Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xlvi. Capit.

1

Ga naar margenoot+DIt seyt die Ga naar margenoot* HERE God) Die poorte vander binnenster zalen, die ten oostenwaert siet, sal die ses dagen besloten zijn, inden welcken datmen wercken doet, Maer inden Sabboth, so sal si open gedaen worden, ende oock inden dach der nieuwer maenden sal si open gedaen worden,

2

Ende die prince sal dan daer incomen, door den wech vanden portael der poorten, van buyten sal hi opten dorpel vander poorten staen. Ende die priesters sullen doen sinen brantoffer, ende vreedsame offer, Ende hi sal opten dorpel vander poorten aenbidden, ende hi sal wtgaen, maer die poorte en sal niet ghesloten worden voor den auont.

3

Ende dat volck vanden lande sal aenbidden ter dueren van dier poorten inden Sabboth, ende nieu maenden voor den HEERE.

4

Ga naar margenoot+Maer die prince sal dit brantoffer offeren, den HEERE, inden dach des Sabboths, ses onbesmette lammeren, ende eenen ram onbesmet,

5

ende tot elcken ramme een Ephi Ga naar margenoot* offerhanden). Ende vanden lammeren die Ga naar margenoot* offerhande) die zijn hant vinden sal, Ende tot elcken Ephi een Hin olyen.

6

Maer inden dage der nieuwer maenden sal hi offeren een onbesmet calf, vander coe, ende die ses lammeren, ende die rammen sullen ombesmet zijn,

7

ende hi sal Ga naar margenoot* offerhande) doen tot elcken calue een Ephi, ende tot elcken ramme een Ephi.

Ende totten lammeren sal hi doen, Ga naar margenoot+ alsoo zijn handt vinden sal, op elcken Ephi, een Hin olyen.

8

Ende als die prince incomen sal, so sal hi in-

[pagina S6v]
[p. S6v]

comen door den wech vander poorten voorhuyse, ende door die selue poorte sal hi wtgaen.

9

Ga naar margenoot+Ende als dat volc vanden lande incomen sal in des HEREN aenschouwen inden hoogen feesten, dwelcke incoemt door die poorte van noorden, om dat aenbeden soude, dat sal wtgaen door den wech der poorten vant zuyden Maer die incoemt door den wech vander zuyt poorten, die sal wtgaen door den wech totter poorten vant noorden, Hi en sal niet wederkeeren door den wech vander poorten daer hi door in quam, maer hi sal recht tegen die poorte wtgaen,

10

Maer die prince sal int midden van hen luyden zijn, Metten ghenen die in comen, sal hi comen, ende met den ghenen die wtgaen sal hi wtgaen.

11

Ende Ga naar margenoot* inden iaermercten) ende inden hoogen feesten sal die Ga naar margenoot* offerhande) zijn een Ephi tot elcken calue, ende een Ephi tot elcken ramme, Ende vanden lammeren sal die offerhande zijn, alsoot zijn hand vinden sal, ende tot elcken Ephi salmen doen een Hin olyen.

12

Ende als die prince doen sal eenen vrijwillighen brantoffer, of vrijwillige vreedsame offerande den HERE, so salmen hem die poorte opdoen, die ten oosten waert siet, ende hi sal zijn brantoffer doen, ende zijn vreedsame offerhande alsomen pleech te doen inden Sabboth, Ende hi sal wtgaen, ende men sal die poorte sluyten na dat hi wtgegaen is.

13

Ga naar margenoot+Ende hi sal alle daghe doen een lam ombesmet van dien seluen iare, tot brantoffer den HERE, Altoos sal hi des morgens dat doen,

14

Ende hi sal daer Ga naar margenoot* offerande) op doen alle morgen dat sestendeel van Ephi ende van olyen dat derdendeel van Hin, dat mense menge metten bloemen Ga naar margenoot* Die offerhande sal den HERE wettelijck, altoos, ende eewelijc zijn)

15

Hi sal een lam doen tot Ga naar margenoot* offerhanden) ende olye alle morgen tot een eewige brantoffer.

16

Dit seyt die Ga naar margenoot* HERE v God). Ist dat die prince geeft een Ga naar margenoot* huys) eenigen van sinen sonen, So sal dat sinen sonen tot eenen erfdeel bliuen, ende si sullent erflick besitten.

17

Ende geeft hi yet van zijnder erflicheyt eenen van sinen knapen,, so sal dat sinen zijn, totten iare van verlatenisse, ende het sal wederkeeren totten prince, Maer zijn erflicheyt sal zijnder sonen zijn.

18

Ende die prince en sal niet met ghewelt nemen van des volcs erflicheyt, ende van haer besittinghe, Maer hi sal sinen kinderen geuen erflicheyt van zijnder besittinghe, op dat mijn volc niet verstroeyt en worde, elc van zijnder besitinge.

19

Ga naar margenoot+Ende hi leyde mi in, doorden inganc die was vander poorten ziden in die gheltcameren van die heylige plaetse, totten priesteren, die ten noorden waert sagen, ende daer [kolom] was een plaetse die ten westen waert ginc

20

ende hi seide tot mi, Dit is die plaetse daer die priesters coken sullen voor die misdaet, ende voor die sonde, daer si de Ga naar margenoot* offerhande) coken sullen, op dat zijt niet wt en doruen dragen in die buytenste zale, ende dat volc te heyligen.

21

Ende hi leyde mi wt in die buytenste zale, ende hi leyde mi om totten vier hoecken vander zale, Ende inden hoecke vander zale was een cleyn zale,

22

in die vier hoecken vander zalen waren cleyn zalen ghemaect .xl. cubitus waren si lanck, ende .xxx. cubitus breet. Die vier waren van eender maten.

23

Ende eenen wandt was rontsom, die die vier cleyne zalen om ginck, ende onder die poortaelkens waren cokenen gemaect rontsom,

24

Ende hi seyde tot mi Dit is dat huys vanden cokenen, daer in dat die dienaers van des HEEREN huys sullen coken des volcs offerhande.

§ Van die menichte der wateren die vanden tempel quamen, Ende van dat leuende woort gods. Ende van die deylinge des erfdeels dwelck Isarel ontfinck. Ende van die stat poorte, die thuys van Iuda heet.

margenoot+
A
margenoot*
th. heerscapende here

margenoot+
B

margenoot*
h spijsoffer
margenoot*
h spijsoffer

margenoot*
h spijsoffer
margenoot+
C

margenoot+
C

margenoot*
the. alsmen viert.
margenoot*
h spijsoffer

margenoot+
D

margenoot*
h spijsoffer
margenoot*
th. Dat sal den here een daghelijcs spijsoffer zijn, naer eewich ghebruyck.

margenoot*
h spijsoffer

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot*
the. ghifte

margenoot+
E

margenoot*
h spijsoffer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken