Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 13 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 13
Afbeelding van Yang. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 13

(1977)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

Acht Yang-Dichters

[pagina 110]
[p. 110]

In het ritselen heeft oktober zijn gelijke niet

 
huiverend,
 
een wereldvreemde zwerfkat
 
onder een huiselijk stortbad.
 
 
 
in het mobiele voortuintje van de poreianarchie
 
ligt een dode mus grijs te zijn.
 
ik was mijn fluwelen handschoenen
 
in het kielzog van mijn rechtlijnige onschuld.
 
 
 
een tsjilpende herinnering
 
fluit zich onder mijn bereisde schedel te pletter,
 
de zon kabbelt omf loerst,
 
deint uiterst weemoedig mijn gezichtsveld uit.
 
 
 
ruisend is mijn zomerhuid van mij afgegleden.
 
in de kapmantel van de tijd
 
hul ik mijn kouwelijkheid:
 
 
 
aan de droefenis kent men de dichter.
 
 
 
aan zijn woordgeduide droefenis
 
herkent men de dienstdoende dichter.
 
 
 
ook tikt er een teken aan de wand,
 
een lijnrechte droefenis,
 
pendelend tussen wikken & beschikken,
 
 
 
buiten de regelmaat van de dichterlijke wisselval.
 
 
 
maar
 
peilend naar verten en velden van mijn uiterste polen
 
zit er een praatgrage prediker in mijn oor verscholen.
 
met krasse stem waar rusteloze kraaien in ronddolen
 
weegt hij woorden af: mijn geloof in hem is onverholen
[pagina 111]
[p. 111]

Handgestopt gedicht

(mijn uiterste onevenredigheid, alle taalkongruentie ten spijt)
 
Er hapert niets aan de wis en waarachtigheden
 
van mijn waarheid. Mijn woorden dreunen niet,
 
noch drummen voor een kaartje eerste rang. Ik
 
hoef mijn versvoeten niet te stampen, want in
 
elke regel zit een koppige specht verscholen.
 
Mijn poëzie ontmantelt zich gewillig, deint als
 
vanouds en herkenbaar in uw spreekklare monden.
 
 
 
Er is een woordenwikker in mijn huid gegleden.
 
Een bevende alchemist, een ziener die niet ziet
 
wat u denkt te weten. Zijn verlengde hand wikt
 
en beschikt. elk woord de nerf van een zin,
 
elke zin naar zijn betekenis aan het dolen.
 
Mijn poëzie is onrust barend oud, en rijmt als
 
de dagelijkse wisselval van uw berekenbare zonden.
[pagina 112]
[p. 112]

Driestuiversopera tussen vier koorden

 
de vingerdikke show van een catcher, het zweet
 
als evenveel betekenissen van zijn voorhoofd stromend.
 
zijn vroegoude handen bouwen zijn ernstig lichaam om;
 
in de eenvoud van goedaardig eelt gebakken.
 
 
 
in het huis van de glimmende worstelaar zult gij
 
de klapperende lach van de draak niet opsteken:
 
ernst is zijn metgezel. op het schavot van velerlei spot
 
is zijn woede ingetoomd. (aan de muur een glanzende
 
benzineengel, tenger kreukend in vertederende verpakking).
 
 
 
een ver anker op zijn voorarm gesmeed,
 
en
 
uit de trage bathyscaaf van zijn gedachten
 
ontsnapt
 
een moeizame zucht als een zeepbel.
 
 
 
Joris Denoo
[pagina 113]
[p. 113]

Afscheid

 
Hélène
 
ligt klein
 
in 't grote bed,
 
 
 
Het hoofd
 
grijs haar
 
dicht bij de rand,
 
 
 
De ogen
 
toe,
 
vredig gezicht;
 
 
 
Een roerloos
 
pak
 
onder het dek.
 
 
 
Het licht
 
sijpt koud
 
door't blauw gordijn.
 
 
 
Hélène
 
slaapt niet,
 
mijn zus is dood.
[pagina 114]
[p. 114]

Ernstige en minder ernstige kwatrijnen

 
Met de verheven woorden
 
ik doe alleen mijn plicht
 
zijn er al heel wat moorden
 
uit rechtsgevoel verricht.
 
 
 
*
 
 
 
Nerveus en angstig ziet de zakenman
 
de grondstofprijzen stijgen op de markt.
 
Hij jaagt zich steeds meer op, maakt plan op plan
 
doch vindt geen baat en krijgt een hartinfarkt.
 
 
 
*
 
 
 
Er is helaas op heel de wereldkloot
 
geen staatsman met genoeg charisma
 
om kracht te geven tot een degenstoot
 
voor opheffing van het moreel miasma.
 
 
 
*
 
 
 
De overijv'rige zeloot
 
kan tot zijn knarsetandespijt
 
niet meer beletten dat het bloot
 
de voorgrond haalt in onze tijd.
 
 
 
*
 
 
 
De meest geciteerde partikels
 
van het mannelijk lichaamsintiem
 
zijn zeker de tere testikels
 
maar dan onder volks synoniem.
 
 
 
Carlos De Vriese
[pagina 115]
[p. 115]

Rerum novarum

voor Daniël Van Ryssel
 
Als god horens draagt bijna
 
van al zijn lieve bruiden,
 
is hij een stekelig probleem.
 
Maar hier richt de kerk-
 
fabriek de nieuwste woning op,
 
waar hij voortaan zal huizen:
 
in staal en glas, konkreet beton.
 
Jozef deelt er bij de ingang
 
blijde folders uit.
 
Binnen jammen de apostelen
 
jazz en pop,
 
met Judas aan de kontrabas,
 
Petrus swingend op de kiarinet.
 
En als Magdalena buikdanst,
 
knipogend met de navel,
 
zingt Maria soms een slepend lied.
 
Alleen de ongelovige Thomas
 
zond zijn kat en schreef
 
mokkend uit zijn hoek:
 
aanvaardt, geachte heren,
 
dit onnodig en naief bericht.
[pagina 116]
[p. 116]

Tarsius

Devotio Modema
 
Spookdiertje kleumt
 
met bange vingernappen zuigend
 
aan de smalle halmen
 
waar houtbijen bouwen aan
 
een nieuwe eigenwaan.
 
Grote cirkels spiegelen ogen
 
vrees voor dit wrede leven
 
en meer nog het doen
 
maar vooral het laten
 
van mensen zijns gelijken.
 
De kruiden van zijn leven smeulen
 
en hun rook blijft bij de grond
 
zo laag.
 
O god, kon hij u wedervinden
 
of minstens noemen met een naam,
 
wellicht dat hij cicadenzang zou zingen
 
en rustig doven in die waan.
[pagina 117]
[p. 117]

Apipocire

een raad van de konsumentenbond
 
Als je al je kruit
 
verschoten hebt,
 
en in je darm
 
de worm gaat knagen,
 
kun je altijd nog
 
een kelder laten graven
 
en er wijn opsparen,
 
bolknakken dampen,
 
elke dag lekker
 
a la carte gaan vreten,
 
en knorrend rond je middel
 
jaar na jaar
 
je nieuwe jaarring aaien.
 
Als je later dan toch
 
kokhalsend door de knieën gaat,
 
bewaar je meestal beter,
 
want je geregeld spek
 
wordt zonder twijfel:
 
adipocire of
 
lijkenwas.
[pagina 118]
[p. 118]

De aap in me

voor Desmond Morris, nade YANG-dag 1976
 
De aap in me wil anderen
 
naar zijn pijpen laten dansen,
 
de hoogste tak bezitten,
 
anderen de strot afbijten,
 
jongeren de boom uitstompen
 
aan alle wijfjes ruiken
 
en soms ermee gaan neuken.
 
Zoals hij kan ik géén
 
smoelen trekken
 
en in de spiegel duikt hij
 
weg,
 
altijd voor ik hem zie.
 
Maar ik ken zijn fratsen wel,
 
doordat ik heel de tijd
 
naar de aap in jou
 
mag kijken.
 
 
 
Achilles Gautier
[pagina 119]
[p. 119]

Complainte

 
soms leg ik eigen zoenen neer
 
op vreemde lippen her en der,
 
vergeet-mij-nietjes op een zerk,
 
maar iemand zoenen doe ik niet.
 
 
 
ik praat als was ik opgetogen
 
over alles wat zeer zeldzaam is
 
en hoe ik soms wel wil vergeten
 
waaraan ik zelfs niet denken kan,
 
maar iets vergeten kan ik niet.
 
 
 
ik kweek in eigen oog alleen
 
de bleke weeklacht van een traan,
 
zorgvuldig als een kamerplant,
 
maar wenen doe ik bijna niet.
 
 
 
en drinken doe ik en ik drink zeer lang
 
in veel vergeeld gezelschap van mezelf,
 
maar dronken word ik lange niet.
 
 
 
zie hoe ik lusteloos in eigen lijf
 
te rusten lig, en rusteloos
 
in eigen lijk ontslapen zal.
 
 
 
verveling.
[pagina 120]
[p. 120]

Voorlaatste gedicht voor M.

 
er zijn ochtenden geweest
 
dat ik niet ontwaken kon
 
uit de droom dat wij nog samen waren,
 
en avonden die zwaar gehavend waren
 
van verlangen naar de nacht.
 
 
 
ik hoef de ogen slechts te sluiten
 
een herinnering onurtwisbaar als mist
 
blijft hangen halverwege de slaap.
 
zelfs wat nooit een keer neemt,
 
keert dan telkens weer.
 
 
 
want sluwer dan de slaap die ons omarmen kwam
 
was hoe je mist in regen leerde te verkeren
 
met de duurzaamheid van elke oogopslag.
 
 
 
zo zijn er ochtenden geweest
 
dat ik niet ontwaken kon dan wakend
 
bij wat nauwelijks te verwachten was.
 
 
 
dan werd uit duisternis
 
nog enkel duisternis gewekt
 
en de wijze weelde
 
van wel nooit vol leerde verveling.
 
 
 
Luuk Gruwez
[pagina 121]
[p. 121]


illustratie
Joris Denoo




illustratie
Carlos De Vriese


[pagina 122]
[p. 122]


illustratie
Achilles Gauter




illustratie
Luuk Gruwez


[pagina 123]
[p. 123]


illustratie
Roland Jooris




illustratie
Julien Vangansbeke


[pagina 124]
[p. 124]


illustratie
Daniël Van Ryssel




illustratie
Jules Welling


[pagina 125]
[p. 125]

Schrijven

1
 
Wegnemen,
 
 
 
schrijven
 
is wegnemen,
 
 
 
zodat
 
ik enkel nog
 
een baksteenrode
 
bloempot
 
op het raamkozijn
 
laat staan
 
en schemer
 
als met potlood
 
een hoek
 
van de kamer
 
zie vullen.
[pagina 126]
[p. 126]
2
 
Daar waar de weg
 
naar rechts
 
achter een huis
 
verdwijnt
 
verlaat een fietser
 
de avond.
 
 
 
Langs het uitgewaaide
 
koren
 
sta ik als voorbijganger
 
plots in mijn tekst,
 
 
 
voor het raam
 
van de lezer
 
ageschreven.
 
 
 
Roland Jooris
[pagina 127]
[p. 127]

Schrappen wat overbleef

1
 
De schaduw van je stoel
 
ligt verlaten op de koele tegels in het achterhuis.
 
 
 
Ik zwelg en smeek mijn speekselklieren
 
om een woord tegen de keelpijn van het zwijgen.
 
 
 
Achter het matglas van mijn tranen
 
die niet meer komen,
 
maak je een handgebaar om op te staan.
 
 
 
Ik stap de boomgaard in.
 
Roomkleurige klanken waaien plompverloren
 
uit de wereld aan.
 
Lachend adem ik de okselgeur der kerselaren in en uit, in en uit.
 
 
 
In het gras rept een appel
 
in alle talen over de dood.
 
Ik raap hem op en bijt erin.
[pagina 128]
[p. 128]
2
 
Met een potlood achter het oor
 
slenter ik reeds uren monddood in het rond.
 
 
 
Elke voetstap spartelen mijn tenen hevig tegen.
 
 
 
Ik sla een zijpad in, ontmoet een paard
 
dat mij de kortste weg wijst naar het dorp.
 
 
 
Een tuinman wenst mij
 
uit volle borst een goedemorgen,
 
zonnebloemen schudden mij
 
wakker uit een bodemloze slaap.
 
 
 
Langsheen de vergulde gevels van de huizen
 
ontvlamt de ontgrenzende warmte in mijn bloed.
 
 
 
Ik kom de kamer binnen
 
waar je mij opwacht aan de wand,
 
neem een blad papier
 
en schrap noodgedrongen wat van je beeltenis overbleef.
 
 
 
Julien Vangansbeke
[pagina 129]
[p. 129]

Drie gedichten uit Samuels geboorteboek

1
 
in de witte kamer vol bloemen en zon
 
zit zij die vrouw en tevens moeder is
 
in de zetel dichtbij het raam
 
het kind haar zoontje op de schoot
 
 
 
snelle teugjes zuigt hij Samuël
 
van de spannend geaderde borst
 
rust even kijkt beweegt zijn beentjes
 
en zijn handjes maar lost de tepel niet
 
 
 
naast moeder en kind zit de vader
 
hij ziet zijn zoon de volle borst
 
en de zilveren M om de hals van zij
 
die van de man de vrouw de zoon de moeder is
 
 
 
drie-mensen-eenheid
 
verwonderd door het levenslicht
[pagina 130]
[p. 130]
2
 
ik heb in mijn leven al meer gekregen
 
dan gegeven
 
ik heb kinderen vrouw en vele vrienden
 
lief
 
en rondom mij de hemel en de hel gezien
 
en weer vergeten
 
 
 
maar de vervulling van mijn hoogste wens
 
een zoon
 
aan de borst van zijn tedere moeder
 
licht en liefde
 
is aan het gezegende leven van Job gelijk
 
geluk tot mijn laatste levensdag
[pagina 131]
[p. 131]
3
 
wat betekent geluk
 
voor een kind
 
van veertien dagen oud
 
 
 
droomt het dat een engel
 
een pluim
 
over zijn mondje strijkt
 
 
 
dat het de ganse dag
 
gewiegd wordt
 
en mag spelen met de tepel
 
of is het al blij en fier
 
een mens
 
van de 20ste eeuw te zijn
 
 
 
de gouden eeuw van unicef
 
en mensenrechten
 
van oorlog angst en dood vooral
 
 
 
wat hij volwassen ons wellicht
 
zal verwijten
 
ik heb om dit leven niet gevraagd
 
 
 
wij evenmin mijn zoon
 
maar we zijn er
 
hebzuchtig zwak en ijdel
 
 
 
trachten we onvolmaakt onszelf
 
te zijn
 
en slaan de anderen om de oren
 
 
 
met godsdienst wetten en moraal
 
vermomde woorden
 
voor eigen twijfels en onwetendheid
 
 
 
en geluk... ik weet het niet
 
pluimpje wieg en tepel misschien
 
en later op de onvergetelijke dagen
 
 
 
een bloem de zon een glimlach
 
en wat tederheid
 
je zou het liefde kunnen noemen
 
 
 
Daniël Van Ryssel
[pagina 132]
[p. 132]

Embargo

 
Toen wij aan tafel zaten,
 
dacht ik: zo moest het altijd zijn,
 
een lieve vrouw om mee te praten,
 
te eten en te slapen.
 
Zo moesten we het maar laten:
 
onze code, ons geheim.
 
 
 
Wat ik erover schrijf, ooit schreef
 
en nog hoop te schrijven
 
zou eigenlijk zo lang als ik leef
 
onder een strikt embargo moeten blijven.
[pagina 133]
[p. 133]

Hotelblues

 
Ik heb in veel hotelkamers
 
mijn nachten doorgebracht.
 
Ik ken het moeizame zoeken
 
naar een leger voor de nacht.
 
Eerst het lamme dolen
 
door de vreemde straten.
 
Dan het zelfbedrog van luxe:
 
bed en vrouw betalen.
 
 
 
Het is het zwaktebod
 
van wie op reis is,
 
het verbergen van intens gem is.
 
 
 
Laat niemand naar mij wijzen:
 
Ik heb de liefde niet uitgevonden.
 
Maar god, ik houd van reizen.
[pagina 134]
[p. 134]

Afbraakwijk

 
De wijk gaat plat.
 
 
 
Dicht getimmerde kozijnen
 
vertellen dat afbraak
 
de oude huizen met
 
de grond gelijk maakt.
 
Flarden van gordijnen
 
als natte vlaggen
 
tussen puin en slijk.
 
Een verfloze deur kraakt
 
in zijn scharnieren
 
een krachteloze klacht.
 
 
 
De mensen hebben
 
de wijk genomen.
 
 
 
Jules Welling

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joris Denoo

  • Carlos de Vriese

  • Achilles Gautier

  • Luuk Gruwez

  • Roland Jooris

  • Julien Vangansbeke

  • Daniël van Ryssel

  • Jules Welling

  • beeld van Joris Denoo

  • beeld van Carlos de Vriese

  • beeld van Achilles Gautier

  • beeld van Luuk Gruwez

  • beeld van Roland Jooris

  • beeld van Julien Vangansbeke

  • beeld van Daniël van Ryssel

  • beeld van Jules Welling