende Ierusalem, Ooliba.

5

Aldus dede Oolla oncuyscheyt Ga naar margenoot* bouen mi,) ende si versotte op haer boelen op die van Assirien, die haer naeste waren,

6

ende gecleet waren met blaeuwen siden, die princen ende die edelste meesters, iongelingen der begeerlicheden, alle rosuolc die op paerden saten,

7

ende si gaf haer oncuyscheyt op hen, ende op alle die wtuercoren kinderen dier van Assyrien, ende aen alle den genen daer si aen versottede, wert si besmet met haeren onsuyuerheden.

8

Ga naar margenoot+Hierenbouen en liet si ooc niet die oncuyscheden, die si in Egypten gehadt hadde.

Want die mannen sliepen ooc met haer in haer ioncheyt, ende die braken die borsten Ga naar margenoot* haerder ioncheyt) ende storteden haer oncuysheyt op haer.

9

Hierom heb icse geleuert in die handen haerder liefhebbers, in die handen der kinderen van Assirien, op welcker wellusticheyt si versot was.

10

Si ontdecten haer schamelheyt ende namen haer, haer sonen ende haere dochteren wech, ende si sloegense doot metten swaerde, Ga naar margenoot* Ende het werden vermaerde wiuen, ende si deden die oordeelen in haer)

11

Als dit gesien hadde haer suster Ooliba, soo versotte si meer dan die, in wellusticheyt, ende haer oncuysheyt was bouen haers susters oncuysheyt,

12

tot dier van Assyrien sonen ende si boot den leytsmannen ende den edelen meesters, die tot haer quamen, gecleet met menigerhande cleederen, den rosuolcke die op paerden reden, ende alle iongelingen van heerlijcken maecsel.

13

Ga naar margenoot+Ende ic sach dat den eenen haerder beyden wech besmet was,

14

ende si vermenichfuldichden haer oncuysheden, Ende als si sach die mannen geschildert aen die want, dier van Caldeen beelden, gemaect met verwen,

15

ende met riemen gegort op haeren lendenen, ende dier geuerwede miters op haer hoofden, die forme van allen den leytsmannen, ende die gelijckenisse der sonen van Babiloninen, ende vanden lande van Caldeen daer si in gebroken waren,

16

so versotte si op hen metter begeerlicheyt van haeren oogen, ende si sant boden tot hen in Caldeen,

17

Ende als tot haer gecomen waren, die sonen van Babilonien Ga naar margenoot* totter camere van haeren mammen,) so besmetteden sise met haeren vuyle oncuysheden, Ende si wert besmet van hen, ende haer ziele wert verzaet van hen luyden.

18

Si maecte ooc haer oncuysheden bloot, ende ontdectede haer scamelheyt, Ende mijn ziele ginc wech van haer, also mijn ziele wech gegaen was van haer-[kolom]der suster.

19

Maer si vermenichfuldichde haere oncuysheden, ende ghedachte die dagen haerder ioncheyt, daer si in, oncuysheyt deden in dat lant van Egypten,

20

ende si versotte in haere oncuysheyt van haeren bislapen, der welcker vleesch is, als ezels vleesch, ende als der paerden vloet,

21

so is haer vloet wtuloeyende. Ende ghi hebt besocht dese misdaet dijnre ioncheyt, doen in Egypten v borsten neder geworpen werden, ende die mammen uwer ioncheyt ghebroken werden.

22

Hieromme Ooliba, dit seyt die Ga naar margenoot* HERE God) Ga naar margenoot+ Siet, ic sal verwecken alle uwe liefhebbers tegen v, vanden welcken uwe ziele verzaet is, Ende ic salse al om v vergaderen tegen v,

23

die sonen van Babilonien, ende alle die edele luyden van Caldeen, ende die Ga naar margenoot* tyrannen ende die princen) alle die sonen van Assyrien, ende die iongelingen die van schoonen maecsel zijn, die leytsmannen ende die edelingen vanden meesterscap, alle die princen der princen, ende die vermaerde ridders op paerden,

24

Ende si sullen op v comen geoordineert met wagenen, ende met raderen, ende een menichte van volcke, Si sullen van allesins tegen v ghewapent worden met pantsieren ende schilden, ende helmen, Ende ic sal voor hen, dat oordeel gheuen, ende si sullen v Ga naar margenoot* oordeelen) met haeren oordeelen,

25

Ende ic sal minen toorn in v setten, die si met v hanteren sullen in gramscappen Si sullen uwen nuese ende v ooren afsniden, ende dat daer ouerblijuen sal, dat sullen si metten swaerde in twee houwen, Si sullen v sonen ende v dochteren vangen, Ende v ouerblijfsel sal metten viere verbrant worden,

26

Ende si sullen v ontcleeden van uwen cleederen, ende si sullen die vaten uwer heerlicheyt wech nemen,

27

Ende ic sal doen rusten v misdaet van v, Ende uwe oncuysheyt vanden lande van Egypten. Noch ghi en sult v oogen tot hen niet opheffen, ende ghi en sult niet meer Egypten ghedencken,

28

Want dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE God) Ga naar margenoot+ Siet, ic sal v leueren inder genen handen die ghi haet, ende inder ghenen handen vanden welcken uwe ziele verzaet is,

29

ende si sullen met v doen in hate, Ende si sullen wechnemen allen uwen arbeyt, ende si sullen v naect maken, ende vol bescaemtheden, ende de scamelheyt van uwen oncuysheden, sal openbaer worden, V misdat ende uwe oncuysheden hebben v dese dingen gedaen,

30

want ghi hebt oncuysheyt gedaen na die heydenen, onder dewelcke ghi besmet zijt aen haeren afgoden,

31

Ghi hebt in uwer suster wech ghewandelt, ende ick sal haeren croes in v hant geuen.

32

Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE Godt.)

[pagina R3r]
[p. R3r]

Ghi sult drincken ws susters croes Ga naar margenoot* diep ende breet) Ghi sult zijn tot spot, ende in ghelache Ga naar margenoot* die alte beuanckelijck zijt,

33

van dronckenscap ende met droefheden sult ghi veruult worden, vanden croes des truerens ende droefheyt, vanden croes ws susters Samarien)

34

Ende ghi sult dien drincken, ende wt drincken totten droesem toe, ende zijn sceruer suldi Ga naar margenoot* verslinden) ende ghi sult uwe borst scoeren, Want ick hebt gesproken seyt die Ga naar margenoot* HERE God).

35

Hier om seyt dit die Ga naar margenoot* HERE God). Om dat ghi mijns vergeten hebt, ende ghi mi wech gheworpen hebt achter uwen Ga naar margenoot* lichaem) so draecht ghi oock uwe boosheyt, ende uwe oncuyscheden.

36

Ende die HERE sprack tot mi segghende, Des menschen sone, en oordeeldy niet Oollam ende Oolibam, ende en bootscapt ghi haer niet haere boosheden,

37

want si hebben gedaen ouerspel, ende dat bloet is in haeren handen, Ga naar margenoot+ ende si hebben onsuyuerheyt ghedaen met haeren afgoden. Hier en bouen, ende haer kinderen die si mi wonnen offerden si hen Ga naar margenoot* om te verslinden).

38

Maer daer en bouen ende dit hebben si mi ooc gedaen, Si besmetten mijn heylighe plaetse in dien dach, ende si ontheylichden mijn sabbaten.

39

Ende als si haer kinderen offerden haeren afgoden, so quamen si in mijn heylige plaetse in dien dach, om dien te ontheylighen, Dit deden si oock int midden mijns huys.

40

Si sonden totten mannen die van verre quamen, daer si boden toe ghesonden hadden, So siet, aldus zijn si gecomen, daer ghi v mede wiescht, ende besalfdet uwe ooghen met oogensalue, ende ghi waert vercyert met vrouwelijcker vercyeringe.

41

Ghi saedt in een zeer schoone bedde, ende een tafel was voor v vercyert, Ghi settet daer op mine Ga naar margenoot* thimiama) ende mijn salue,

42

Ende aen dier tafelen was een stemme der menichten die verblijde, ende in die mannen die toegebracht werden vander menichte der menschen, ende die vander wildernissen quamen, die leyden ringhen aen haeren handen, Ga naar margenoot+ ende setteden costelijke croonen op haer hoofden.

43

Ga naar margenoot* Ende ick seyde haer die ghebroken was, in ouerspelen Nv sal dese oock oncuysheyt doen in haer oncuysheden.

44

Ende si ghinghen) tot haer in, als tot een ghemeyn wijf, also ginghen si tot Oollam, ende tot Oolibam den verloopen vrouwen.

45

Hierom zijn dese mannen rechtuaerdich, Dese sullense metten oordeele vander ouerspeelsters, ende metten oordeele der genen die bloet wtstorten, oordeelen, want tzijn ouerspeelsters, ende dat bloet is in haeren handen, Ende si hebben oncuyscheyt ghedaen met hae-[kolom]ren afgoden.

46

Want dit seyt Ga naar margenoot* die HERE God) Brengt tot hen een menichte, ende leuertse in Ga naar margenoot* tgeruchte) ende in rooue,

47

ende men laetse steenen metten steenen des volcs, ende laetse doorsteken, met haeren swaerden. Si sullen haer sonen ende haer dochteren dootslaen, Ende sullen haer huysen verbranden metten vyere.

48

Ende ick sal afdoen haer misdaet vanden lande, ende alle vrouwen sullen leeren, dat si niet doen en sullen, naer haer misdaet.

49

Ende si sullen v misdaet op v Ga naar margenoot* geuen) Ende ghi sult draghen die sonden van uwen afgoden, Ende ghi sult weten, dat ick die HEERE God ben.

§ Door den ghesmolten pot, wort beteekent, dat Ierusalem aenghesteken sal worden, Ende hi voorseyt oock dat tvolck ghedoot sal worden. Ende dat Nabuchodonosor sal gheuanghen worden.

margenoot+
A

margenoot*
the. haers maechdoms

margenoot*
th. die wile dat si bi mi was

margenoot+
B
margenoot*
the. haers maechdoms

margenoot*
theb. Dese vrouwen cregen eenen alsulcken roep, dat die eene vanden Assyrien ghestraft wert

margenoot+
C

margenoot*
the. bi haer te slapen

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot+
D

margenoot*
th. van Pekod Schoa ende Koa.

margenoot*
th. straffen

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot+
E

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot*
th. so diep ende wijt als hi is.
margenoot*
h. dattet v onlijdelijk sal zijn ghi sult v vol iammers drincken, want die croes ws susters samarien, is een croes der verwoistinge, ende droefheits

margenoot*
h. instucken kuerssen.
margenoot*
h. heerscapende here

margenoot*
h. heerscappende here
margenoot*
th. rugghe

margenoot+
F
margenoot*
h. spijsoffr

margenoot*
h. ruecwrc

margenoot+
G

margenoot*
th. Ende ick seyde, tsal misscien in douderdom vergaen, laetse nv te samen der hoerenwerc doen Maer siet, twas huyden, gelijc namals want men ghinck

margenoot*
the. de heerscappende HEERE
margenoot*
h. verstroiynghe,

margenoot*
th. betalen

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken