Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .x. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IC wil dat ghi weten sult broeders, dat onse vaders alle onder wolcke hebben [kolom] geweest, ende hebben alle door die zee gegaen

2

ende si zijn al in Moyses gedoopt geweest, Ga naar margenoot+ in wolcke ende in dye zee,

3

ende si aten al tsamen eenderley gheestelike spijse,

4

ende droncken al eenreley gheesteliken dranck, want si droncken vanden gheesteliken steen die haer na volchde, ende Christus was die steen.

5

Mer in veel van haer en heeft god niet behaecht, want si zijn verslegen in de woestine.

6

+ Dese zijn ons tot een figuer geweest, op dat wi niet begheerlic en souden zijn, na quade dingen, als si ooc begeert hebben.

7

Ende en wilt nyet worden dienaers der afgoden, Ga naar margenoot+ gelijc sommige van haer, alser ghescreuen is. Ga naar margenoot+ Dat volck is geseten eten ende drincken, ende zijn op gestaen te spelen.

8

Ende en laet ons niet metter oncuysheyt besmet worden, gelijc somige van haer met oncuysheyt besmet zijn geweest Ende daer isser geuallen op eenen dach xxiij. duysent.

9

Ende en laet ons Christum niet tempteren, als ooc somige van haer getempteert hebben, ende zijn vanden serpenten gedoot.

10

Ende en murmureert niet, Ga naar margenoot+ als ooc sommige van haer gemurmureert hebben, ende zijn gedoot vanden dootslager.

11

Ga naar margenoot+Alle dese dinghen zijn haer in een figuer gheschiet, maer si zijn ghescreuen tot onser vermaninge, inden welcken die eynden der tijden gecomen zijn.

12

Daer omme, die hem laet duncken dat hi staet, die sie dat hi niet en valle.

13

En laet v gheen becoringhe beuangen, dan menschelike. God die is ghetrou, die v niet en sal laten becoren, bouen dat ghi muecht maer hi sal maken met die becoringhe een ouereencomen: op dat ghijt verdragen moecht *

14

Daer om mijn liefste: vliet vanden dienst der afgoden.

15

Ga naar margenoot+Ick spreke als totten wijsen. Ordeelt ghi dat ic segghe.

16

Die dranck des gebenedidinghe, die wij ghebenedien, is die niet een gemeenscap des bloets Christi? Dat broodt dat wi breken, is dat niet een ghemeenscap des lichaems des heeren?

17

Want veel zijn wij een broot, ende een lichaem, alle die ghene dye van eenen broode, ende van eenen kelck deylen.

18

Siet aen Israel nae den vleesch. Dye den offerhande eeten, zijn si nyet des outaers deelachtich?

19

Wat dan? Seg ic datten afgoden is gheoffert, wat is? of dat den afgod wat is?

20

Mer dat gheen dat die Heydens offeren, offeren si die duyuelen ende niet God. Ende ic en wil niet, dat ghy der duyuelen ghemeenschap zijt. Ghi en moecht niet den kelck des Heeren drincken, ende den kelck der duuelen.

21

Ghi en

[pagina K2r]
[p. K2r]

moghet niet der tafelen des heeren deelathtich wesen, ende der tafel der duuelen.

22

Oft willen wi den heer terghen? zijn wi stercker dan hi? Alle dinck is mi gheorlooft, mer alle dinghen en zijn niet orbaerlic.

23

Alle dinck is mi toe gelaten, mer alle dingen en stichten niet.

24

Nyemant en soecke dat zijn is, mer elck dat eens anders is.

25

Ga naar margenoot+Alle wat op dat vleeschuys vercocht wort dat eet, Ga naar margenoot+ niet vragende om der conscientien.

26

Want de aerde is des heren, ende haer volheyt.

27

Mer ist dat v yemant vanden onghelouigen noodt ende ghi daer ghaen wilt, eedt al, datter v voor wort ghesedt, niet vraghende, om der conscientien.

28

Maer ist dat v yemandt seyt, dat is den afgoden gheoffert, en etet niet, om hem, diet te kennen heeft ghegeuen, ende om der conscientien.

29

Die conscientie segghe ic, niet die uwe, maer des anders. Want waer om wert mijn vrijheyt geordeelt van eens anders conscientie?

30

Ist dat ic met dancbaerheit ontfange, waer om worde ic geblameert van tgheen daer ic danc voor spreke?

31

Ga naar margenoot+Daer om eedt ghi, drinct ghi, oft wat ghi doet, Ga naar margenoot+ doetet al totter glorien Gods.

32

Sijt alsodanich, dat ghi gheen arghernisse en geeft noch den Ioden noch den Heydenen, noch den kercken Gods,

33

ghelijc ic door allen dinghen alle behage, niet soeckende mijns selfs profijt, maer van velen, op dat si behouden mogen worden.

margenoot+
A

margenoot+
Num. ix.b Exo. xiij d xiiij ende xvi

margenoot+
B
margenoot+
Nu. xvi.b.

margenoot+
Nu. xiiij.f. Iudi. 8.c

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
F
margenoot+
Eccle. 37 d Psal. xxiij.

margenoot+
G
margenoot+
Collo. 3.c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken