Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DEs HEEREN woort gesciede tot mi seggende,

2

Des menschen sone, sedt v aensicht teghens Amons kinderen waert, ende ghi sult van hen propheteren,

3

ende sult Amons kinderen seggen, Hoort des HEEREN woort, Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE God) Om dat ghi gheseyt hebt, op mijn heylige plaetse, Hey verblijt, Hey verblijt, Het is ontheylicht, Ende van dat lant van Israel, Het is verwoest, Ende van dat lant van Iuda, Si zijn in gheuangenisse gheleyt,

4

Hierom siet, so sal ick v leueren den kinderen vant Oosten in een erflicheyt, ende si sullen haer Ga naar margenoot* schaepsstallen) in v setten, ende si sullen v setten haer tenten. Ga naar margenoot+ Si sullen uwe vruchten eten, ende si sullen v melc drincken.

5

Ende ick sal Rabbath gheuen tot eenen stal der kemels ende Amons kinderen in die slaepcameren des vees, ende ghi sult weten, dat ick die HERE ben,

6

Want dit seyt de Ga naar margenoot* HEERE God,) Om dat ghi metter handt te samen gheslagen hebt, ende metten voeten gestampt, ende verblijt zijt met alder herten, op dat lant van Israel,

7

Hierom siet, so sal ick mijn hant op v wtsteken, ende ick sal v leueren tot rooue, den heydenen, ende ick sal v dootslaen vanden volcke, ende ick sal v verderuen vanden lande, ende instucken wriuen, ende ghi sult weten, dat ic die HEERE ben.

8

Dit seyt de Ga naar margenoot* HEERE God) Om dat Moab ende Seir geseyt hebben, Siet also als zijn alle heydens, so is dat huys van Iuda?

9

Hierom siet, so sal ick opdoen Moabs Ga naar margenoot* schouderen vanden steden (te weten) van zijn steden) ende van sinen palen, die heerlijtke vanden lande, Bethiesi, Onoth, ende Beelmeon, ende Cariathaim,

10

die kinderen vanden oosten met Amons kinderen, Ende ic Ga naar margenoot* salse in vergetentheyt geuen) so dat voortmeer gheen ghedencken en sal zijn onder den heydens van Amons kinderen.

11

Ende in Moab sal ic oordeel doen, ende si sullen weten, dat ic die HERE ben

12

Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE God,) Om dat Idumeen wrake dede, om dat si haer souden wreken vanden kinderen van Iuda, ende sondichden

[pagina R4r]
[p. R4r]

misdoende, ende heeft wrake aen hen ghedaen

13

Hierom seyt die Ga naar margenoot* HERE God) Ick sal mijn hant wtsteken op Idumeen, ende ick salder af wech halen den mensche ende die beesten, ende ic salse vant Ga naar margenoot* zuyden woest maken, Ende die in Dedan zijn, sullen metten swaerde vallen)

14

Ende ic sal mijn wrake geuen op Idumeen door mijs volcs van Israels hant. Ende si sullen in Edom doen na mijn gramscap, ende toorn, ende si sullen mijn wrake weten, seyt die Ga naar margenoot* HERE God).

15

Ga naar margenoot+Dit seyt die Ga naar margenoot* HERE God) Om dat die Palestinen wrake deden, Ende si hen seluen ghewroken hebben met alder herten dootslaende ende voldoende die oude viantscappen,

16

hierom seyt dit die Ga naar margenoot* HEERE God). Siet ic sal mijn hant wtsteken op die Palestinen, ende ic sal die dootslaenders dootslaen, Ende ick sal verdriuen die dat ouerblijfsel aen die zee gelegen zijn,

17

ende ic sal aen hen groote wrake doen, straffende in minen toorn, ende si sullen weten dat ic die HEERE ben, als ic mijn wrake op hen ghegeuen sal hebben.

§ Hoe die stadt Tyrus om dat si verhuecht hadde, om dat Hierusalem verdoruen wert, oock selue verdoruen soude worden.

margenoot+
A

margenoot*
h. heerscapende here

margenoot*
the. sloten
margenoot+
B

margenoot*
h. heerscapende here

margenoot*
h. heerscapende here

margenoot*
the. zyden oock van allen haeren steden,

margenoot*
h. sal doen datmense sal vergeten

margenoot*
h. heerscapende here

margenoot*
h. heerscappende here
margenoot*
th. Teman aen tot Dedan toe verwoesten ende door dat swaert vellen

margenoot*
th. heerscapende here

margenoot+
D
margenoot*
th. heerscapende here

margenoot*
th. heerscapende here


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken