Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xlvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde hi keerde mi om ter poorten waert vanden huyse, ende siet, daer quamen wateren wt onder den dorpel vanden huyse ten oosten waert. (Want dat aensichte vanden huyse sach oostwaert) Ende die wateren liepen nederwaert in die rechte zyde vanden tempel, totter zuytziden waert vanden outare

2

Ende hi leyde mi wt door den wech der noortpoorten, ende hi keerde mi om ten wege buytten der buytenster poorten, ende ten wege die ten oosten waert sach, Ende siet, die wateren liepen daer weder ouer vander rechter ziden,

3

Ga naar margenoot+Doen die man wt quam ten oosten, die een coorde in zijn hant hadde, ende hi mat duysent cubitus, ende hi leyde mi door die wateren totten enckelen toe,

4

Ende hi mat weder duysent cubitus, ende hi leyde mi door dat water totten knyen.

5

Ende hi mat weder duysent cubitus, ende hi leyde mi door dat water totten lendenen, Ende hi mat noch duysent cubitus, ende ick en mochte ouer die riuiere niet gaen, want die wateren vander dieper riuieren waren ghewassen datmen daer niet doorgaen en mochte.

6

Ende hi seyde tot mi, Sekerlijck hebdi dit ghesien, des menschen sone? Ga naar margenoot+ Ende hi leyde mi wt, ende hi keerde mi totten oeuer vander ryuieren.

7

Ende als ick mi omgekeert hadde, siet, so stonden opten oeuer der ryuieren zeer veel boomen van beyden zyden.

8

Ende hi seyde tot mi. Dese wateren die wtcomen totten grauen vanden oosten zauele, ende nederloopen ten slechten lande vander wildernisse, sullen in

[pagina S7r]
[p. S7r]

dese zee gaen, ende sullen wtgaen, ende die wateren sullen ghesont worden.

9

Ende alle leuende ziele die kruypt, alomme daer dese riuiere comen sal, sal leuen, Ende daer sullen vele visschen zijn, waer dat dese wateren comen sullen, ende si sullen genesen worden, ende leuen, alle dingen daer dese riuiere toecomen sal.

10

Ende op die sullen staen visschers, van Engaddi tot Enoglaim toe, sal zijn een plaetse die netten te droogen wt te spannen, Ga naar margenoot+ Want alderley visschen sullen daer zijn gelijc die visschen vander grooter zee ende van zeer grooter menichten,

11

Maer in de hauen vanden riuieren, ende in weecken landen, en sullen si niet gesont worden, want si sullen zijn gegeuen tot soutputten,

12

Ende op de riuiere sal wtwassen op haer hauen aen beyde siden, menigerhande Ga naar margenoot* hout dat vrucht draget) Ende geen blat en sal van dien boomen vallen, ende haer vruchte en sal niet Ga naar margenoot* ghebreken), Tot elcker maent sal dat hout brengen Ga naar margenoot* zijn eerste) vruchte, Want zijn wateren sullen comen wt die heylige plaetse, Ende des houts vruchten sullen zijn tot spise, ende zijn bladeren tot medicinen.

13

Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE God Dit is die pale, daer ghi in besitten sult dat lant inden twaelue geslachten van Israel, want Ioseph heeft twee snoeren,

14

Ende ghi sullet besitten, yegelijc gelijc als zijn broeder, daer ic mijn hant heb op geheuen, dat ict uwen vaders geuen soude Ende dit lant sal v geuallen tot Ga naar margenoot* besittinge.)

15

Ga naar margenoot+☞ Ende dits die pale vanden lande ten noortsidewaert, vander grooter zee die wech na Ethalon den genen die comen tot Sedada,

16

Hemath, Berotha, Sabaraim, die is int midden van Damasco, ende dat lant neuen Hemath, Ga naar margenoot* Dat huys) Tichon, datwelcke is neuen den pae Auran.

17

Ende die pale sal zijn vander zee, tot Ga naar margenoot* den zale Enon) die pale van Damasco, ende vanden noorden totten noorden, Die pale van Emath, Dit is die noortpale.

18

Voort die pale vant oosten vant midden van Auran, ende van die middewaert van Damasco, ende vander middewaert van Ga naar margenoot* Galaad) ende van de middewaert des lants van Israel, sal die Iordane scheyden, ter oostzeewaert, meet ooc die oostside.

19

Ende die zuytside Ga naar margenoot* ten zuydenwaert) Van Thamar totten wateren der wedersegginge tot Cades, ende die riuier totter grooter zee, ende dits de zuytside Ga naar margenoot* ten zuyden,

20

Ende die zeeside) is die groote zee van dien eynde terstont tot dat ghi comet tot Hemath, dits de Ga naar margenoot* side vander zee)

21

Ende ghi sult v dit lant Ga naar margenoot* deylen) door die gheslachten van Israel,

22

ende ghi sult v luyden dat leggen tot erflicheyt, ende den toecomelingen die tot v comen sullen, die kinderen voortgebracht sullen hebben int midden van v luyden [kolom] ende si sullen v zijn als ingheboren onder die kinderen van Israel, ende si sullen met v deylen die besittighe int midden vanden gheslachten van Israel,

23

Ende in wat gheslachte, een toecomelinc is, daer suldy hen besittinghe gheuen, seyt die Ga naar margenoot* HEERE God.)

§ Hier wort dat lant beschreuen aengaende den inwoonders des selfs lants, Ende van die stadt Gods.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
C

margenoot*
h. ooftboom
margenoot*
h. verderuen
margenoot*
the. tijdige

margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot*
th. erflicheyt

margenoot+
D

margenoot*
h. Chazar

margenoot*
h. Chazar Enon

margenoot*
th. Gilead

margenoot*
th. Theman § die groote vloet, is Nilus in Egiptenlant
margenoot*
th. tot Theman toe so is die westside

margenoot*
h. westside

margenoot*
th. metten lote wtdeylen

margenoot*
h. heerscappende heere

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken