Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina V8v]
[p. V8v]

[kolom]

§ Hier beghint die propheet Abdias

§ Hoe Edom Israel na den vleesche, die werelt, tvleesch selue, om der houaerdien wille, van sinen vianden vernielt sal worden, om den haet tegen zijn broeders, ende die saken, Ende van die verlossinge der Ioden, Ende van die menichfuldicheit der prekingen.

§ Dat .i. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAt ghesichte Abdie. Ga naar margenoot+ Dit seit de Ga naar margenoot* HERE God) tot Edom. Wi hebben een gheruchte ghehoort vanden HERE, ende hi heeft ghesonden eenen bode totten heidenen. Staet op, ende laet ons te samen opstaen tegen hem te striden.

2

Siet, ic heb v cleyn gegeuen onder die heydenen, Ghi zijt seer veracht,

3

Die houaerdie ws herten heuet v verheuen, ghi die in de spleten der steenroetsen woont, ende verheft uwen stoel. Die segt in uwer herten, Wie sal mi aftrecken in der aerden?

4

Al waert sake dat ghi verheuen waert als een arent, ende settet uwen nest onder de sterren, so sal ic v daer af trecken, seyt die HERE,

5

Waert dat die dieuen waren ingheghaen tot v, oft die moordenaers waren ingegaen tot v inder nacht, hoe soudi hebben Ga naar margenoot* geswegen)? Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+ En souden si niet gestolen hebben, dat hen ghenoech geweest hadde? Waert dat die wijnsniders waren ingegaen tot v, en souden si v niet een druyue ghelaten hebben?

6

Hoe hebben si Esau doorsocht? Si hebben ondersocht zijn verholen dingen,

7

totten eynde hebben si v wtghesonden, alle die mannen ws verbonts hebben v bespot. Die mannen ws vreden hebben te

[pagina X1r]
[p. X1r]

Ga naar margenoot* bouen gegaen tegen v, Die met v eten, sullen lagen leggen onder v) Geen verstant en is in hen

8

Die HERE seyt, Ga naar margenoot+ en sal ic niet in dien dage verderuen die wisen van Idumeen, ende die wijsheyt vanden berch Esau?

9

Ende v starcken van Ga naar margenoot* zuyden) sullen verscricken, dat vergaen sal die man vanden berch Esau,

10

om den dootslach, Ende om de boosheyt aen uwen broeder Iacob, sal v de beschaemtheit bedecken, Ende ghi sult verghaen inder eewicheyt.

11

Inden daghe doen ghi stont tegen hem, doen die vremde zijn heyr vingen ende die van buyten gingen in zijn poorten ende op Ierusalem, loten wierpen, ende ghi waert ooc als een van hen

12

Ende ghi en Ga naar margenoot* sult niet versmaden inden dage ws broeders, inden dach zijnre pelgrimagie Ende ghi en sult niet verbliden op die sonen van Iuda inden dage haerder verderffenisse, ende ghi en sult niet groot maken uwen mont inden dach der benautheyt,

13

Noch ghi en sult niet ingaen in die poorte mijns volcs inden dach haers vallens noch ghi en sult ooc hen niet versmaden in sinen quaden, inden dach zijnre verwoestenisse. Ende ghi en sult niet worden wtgezonden tegen zijn heyr inden dage zijnre verderffenisse,

14

noch ghi en sult ooc niet staen inden wtgangen, om doot te slaen die daer vlieden.

Ende ghi en sult niet besluyten die ouerbliuen van hen, inden dach zijnre bedructheyt)

15

want des HEEREN dach is nakende op alle volcken. Also als ghi gedaen hebt, sal v gescieden Ic sal keeren v wedergeuen op v hooft

16

Want so ghi gedroncken hebt op minen heyligen berch, so sullen drincken alle volcken eewelijc Ende sullen drincken, ende op zuypen Ga naar margenoot* ende si sullen zijn, oft si niet en waren.

17

Ende opten berch Sion sal zijn gesontmakinge, ende hi sal) heilich zijn Ende Iacobs huys sal besitten Ga naar margenoot* die gene die hem beseten hadden,)

18

Ende Iacobs huys sal een vier zijn, ende Ioseph huys een vlamme, ende Esaus huys een stoppel Ga naar margenoot* Ende sullen ontsteken worden in hen, ende sullense verslinden) ende geen ouerbliuingen en sullen zijn des huys Esau, want die HERE heuet gesproken.

19

Ende die zijn vant zuyden, sullen tot erue ontfangen den berch Esau Ende die inden velden zijn, die Philistinen, Ende sullen besitten tlantscap van Ephrai, ende tlant van Samarien, Ende BenIamin sal besitten Galaad

20

Ende die Ga naar margenoot* oueruoeringe dees heyrs der sonen van Israel, sal besitten al de steden der Cananeen tot Sareptam toe, ende die oueruoeringe van Ierusalem, dien in Bosphoro is, sal) besitten die steden des zuydens.

21

Ende die salichmakers sullen opclimmen opten berch Sion, om te oordeelen den berch Esau, ende dat coninckrijcke sal des HEEREN zijn.

§ Hier eyndt die Propheet Abdias.

margenoot+
A
margenoot+
§ Abdias, dat is, een knecht gods
margenoot*
th. heerscappende Here

margenoot*
th. te niet geweest.
margenoot+
Iere. xlix.d
margenoot+
B

margenoot*
th. gheweldich gheweest, Sy sullen v uwe eyghen spijse ongesont maken

margenoot+
Esa. xxix. .i.Cor. i.c.

margenoot*
th. Theman

margenoot*
th. soudt in ws broeds dach, inden dach zijns allendicheyts nyet toeghesien noch ouer die kinderen van Iuda inden dach haers verderuens verblijdt noch also met uwen mont inden dach des anxts groot ghemaect hebben, Noch en soudt niet door mijns volcs port ingetrocken zijn inden dage haers ongheuals haer ongeluc te besien noch yemant inden dage zijns ongeuals teghen zijn heyr wtgesonden noch opten scheywech ghestelt hebben zijn ontloopinge te keren, oft zijn ouerbleuene inden daghe des anxts geuangen te nemen

margenoot*
thebr. al en waert te voren daer niet gheweest, Ende die op den berch van Sion, sullen ontloopen ende

margenoot*
th. wederom zijn eyghendom

margenoot*
dwelcke si sullen ontsteken, en de verslinden

margenoot*
the. verdreuene dees heyrs, der kinderen van Israel, die van Canaan tot zarphat toegecomen zijn ende die verdreuene van Ierusalem die in Sepharad comen zijn sullen. § zarphat vanden Ioden ist voor vrankerijc gehouden ende Sepharad voor Hispanien


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken